HAAR TWEESTRIJD De EChtTôENOTE 9AN DE MINISTER ^Thuîsvaart1" door Diet Kramer Tweede Blad van „Hel Nleuwsblad" Zaterdag 16 April 1949 No. 30 PAASVERHAAL WAT GEEFT DE RADIO? VAN DE BOEKENPLANK - - - 11 binnengedrongen onder aanvoering Uïl „Zeg, Nel, er is de eerste Paasdag een fuifje bij de Molema's, want Wim is net op die dag jarig; leuk taiet, mieters!" Miep duwde de deur van Nel's schamel gemeubileerde ka- mer achter zich dicht, en ging op de leuning van een fauteuiltje zitten. dat betere dagen had gekend. „lk ben gisterenmiddag de stad in ge- weest, en ik heb een nieuwe jurk gekocht, een snoes van een jurk, zeg. zacht blauw met goudband afge- werkt. Jii komt toch ook op die fuif?" Nel bleef even peinzend zitten- Toen schudde ze haar hoofd. „Ik neD beloofd met de Pasen thuis te zyn, ze rekenen er op. „Pff," deed Miep, „als altijd is Nel weer het toonbeeld van de deugd. Weinig uitgaan, altijd maar op d r kamer hokken, altijd maar met haar neus in de studieboeken. Bah wat een leven. Moet je geen leerboeken mee naar huis nemen, dan kun je je Paasvacantie nuttig besteden. A Miep was al lang weer weg toen Nel haar boeken terzijde legde. Het leren was niet meer zo vlot gegaan na het bezoek van haar vriendin. Zou Miep toch gelijk hebben, zou ze zichzelf te weinig ontspannmg per- mitteren. Zou ze te hard blokken. Och met Miep was het eigenhjk heel anders als met haar. Miep had rijke ouders. Ze kon zich kopen wat haar hartje begeerde, ze kon uitgaan zoveel ze wilde, en als ze een jaar bleef zitten, och dan kwam het er ook zo erg niet op aan, dan stond ze een jaar later voor de klas- Miep was enig kind, was verwend, en kon van haar ouders het mogelijke en het onmogelijke gedaan krijgen. Nel zelf leefde in geheel andere omstandigheden. Haar ouders waren helemaal niet welgesteld. Ze hadden steeds zuinig geleefd, en hadden daardoor een bedrag bijeen gespaard om hun Nel wat te kunnen laten le ren. Zelf had ze gekozen onderwij- zeres te willen worden. Goed dat kon, maar als ze een klasse moest overdoen, dan was het afgelopen, dan zou ze een baantje moeten zoe- ken op een of ander kantoor. Uitgaan? O, Nel verlangde wel eens naar een goede film of een mooi concert. Maar ailes was zo duur, dat ze nauwelijks van haar weekgeld kon rondkomen. Van uit- gaan kon slechts bij hoge uitzonde- ring sprake zijn. Bovendien: voor uitgaan had je mooie kleren nodig, een luxe, die Nel zich niet kon per- mitteren. Miep had onwillekeurig een tere snaar bij Nel aangeroerd. Nel mocht Wim Molema graag. Het was een ernstige, hulpvaardige jongen, met wie ze veel samen had gewerkt bij het huiswerk. Gek eigenlijk, nu zou- den er andere komen en zij niet. Ze nam haar tasje en telde het geld, dat ze in haar portemonnaie had. Ruim f 30. Ze had wekenlang gespaard om dat bedrag bij elkaar te krijgen. De reis xiaar huis vvo. iiimi-rs nuur, en dan moest ze ook nog een paar aar- digheidjes meenemen. Ze zou er ook een jurk voor kunnen kopen en Zon- dag naar de Molema's gaan. Zou dat eigenlijk geen verraad zijn tegen- over haar ouders, die zichzelf zoveel ontzegd hadden om haar behoorlijk te kunnen opvoeden? De gehele nacht lag zij er over te piekeren. Was Miep maar niet komen aanlo- pen, dan had ze die tweestrijd niet gehad. A „Is er post, Jan?" „Ja, een brief van Nel." „Lees hem voor, dan kan ik door- gàan de aardappels te schillen?" FF.UnJ.ETON De man scheurde de enveloppe open en vouwde het velletje papier open. Toen las hij hardop: „Lieve Allemaal, Ik moet jullie heel erg teleurstel- len. Ik heb hier zoveel werk om door het examen te komen, dat ik het niet aandurf een paar dagen er uit te trekken. Daarom heb ik beslo- ten om de Paasdagen maar hier te bljjven, en te blijven werken. Ik weet wel, dat jullie het heel erg vervelend zullen vinden, maar ik hoop met Pinksteren te kunnen overkomen. Als ik over een dikke anderhalf jaar het onderwijzers- diploma in mijn zak heb, dan zullen we het met ons allen er fijn van ne men. Vieren jullie maar een prettige Pasen, en denk er niet aan, dat jul lie dochter zit te blokken. Deze^naal schrijf ik maar een kort briefje om- dat ik morgen repetitie Engels heb, maar over een paar dagen komt er een lange brief. Met een hartelijke omhelzing, jullie Nel. Een poosje was het stil in de ka mer. Toen zei de vrouw: „Jammer, het hadden zulke gezellige dagen kunnen worden, nu Ger komt, en Willy en Johan. Het stel is niet com- pleet als Nel ontbreekt." „Er is niets aan te doen. Als ze werken moetHier komt niets van studeren als ze allemaal hier zijn." „We kunnen haar toch niet de Paasdagen daar op de kamer in de stad laten zitten, net alsof we d'r vergeten hebben. We zullen haar een groot pak sturen." Het was Woensdagmiddag. De Paasvacantie voor de Kweekschool was al ingegaan. Nel drentelde door de stad; bekeek de étalagés van de modemagazijnen. Tussen f 20 en f 30 waren wel aardige jurken te krij gen. Maar als ze dat bedrag besteed- de zou ze maandenlang moeten spa- ren om weer eens naar huis te kun nen. Ze had wel geschreven dat ze misschien met Pinksteren zou ko men, maar ze wist vooruit, dat dit niet mogelyk zou zijn. Ze ging weer aan het piekeren. Opnieuw laaide de tweestrijd in haar op. Eerst zat ze een poosje in een tearoom, daarna ging ze naar huis, zonder nieuwe jurk. Een dag later reisde een pakje van een plaats aan de Oostgrens van ons Iand naar de stad, maar tegelij- kertijd reisde van de stad naar dat- zelfde plaats je in het Oosten eén leerlinge van de kweekschool. PAASMORGEN Breng, blijde lentemorgen, Ook ons uw vredegroet, Versterk weer ons vertrouwen Dat waarheid winnen moet. Nog is het niet gekomen Het rijk van liefde en licht, Nog staat er voor de waarheid Een kruishout opgericht. Voor wie daar moede strijden De handen in de schoot, Spreekt Pasen van nieuw leven Van leven uit de dood. Het spreekt van stil vertrouwen, Van zegen na de strijd, Paasmorgen brengt zijn vrede Voor wie om liefde lijdt. JOH. KLASENS PROGRAMMA R.O.N. Zaterdag 16 April: 18.4519.00 Groeten uit Indonesië en Noordelijk NiwinnieUws; 19.15—19.30 Drs. Fop. I. Brouwer bespreekt nieuwe boeken op biologisch gebied; 19-3019.45 Noordelijk weekoverzicht. Zondag 17 April: 18.30—18.45 Het Rhetorica-koor „Collegium Musicum" te Groningen o.l.v. G. J. ten Hoor: Liederen voor Pasen- Koorwerken van Palestrina en Lotti; 18.4519.00 Peaskemeditaesje fan ds. D. van Dyk Maandag 18 April: 18.4519.00 Sport van Vandaag (Uitslagen en commentaar); 19.3020.00 Arjen Zondervan, bariton, Henk Broekstra, piano en Piet Everaarts hobo; o.a. Aria uit cantate 56 van Bach: „Ich will den Kreuzstab gerne tragen" met hobo-obligaat en de Negro Spi rituals: Oh, holy Lord, Fightin' oît, Halleluiah. Dinsdag 19 April: 18-3019.00 Fries programma (le deel). a. Earn- stich wurd fan Pater Halvard Hette- ms, O.F.M.; b. Stimmen ût it Heite- lân; 19.1519.45 Fries programma (2e deel). Harmen Sytstra, dichter en strider, in libbensbyld fan S. J. v. d. Molen. Diet Kramer is een productleve schrijfster; er zijn reeds vele door haar geschreven boeken verschenen Gedurende de oorlogsjaren heeft zij gezwegen, maar direct daarna heeft zij haar werk hervat, en heeft een roman geschreven over hen, die de Japanse bezetting in Indonesië heb ben meegemaakt, een werk, dat zij Thuisvaart" heeft genoemd. Dat hiervan reeds de tweede druk. ver schenen is, bewijst dat het graag gelezen wordt. „Thuisvaart" is een zeer goed boek, vlot geschreven met een uitstekende karakteruitbeelding. De schrijfster begint met te vertel- len van het leven in een Japans kamp voor vrouwen en kinderen er- gens op Java, nabij Ambarawa, met al zijn verschrikkingen en ellende. Dan komt de bevrijding, die geen bevrijding betekent voor de kamp- bewoners. Want na het Japanse ge- vaar komt het gevaar van de Indo- nesische extremisten. Er komt een handjevol Britse troepen om de kampen te beschermen; het zijn Ghurka's, troepen die hun sporen in de oorlog hebben verdiend, maar zou dat handjevol soldaten weer- stand kunnen bieden aan de grote benden extremisten? Vertwijfeling çn angst vervult de kampbewoners; de lucht is vol oorlogsrumoer. Dan worden de kampen ontruinid en worden de bewoners onderge- bracht in de pas op de extremisten veroverde stad Ambarawa. Daarna worden zij naar de kust gebracht, en dan komt de thuisreis naar Ne- derland. De schrijfster staat stil bij enkele broer Huug een oud i legaal. Marja's thuisvaart is ten slotte volbracht. Even scheen hei alsof het schip zou stranden, maar het is in een veilige haven aangekomen. Bij de wieg van de pasgeboren baby van haar zuster To ging haar hart weer open. De uitgave is van de Uitg. Mij. Hol- land te Amsterdam (prijs f 5.90). Voor het te citeren fragment kie- zen wij dat, waarin de vrouwelijke kampdokter aan Marja vertelt, dat haar zuster Joke door extremisten is vermoord: Maar er kwam een ocntend, waarop de dokter haar zocht en haar terzijde nam. „Marja, ik moet èven met je praten. Er is nu zekerheid over de slachtoffers van kamp acht." „Kamp acht? Die overval? Is het dus waar. Dokterwatwat kan ik er mee te maken hebben?" „Je zuster was immers in kamp acht?" „Ze was er. Maar ze hebben qns allemaal zo door elkaar gegooid. Mis schien is ze er al lang weg. Ergens in een ander kampkamp zes bijvoorbeeld- Er zijn meer verhuisd." „Kind, ik heb een uur geleden één van de verpleegsters van kamp acht gesproken. Ik ben nog naar da dokter gegaan om meer zekerheid te hebben. Hij bevestigde ailes." Marja's ogen ontweken het gelaat tegenover het hare. Ze wilde niet, ze wilde niet.... dit niethet kôn niet! „Het kamp is enkele uren onbe- waakt geweest, door nalatigheid waarschijnlijk. Een troep extremis zoveel door de oorlogshandelingen verloren heeft, drie bloedverwanten en ook haar geloof in God; bij Tine, het altijd opgewekte en ietwat wufte meisje, en verder bij hun kennissen John en Frank, welke laatste „Evan- gelist" wordt genoemd. Van deze figuren, die aile vol pro- blemen zitten, is het Marja wier thuisvaart het zwaarst is. De ellen de, die zij als verpleegster in het kampziekenhuis heeft meegemaakt, de graven van bloedverwanten, die in Indië gebleven zijn, dat ailes heeft haar hart gesloten. Ze kan niet aar- den bij haar zuster To en haar man, bij wie ze in huis gekomen is. Veel beter kan ze overweg met haar figuren uit het kamp; bij Marja, die ten, jongens bijna allemaal, zijn dgar van een gedeserteerde Japanner. Ze hebben eerst in 't wilde weg enkele mensen op de zalen doodgeschoten. Daarna hebben ze de mensen bij één gedreven op een veld en zijn ze met handgranaten gaan gooien. Ailes heeft niet langer dan enkele kwar- tieren geduurd. Voorbijgaande troe pen hebben het kamp ontzet. Onder- tussen waren er doden gevallen. Daarna is er nog zwaar gevochten om het kamp, een paar dagen lang. Het heeft ook dagen geduurd eer men de slachtoffers begraven kon." Marja keek omlaag naar haar voe- ten. Het was alsof ze de vermoeide eentonige stem niet hoorde. Ze 117. Goed gedaan!" riep Ouwe Daan, toen hij de lus netjes om de boomstronk zag glijden en dichthalen. Lachend sprong Rob op de grond en terwijl hij z'n geweer over de schouder slpeg, pakte hij het touw beet en sloeg z'n benen er omheen. Behoedzaam kroop hij langs het touw, terwijl Ouwe Daan en Prof. Prewe hem adem- loos gadesloegen, wetend dat hij ieder ogenblik in de bruisende wateren ver beneden kon ge- stort worden. 118. Ze dorsten er niet aan te denken, wat er 119. Daar pakte hij de boomstronk vast en gebeuren zou, als de onbevreesde, jonge avon- sprong op de grond. Hij wuifde met z'n hoed turier ook maar de geringste misstap zou ma- naar z'n kameraden aan de overkant en riep: ken, of wanneer het touw onder z'n gewicht zou „Hoera! Uitstekend!" „Goed gedaan, Rob' riepen breken. Maar Rob kende geen vrees. „Ik ben er z'n vrienden terug. „We zullen gauw bij je zijn. bijna," hijgde hij, toen hij de rand van de oever beneden hem zag. maakte het de dokter niet makkelijk. Een licht trillende hand werd op haar arm gelegd. „Marja, lieve kindhet valt me zo zwaar je dit te moeten vertellen. Joke was één van de eersten die vie- len. Ze is op haar blok doodgescho ten, een schot door het h artZe heeft niet geleden." „Ze heeft niet geleden! Ze heeft een schot recht door 't hartéén van de eersten, die vielen Marja voelde haar knieën zwak worden. Ze ging zitten op de rand van de galerij. Ze zweeg, als versuft. De woorden konden haar niet berel- ken. Ze begreep niet. Joke? Dood? Een slachtoffer? Slachtoffer? FAASOVERDENK1NG „Ik ben de Opstanding en het Leven." Joh. 11 25 Paasfeest! Wat is dat eigenlijk? Is het Lentefeest? Wij eten met Pasen eieren en verheugen ons over de herleving van de natuur. Is dat het wezenlijke, het eigenlij- ke van het Paasfeest? Of is dat maar franje, bijzaak? A Wat is Pasen voor u? Wij zeggen: het is het Leven dat opstaat uit de dood. Maar weten wij wat leven is? En weten wij wat dood is? Wat dood is, weten wij wel. Zie vandaag maar om u heen in de we reld. Een wereld vol dreiging van dood en ellende. Dood dat is de zonde; dat is de liefdeloosheid, de gruwel, het on- recht, de onverschilligheid, de licht- zinnigheid, waarin het leven onder- gaat. En niet alleen vandaag. Het was al zo voor 19 eeuwen! Er is niets nieuws onder de zon. Door dezèlfde zonde, door hetzèlfde onrecht is Jezus gedood. Aan het kruis gespij- kerd. Zelf onschuldig, heeft Hij de schuld der mensen gedragen. Maarzo heeft Hij juist de dood overwonnen. Als de Dood zijn knokige vingers uitstrekt naar de Onschuldige, de Zoon van God, dan graaft de Dood zijn eigen graf. Daarom is Jezus uit de dood opge- staan! Dat is Pasen! A Men hoort wel eens de opmerking: „Het is nog nooit vertoond, dat iemand van de andere zij de van het graf is teruggekeerd. Dood is dood. Wij weten althans niets van een le ven na de dood. Wie zou ons dat kunnen vertellen?" Lezer, wie zo spreekt, vergist zich deerlijk! - Jezus is opgestaan uit een graf dat door de ovcrheid officiëel verzegeld was. En dat door bewakingstroepen was afgezet. Hier was geen enquète- commissie nodig om de feiten te re- construeren Jezus leeft. Men zal Hem niet meer kunnen dood-zwijgen. Heel Jérusalem is in opschudding geraakt. En heel de^wereM-isuam 'Kem in beweging gekomen. A Jezus leeft. Ja Hij is de Opstanding en het Leven. Hij riep Lazarus uit het graf. Want Hij heeft de dood overwonnen. En als gij maar naar Hem luistert, zal Hij ook u van de dood verlossen. Als de wereld maar naar Hem luisterde, dan regeerde in die wereld de dood en het onrecht niet meer. Buiten Jezus is de dood. Ga tôt Hem om het leven te vin den. i. Dan hebt gij ècht Paasfeest ge- i vierd. P. Klapwijk Ja, het was natuurlijk mogelijk, in mijn gedragingen inderdaad wel Enige ogenblikken stond hij als :7_ T. j?:i:„4„+o n,,^or Hnn ik in iaren ben." verstard. Toen trok het ring zou wel de meest logische zijn. Maar toch kon Pringsheim hier met volledig genoegen mee nemen. Vergeefs streed hij tegen zijn in- 67) In de op het feest bij de Gold- nerlijke onrust. Telkens klemde hij schmidt's volgende nacht, lag Peter zjjn handen tôt vuisten meen. dat in de familie van Hilde een ver- iets ouder, dan ik in jaren ben, wante bestond, die als een tweeling- Hij glimlachte met een ernstige zijn ogen vandaan en zuster op haar geleek en de naam glans in zijn ogen. Toen sprak Peter grote helderhejd. Hilde Diiren droeg. Zulk een verkla- Pringsheim: „De echtgenote van munster Von Schiicking was niet gelukkig met haar man. Maar van de doden geen kwaad. Ik heb veel geleden, want ik had steeds gehoopt dat Pringsheim fronste in diep en pijn- Pringsheim nog lang Wakker, ge- '"En toen hij opstond en aan het lijk nadenken het voortiooM en keek kweld door verwarde, pijnigende gedachten. Hilde Dûren! Deze naam hield hem voortdurend bezig. Het duurde geruime tijd, voor hij wist, wie hem de naam „Diiren" eerder genoemd hâd Tenslotte wist hij het. Minister Von Schiicking had het hem aan de Donau, bij de eigenaardige ontmoe- venster ging staan, waren zijn ogen, waarmee hij de omtrek van de villa van Von Schiicking zocht, glanzend- vochtig. XLIV. In de namiddag van de volgende dag meldde de bediende van Hans von Schiicking zijn heer een bezoe- ker, die hem dringend wenste te spreken- Op het naamkaartje stond: tins welke hij daar met hem gehad „peter Pingsheim" - - T nn4- /lir, tnrt 1 in V) had, verteld. En nu wist hij ook weer, dat Hilde een tante in Italië had, die zo heette. Daarheen had ze na haar vlucht uit Wenen allereerst een schuilplaats ge- zocht. Ja, dat was te Tivoli bij Rome! Heel duidelijk herinnerde Prings heim zich nu weer het gesprek met de minister. En nu sprak deze plotseling opge- doken jonge Von Schiicking, die eigenlijk een lang niet onsympathie- ke indruk maakte, van een zangerea Hilde Diiren, die hij in New York had leren kennen en die een ver- bluffende gelijkenis met Hilde von Lohenstein heette te bezittenl En beiden heetten Hilde! Hilde von Schiicking en Hilde Diiren! En Hilde had verblijf gehouden bij een mevrouw von Diiren, eer zij naar Amerika vertrok. En in New York woonde een Hilde Dûren, die een bijna volkomen gelijkenis ver- toonde met Hilde von Schucking! Zouden er wonderen in de wereld bestaan? Zou het inderdaad moge lijk zijn, dat de Hilde. die in New York leefde, dezelfde was als Maar neen zoiets was toch dwaas- heid! Hilde was immers dood. Daaraan behoefde hij toch niet te twijfelen. En sprekende gelijkenissen komen meer voor! y?as Hilde niet de dub- belgangster van de abdis Hildegard geweest! En toch, de twijfel liet Pringsheim niet meer los. Een onbestemde onrust was in hem gekomen. Telkens prevelde hij de naam Diiren. ,Laat die mijnheer maar binnen." Een ogenblik later verscheen de bezoeker. Von Schucking, die enigs- zins verbaasd was over dit onver- wachte bezoek, trad hem enige pas- sen tegemoet. Beide heren maakten een lichte buiging en drukten elkan- der de hand. „Ik dank u voor uw komst," begon Von Schucking. „Als buren kenden wij elkander toch nog vrijwel met.' zangeres Hilde Duren. „Ja," antwoordde Pringsheim, „een J van ons moest er wel een begin mee maken." Hans von Schucking wees hem een stoel, ging zelf ook weer zitten en sprak: „Het doet mij veel genoegen, dat U eens gekomen is." „U is niet zo jong, als u er wel uit- ziet, mijnheer von Schucking. U be- valt mij heel wat beter dan de vori- ge mijnheer von Schucking, die hier woonde." „Dat kan ik mij indenken," ant woordde Von Schucking vriendelijk- „Weet u, dat ik hem eigenlijk zijn ministers-portefeuille ter beschik- king heb doen stellen?" Met een uitdrukking van schrik in de ogen keek de ander op. De heren zagen elkaar zeer onderzoekend aan. Gedurende korte tijd heerste een diep stilzwijgen. Toen begon Hans von Schucking: „Er wordt hier in Wenen een en ander over u gefluisterd, mijnheer Pringsheim. Maar ik heb in mijn ja ren van ontbering en armoede ge- leerd, in zulke gevallen alleen op mijn eigen waarnemingen en mijn mensenkennis te vertrouwen. Mis schien ben ik in mijn verhouding tôt de personen, die ik ontmoet en daarbij starend langs de ander heen dat Hilde eenmaal gelukkig zou worden met mij. Ik heb haar heel sterk liefgehad." Opnieuw trad een diepe stilte in. „En ze heeft mij van haar prilste jeugd af liefgehad," klonk het nu op geheimzinnige toon uit Pringsheim's mond. „U is de eerste, met wie ik over deze liefde spreek." „U is heel eerlijk, mijnheer Prings heim." „Ja; eigenlijk wilde ik iets van u. „Neem mij niet kwalijk, maar ik vind u een eigenaardig mens in uw optreden. Mogelijk zal ik u eens be- grijpen kunnen." „Dat hoop ik van ganser harte.' „Welnu, spreek dan vrij uit!" „U vertelde gisterenavond op het feest bij de Goldschmidt's van een zangeres Hilde Dûren. Ik had tôt dusver nooit van haar gehoord. U deelde mede, dat ze een treffende gelijkenis vertoonde met de omgeko- men Hilde." „Ja, zo sterk, dat ik schrok, toen ik voor de eerste maal het schilderij van mijn tante aanschouwde. Wilt u het eens zien?" Pringsheim keek de spreker met grote ogen aan. „Dit was het juist, waarom ik van daag bij u kwam. Ik wilde het schil derij buitengewoon gaarne zien. Ik geloof niet, dat u daar enig bezwaar tegen kunt hebben." „Neen, dat kan ik niet hebben. Ik zal het u gaarne tonen." Hij stond op. Pringsheim volgde zijn voorbeeld en liep met hem mee door enige kamers, tôt ze in de werkkamer gekomen waren. Een zwakke winterzonneschijn viel door de vensters naar binnen. Een siddering ging Pringsheim door de leden. Hij zag een waas voor -zijn ogen. Zijn voeten voelden zwaar als lood- „Daar hangt het schilderij klonk Von Schûcking's stem. Peter Pringsheim overwon het ge- voel van zwakte, dat hem dreigde te doen wankelen, met grote inspan- ning. Toen keek hij op. waas voor zag hij met Hij aanschouwde het geschilderd portret, zag Hilde, keek in haar grote, glanzende ogen. nam haar kinderlijke lieftallige glimlach duidelijk waar, haar glim- lach vol verborgen verlangen. „En zoprevelde hij, „zag de zangeres er ook uit „In ieder geval heb ik haar zô in mijn herinnering behouden." „Zeer wonderlijk „Ja een eigenaardige speling van de natuur." Pringsheim kon de ogen niet van het portret afhouden. Hij dacht aan het korte samenzijn, dat hij in dit huis met haar gehad had. Langzaam liet hij in gedachten het hoofd wat voorover zinken. Het was heel stil in de kamer- Hans von Schûcking stond aan het Venster en keek naar het heldere winterlandschap. En hij dacht met een gevoel van aandoening: die mijnheer Pringsheim staat hier te genover dat schilderij als bij een al- taar. Arme Hildegard, welk een tra- gisch waas ligt over 1e dood. Plotseling wendde hij zich van het venster af en sprak vastbesloten „Mijnheer Pringsheim u moogt het schilderii houden!" Langzaam keek deze op. Een matte glimlach was in ziin ogen waar te nemen. „Wilde u het mij ten geschenke geven „Ik heb het geërfd van mijn oom. Maar ik stel er verder niet zo heel veel prijs op. En u heeft er misschien veel meer mee op." „Mijnheer von Schûcking, ik dank u! Ik aanvaard dit geschenk gaarne." Pringsheim liep op hem toe en drukte hem harteliik en krachtig de hand- „Het doet mij genoegen," kreeg hij ten antwoord, „dat ik u een plezier kan doen. Ik hoop, dat u mij nader- hand nog beter zult leren kennen." „Ik hoop, dat wij goede vrienden zullen zijn," betoogde Pringsheim. „Ik ben u nu heel dankbaar." Een half uur later verliet Prings heim het huis, het schilderij, goed ingepakt, onder de arm. Hij gevoelde zich opgewekter, dan hij sinds lan- gen tijd geweest was. Nu behoefde hij niet meer het houten beeldje van de abdis met bloemen te omhangen; thans bezat hij een goed-gelijkende afbeelding van de werkelijke Hilde, die hij zo innig had liefgehad. hem bezig. En dit deed hem dan me- Itiigmaal siddeien van aandoening. Hij wilde weten, wie de New Yorkse Hilde Dûren, die zulk een sprekende gelijkenis met zijn geliefde vertoon de, was! Wonderlijk, dat zij ook Hil de heette! Gedurende de volgende dagen was Pringsheim bij zonder sterk in zich zelf gekeerd. Hij vroeg zich voortdurend op nieuw af, op welke wijze hij de na- sporingen naar miss Dûren zou doen geschieden. Zou hij haar eenvoudig telegraferen: „Wie is u eigenlijk? Waarom gelijkt u zo sterk op de da me, die ik zo innig heb liefgehad?" Hij schudde het hoofd na zulk een dwaze gedachte. Zou hij naar Italië gaan, naar me vrouw Von Dûren te Tivoli bij Ro me? Misschien kon die hem inlich- tingen verschaffen. Maar als die nu eens niets kon of wilde mededelen? Neen, het leek hem beter, naar New York te reizen en zich regcl- recht naar de woning van de kunste- nares Hilde Dûren te begeven! Toch weifelde hij nog. „Ik jaag een droom na!" prevelde hij na enige tijd. „Ik volg een visi- oen, dat ontstaan is uit mijn sterk verlangen. Maar als het nu eens geen droom was, maar werkelijkheid?" Geruime tijd zat Peter Pringsheim verzonken in diep gepeins aan zijn tafel. In zijn ogen glansde een gloed van groot verlangen. Na enige tijd stond hij op en haal- de diep adem. Toen sprak hij tôt zichzelf: „Ik steek dé oceaan over naar New York!" XLV. Omstreeks de tijd, waarin Peter Pringsheim het besluit nam naar New York te reizen, vond in de Me- tropolitan-Opera aldaar een ongeva! plaats, dat bijna zeer ernstige afme- tingen aangenomen had. In het grote, de kunst gewijde ge- bouw, werd Beethoven's opéra „Fi- delio" opgevoerd. Aile plaatsen waren uitverkochl en de grote zaal was dan ook tôt de nok gevuld. Dit was vrijwel altijd het geval, als de nieuwe ster Hilde Dûren optrad. Haar stem bracht de toehoorders in vervoering, deed allen in ademloze spanning luisteren. Ze vervulde de roi van Leonore; haar partner was de acteur Fitsmau- rice, die in de roi van Rocco, de ge- vangenbewaarder te Sevilla, optrad. Reeds gedurende het eerste bedrijf gaf Hilde Dûren blijk van enige on- zekerheid. Hoewel dit door het pu Maar telkens hield nog iets anders bliek in het geheel niet werd opge- merkt, was het Fitsmaurice en de dirigent van het orkest niet ontgaan. En ze stelden vast, dat de grote zan geres deze avond minder goed gedis- poneerd was dan gewoonlijk. Inderdaad gevoelde de zangeres zich zeer moe. Ze had de laatste tijd heel veel aan Peter Pringsheim ge- dacht. Het verlangen naar hem nam toe en bracht een innerlijke onrust bij haar teweeg. En terwijl ze zong, waren haar gedachten telkens met hem bezig. Ze lette minder goed op. En eens- klaps kwam ze in aanraking met een electrische geleiding van de toneel- verlichting- Helaas was de draad niet op de voorgeschreven wijze be- schermd, zodat de zangeres getroffen werd door de stroom. Het speelde zich in een bijna on- deelbaar ogenblik af. Een knetterend geluid was even waarneembaar. Het orkest stoof uit- een. Aile lichten op het toneel gin- gen eensklaps uit. Toen riepen enige toeschouwers: „Brand!" Angstroepen weerklonken. Eeri rookwolk steeg in de toneelruimte op, een brandlucht drong de zaal binnen. Een paniek dreigde te ont staan. „Brand, brand!" klonk in versterkt tempo op. Ook in de zaal gingen de lichten nu uit. Een catastrophe scheen onvermij- delijk. Toen dreunde Fitsmaurice's krach- tige zangersstem over het tumult heen: „Kalmte, dames en heren! Er 1s niets ernstigs! Blijf rustig zitten! Dadelijk zing ik weer verder!" Hij stond geheel voor op het toneel Men kon hem duidelijk waarnemen in zijn bont costume. Enkele lichten gloeiden weer aan. Fitsmaurice sprak verder en het gelukte hem inderdaad, de aller- grootste verwarring te voorkomen. De mensen stonden stil, velen van hen gingen zelfs weer zitten. Het was de leider van het orkest met veel moeite gelukt, zijn musici hun plaat sen opnieuw te doen innemen, enkele ogenblikken later speelden ze weer. En Fitsmaurice zong met zijn geVel- dige stem. Toen gingen plotseling aile lichten weer aan. Vele toeschouwers trilden nog van schrik tengevolge van het gebeurde. Velen schaamden zich over hun angst, die hun nu belachelijk scheen. (Wordt vervolgd)

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


Het Nieuwsblad nl | 1949 | | pagina 3