Merkwaardige Pinkstergebruiken Katjesdragende boomen Het Pinksterbruidje en Dauwtrappen Pmkster-bliedschop ..Eendracht maakt macht" de natuur. m POLLETIEK WEERBERICHT DE NOORD-OOSTER VAN ZATERDAG 15 MEI 1937 Het echte „Pinkster houden" heeft naar oud gebruik plaats op Pinkster drie of Pinkster Maandag. De stadsbewoners trekken in drom- men naar buiten, om te genieten van het jonge groen, de dorpelingen trekken naar de naaste stad, om zich daar naar .hartelust te vermaken, wat meestal bestaat uit cafébezoek. Een oude en vroeger de liefelijkste verschij- ning op de Pinksterfeesten was de Pinkster- blomme of Pinksterbruid, een herinnering aan de Oud-Heidensche feesten ter eere van Flora, de godin der bloemen, waarop ook in het wit gekleede meisjes met bloemen getooid werden rondgedragen, onder het zingen van plechtige en opgewekte liederen. Het Katholicisme ver- anderde het Heidensche Flora-feest in n soort van Christelijk Pinksterleest. In Noord-Holland bijvoorbeeld, te Schermer- horn, was in de 16de en 17de eeuw de Pinkster- blomme een mooi meisje, dat staande op een berrie, door vier andere jonge meisjes gedragen werd. Het meisje was getooid met twintig zil- vëren tuigen, tien zilveren bellen, drie beugel- tasschen en vijf-en-twintig kettingen van barn- steen en van bloedkoraal in de rechterhand hield zij een zilveren kommetje, waarin zij gif- ten ontving in de linker een zilveren bel, waarmee zij geluid maakte. In den Haag gingen vier met kransen opge- smukte meisjes rond. Twee droegen samen een duif op een schaal de derde ging met giften rond, de vierde droeg aan een lint een penning op de borst en in de hand een degen met een oranje-appel op den spits zij scheen den om- gang te beschermen. De duif was waarschijnljjk een herinnering aan het Bijbelverhaal, waarin de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Jezus neerdaalt. Op het eind van de 17de eeuw was dit feest reeds tôt een kinderspel geworden. De Pinkster- >lom zakte meer en meer af tôt een bedelares Van een groot aantal boomen nemen we in Ik heb er al even op gewezen, dat de mees- een bepaalden tijd van het jaar soms plotse- ten al uitgebloeid zijn, want nu denk ik aan ling waar, dat ze vruchten dragen en tochwas de boomen die heel in het begin van het jaar het ons nooit opgevallen, dat ze met bloemen bloeien, zooals de hazelaar en iets later de els. getooid stonden. Toeh moeten ze gebloeid Hun meeldraadkatjes zijn zeer algemeen be- I hebben, want het is onmogelijk dat er vruch- ten, of beter gezegd zaden, ontstaan aan een plant die geen bloemen gedragen heeft. Vele dezer planten hebben hun bloeiperiode al ach- ter den rug, doch enkelen bloeien nog zoo fraai, dat ik niet kan nalaten u er iets van te vertellen. Het eerst moet ik beginnen een uitleg te geven van het opschrift van dit artikel. Daar staat, dat ik iets wil mededeelen over „kat- jesdragende" boomen. U hebt natuurlijk al- lang begrepen, dat er geen poesen in dien boom huizen, maar dat deze naam iets te ma- ken heeft met de eigenaardige manier waar op die boomen bloeien. Hun bloemen zijn n.i. uiterst eenvoudig: ze bestaan meestal alleen ôf uit meeldraden, 6f uit een stamper. Soms kend het zijn die lange, gemakkelijk te be- wegen, gele staafjes. Wie kan de verleiding weerstaan er enkele takken af te plukken en thuis op een vaas te zetten? Door de kamer- warmte zullen de styvë rolronde cylindertjes zich gaan rekken, hun eentonig-bruine kleur breekt vaneen en de zwavelgele meeldraden banen zich er een weg door naar buiten. Prach- tig! Maar tegelijk met de enthousiaste bewon- dering komt by enkelen misschien een heel klein beetje wrevel opzetten; want het stuif- meel dat zoo gemakkelijk door de bungelende katjes losgelaten wordt, valt neer op de tafel en bedekt die met een goudgeel poeder. Helaas worden de takken nu maar al te snel uit de kamer verbannen. En dan de stamperkatjes! Zijn u die ook op- ôf uit meeldraaen, 01 un eeu ammpci. nui u<m uc On een nrachtie versierde draagstoel werd de Pinksterbloem rondgedragen. I er nQ een honigkUertje te vinden, maar dat gevallen? De hazelaar heeft tusschen de meei- I v v.-jonHor \7or*crrr^nt"P"1rs ^«nnAlraf-iao IrlAin#» PTOPTie knODlGS, Q16 6GH 3J-" De Pinksterbloem op de berrie, met de zilveren bel in de linker hand. en tôt diep in de 19de eeuw bleef deze bedel partij, dikwijls door verre van mooie meisjes, bestaan. De politie maakte er tenslotte een eind aan. Het is overigens merkwaardig, dat her- haalde malen de zoogenaamde Luilak en de Pinksterblom als het ware in elkaar overgaan, In sommige streken worden ze zelfs verwis- seld. Dikwijls zijn ze identiek. Dit merkt men bijvoorbeeld uit het versje Pinksterbloem, slechte roem, G\j hebt zoolang geslapen Waart gij vroeger opgestaan Dan waart gij mijn kameraadje. fpg cuyk in Noord-Brabant zingt men Vierge, vierge Pinksterbloem, Daar komt zij aangegangen Met een krans al om het hoofd, En twee gebloemde wangen. Vrouwtje, als gij niet deugen wilt, Dan zullen wij u gaan verkoopen, Dan gaan wij naar het groene woud Daar zingen de vogeltjes, jong en oud. Keert u eens om Draait u eens om Vierge, vierge Pinksterblom. Een ander, oud en veel verbreid gebruik op Pinksteren is het „dauwtrappen", dat samen- hangt met de plaats, die de dauw in het volks- geloof innam. De „dauw" vervangt in den hee- ten zomertijd den regen, waar htj weide en planten bevochtigt. Inzonderheid in het Oosten was de dauw dan ook van groote beteekems. Men denke slechts aan het manna verhaal, toen de Israëlieten gedurende hun omzwervingen door de Arabische woestijn, de manna nuttig- den. Waar die dauw voor hen, die lang voor ons leefden, een onverklaarbaar verschijnsel was, daar kon niet uitblijven, dat het volksgeloof er iets geheimzinmgs in legde en hy in het bijge- loof een roi ging spelen. Nu eens ziet men in den dauw de tranen door Aurora geschreid, dan weer laat men hem neerdruppelen van de manen der paarden, waar op Walkuren rijden. Den dauw werd ook ge- nezende kracht toegeschreven men achtte het dauwwater goed voor de oogen en ving t daar- om in doeken op en bewaarde het uitgewrongen water in flesschen. Ook tegen allerlei huidzeer achtte men het een uitstekend middel. Onder Engelsche landvolk bestaat het geloof, dat de dauw van den eersten Meimor- gen gezondheid niet slechts, maar ook onver- gankelijke schoonheid geeft. Inzonderheid de dauwdroppels, die op de twijgen van den Mei- doorn liggen, zijn een kostbaar tooverwater. dat meer nog dan de andere dauwparels ver- jongende kracht bezit. Een oud rijmpje zegt dan ook Met dauw die op den Meidoorn ligt, Mooi meisje wascht uw aangezicht Wie het doet, en weer doet elken keer Verliest haar schoonheid nimmer meer. De Meidoorntakken zelf zouden een heilzaam middel zijn, waar het betreft een jongeman, die zijn meisje verlaten heeft, tôt haar terug te brengen, welk doel zeker bereikt werd, wan- neer de verlatene een door haar zelf geplukten meidoorntak in zijn kamer wist te brengen. Wil de zij temeer kans hebben, dat haar toeleg ge- lukte, dan mocht zij het „dauwwasschen" niet verzuimen. Voorts beschermde het dauwwater ook tegen hekserij. In verband met het voorgaande laat zich be- grijpen, hoe het oude gebruik ontstond, op de zomerfeestdagen, met Pinksteren, te gaan dauwtrappen of dauwslaan, hier en daar ook wel ,,hemelvaren" genoemd. Zooals eenmaal onze Heidensche voorouders in den vroegen morgenstond uitgingen naar de heilige wouden of bronnen, zoo trok men in lateren tijd en in verschillende streken nog voor dag en dauw uit naar buiten in het bedauwde gras, om een ,,dauwbad" te nemen, waarbij, vroeger althans, de drankflesch niet ontbrak. Op de Pinkster, of, zooals men in de Middel eeuwen schreef „in Sinxendagen" waren de vor- sten gewoon, hofdag te houden aile oude ro mans getuigden hier nog van. In het bekende dierenepos ,,Van den Vos Reinaerde lezen wij Het was in ene Sinxendage Dat beide, bosch ende hage Met groene loveren waren bevaen. Nobel, die Coninc, hadde gedaen Syn hof craieren overal. Ook landdagen en volksverzamelingen werden en worden veelal op Pinkster gehouden. Ook schuttersfeesten, onze tegenwoordige sportfees- ten, hadden op Pinkster plaats. Om de Pinkster- vreugde nog te verhoogen, gaven ook de Rede- rijkers op de markten voorstellingen. Zooals bij de meeste volksfeesten, wij herinne- ren aan het Paaschvuur, werd en wordt op sommige plaatsen een Pinkstervuur gebrand, waaromheen wordt gedanst en gesprongen. Zoo als we echter zien, is het meerendeel der oude Pinkstergebruiken verdrongen door het moder ne leven. IK. Vi O - 13 dan zoo klein, dat het zonder vergrootglas nauwelijks waar te nemen is. Stelt u zich eens één enkel bloempje voor! I Er zjjn geen kelkbladeren, geen kroonblade- ren, doch alleen meeldraden of een stamper. Zoo'n bloempje is te klein om met onze grove draadkatjes kleine groene knopjes, die een al- leraardigst purperen kroontje dragen; bij de els zijn het kleine ovale roode cylindertjes, die op een steeltje staan. De wilg is ook reeds zoo goed als uitgebloeid. De fluweelige, grijze poesjes zijn in het begin Zoon bloempje is te kkiu um uick imwcen^c, -j- - - vingers beetgepakt te kunnen worden; we kun- van April veranderd ôf tôt gele rechtopstaande, nen het immers maar nauwelijks zien. En ieta kleverige meeldraadkatjes, ôf tôt groene „Wat zôl dat mien wichtje wat bis toe ja mooi En kiks ja zoo bliede as wat". Nou 't is ook toch Pinkster en opoe, ik goa Mit Haarmke en mit Jaantje noa stad. Doar's Willm ja hai het mie schreevm of 'k kwam, Hai wôl geem, dat 'k feest mit 'om huil Dou 'k dat leeSde in zien braif, dou kreeg ik toch wel Zoo'n aibels gelukkig gevuil Hai schreef ook ik mos nait allain goan op fiets Want din har 'e zôrg over mie En Haarmke en Jaantje, dei wôlln wel mit Dou 'k zee „koomm sags 'n poar bie". Dag opoe vemuvert joe moar wat vandoag, Vanmiddag komt moeke nog 'eur"? En lachnd en wuivnd ridt 't wèg op de fiets, Wat zôrgliek stait opoe in deur. En kikt tôt 't bont klaidje as 'n vlinder ver- dwient, Din dinkt ze „Genait moar mien wicht, Doe bis nou nog jong noar de jonkhaid keert ja Het leevm zien mooiste gezicht". As opoe allèn weer in 't koamertje zit Dut ze blisdouk al gauw veur 't gezicht. Dou was 't ook ja Pinkster, dou hai vruig veur 't eerst „Wil toe mit mie feesthôlln wicht" T. H. aan de overweldigend groote boom is dit oloempje zoo buitengewoon nietig; daar is het zeker met te zien, al waren er ook millioenen over den heelen boom verspreid. Een boom met zuike kleine bioempjes is door de naïuur dus schijnbaar wel erg misdeeid als we hem gaan vergenjken met andere boomen me auiueiyK zichtoaie bloemen hebben. Daar- oy demi ik aan wat de kranten tegenwooidig verienen over de kreniebosscnen in uwmgelo of over ue oioeieime ooomgaarden van de Eetuwe, Ziuiu-Eimouig, Ziuiu-Eeveiand en van Noord- noiiand! oui t nardst worden die boomen ge- ^ceu en ue roep over den een is nog grooter oan me over oen ander. Doon Moeder ivatuur steit naar Kinueren met zoo ver by elkaar ten acnter aïs net soms scnynt, want de planten met ue neel Kieine Bioempjes geeft ze evengoed jeiegenneid ai nun fraaos ten toou te stenen. om te beginnen laat ze ze meestal bloeien, nog vooroat de biaderen geiegenheid gehad neooen zien uit nun knopscnuoben los te wrin- gen. net is dan veelal nog vroeg in het voor- jaar en wanneer er ergens een Dioem te zien is, dan moeten we tue naast wel opmerken. maar veroer staan er honderden bioempjes viax by elxaar, eue ane, zonder sieeltjes, inge- piant zijn op een centrale as. En zoo'n heele groep tezamen, die we „een katje" noemen, vait natuunyk heel gauw op. (Eigenlijk was ue iiaam ,,Katjesstaart" beter Deze list wordt niet alleen by de katjesdra gende planten toegepast, maar eigeniyk by een heel groot aantal bloemen. Denken we maar eens aan een zonnebloem, aster of dahlia Wat wij hier één bloem noemen, is eigenlijk weer een verzameling van honderden andere. Elk voor zich is te klein om zich te laten gelden, doch het „Eendracht maakt Macht" vinden we ook hier aanwezig. Welke boomen dragen nu eigeniyk katjes? stamperkatjes die op dezelfde manier aan de tak ken te vinden zijn. Deze plant is echter zoo al gemeen bekend, dat het overbodig is, er nog langer de aaadacht op te vestigen. En dan de berk, de meest schilderachtiga boom onzer zandgronden! Overal waar hy aan- getroffen wordt, moeten we vol bewondering zyn buitengewoon mooie witte, hier en daar in ringen afgebladerde, stam beschouwen. De harde grauwe meeldraadkatjes konden we er reeds gedurende de heele winter aan vinden, schjjnbaar waren ze dood Er wou maar geen verandering in komen, doch dat gebeurde pas, toen de biaderen te voorschyn kwamen. En toen kwamen ook, als met een tooverslag, de stam perkatjes te zien. We kunnen ze vinden ala sierlyke, dunne, groene, rechtopstaande staaf jes. Zoodra echter de bevruchting tôt stand ge- komen is, buigen ze naar beneden om en nog tôt aan het volgende voorjaar zien we ze han- gen. Zelfs op het oogenblik hangen de vrucht- katjes die verleden jaar gevormd zijn, nog tus schen het nieuwe jonge groen aan de boomen (evenals de „elzeproppen"). De eikels en beukenootjes kunnen evenmin ontstaan, zonder dat er een bloem was. Ik heb reeds verscheidene eiken in bloei zien staan. Het jonge eikenloof durft het reeds aan, om te voorschijn te komen. Het is te hopen, dat er in dit stadium geen nachtvorsten komen, want die doen het jonge groen onverbiddelijk ver- schrompelen en zwart worden. Op iets oudere biaderen heeft de kou geen vat meer. Aan een- zelfde boom treffen we zoowel meeldraadkatjes als stamperkatjes aan. En het zijn weer de meeldraadkatjes die het meest opvallen. Ze ontspringen tusschen een groepje knoppen, dat aan 't eind zit van het takje, dat verleden jaar gevormd is, en doen denken aan een draadje met een aantal dikke knoopen. Die knoopen zijn echter de meeldraadbloempjes, die vrjj ver van Ukaar af zitten en bestaan uit een groen bloem- dek met meeldraden. De stamperbloemen moe ten we zoeken tusschen de pas gevormde bia deren, dus aan de top van een twijgje van dit jaar. Het zijn hoogstens 7 bioempjes bij elkaar. Elk bloempje bestaat uit 'n stamper, welke om- geven is door een krans van schutbladeren die ln de loop van de zomer vergroeien en later het welbekende napje zullen vormen. De beuken beginnen reeds hun biaderen uit de bruine, uitermate spitse knoppen los te wer- ken, doch bloemen heb ik er nog niet aan ge- zien. Ze zullen echter dra verschijnen. En dan zien we de meeldraadkatjes als langgesteelde bolletjes hangen aan de voet van een pas ge vormd takje. En aan de top van datzelfde takje moeten we de stamperbloemen zoeken. Ze staan daar soms alleen, soms 2 bij elkaar, en zijn on- geven door 'n omwindsel, dat gedurende de zomer uitgroeit tôt het stekelige harde omhulsel dat om de vruchtjes zit. Daar binnenin worden de lekkere beukenootjes gevormd. Dr. A. C. A. KOK. Stôrmwist de barometer Onder nulde thermometer Staait op springenmaonometer Het gaait vlaigens... chronometer... en dat leste is beste, ducht mie Hou meerder vaortsie Hou eer verbie! Geert Tels Pzn. EEN IDYLLISCH PLEKJE NATUUR- SCHOON. Vooral de teere pracht van de bottende boomen komt op de foto duide- Ljjk tôt Uiting.

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


Nieuws- en Advertentieblad, De Noord-Ooster nl | 1937 | | pagina 5