HAAR TWEESTRIJD
De EChtTôENOTE
9AN DE MINISTER
^Thuîsvaart1" door Diet Kramer
Tweede Blad van „Hel Nleuwsblad"
Zaterdag 16 April 1949
No. 30
PAASVERHAAL
WAT GEEFT DE RADIO?
VAN DE BOEKENPLANK
- - - 11 binnengedrongen onder aanvoering
Uïl
„Zeg, Nel, er is de eerste Paasdag
een fuifje bij de Molema's, want
Wim is net op die dag jarig; leuk
taiet, mieters!" Miep duwde de deur
van Nel's schamel gemeubileerde ka-
mer achter zich dicht, en ging op de
leuning van een fauteuiltje zitten.
dat betere dagen had gekend. „lk
ben gisterenmiddag de stad in ge-
weest, en ik heb een nieuwe jurk
gekocht, een snoes van een jurk, zeg.
zacht blauw met goudband afge-
werkt. Jii komt toch ook op die
fuif?"
Nel bleef even peinzend zitten-
Toen schudde ze haar hoofd. „Ik neD
beloofd met de Pasen thuis te zyn,
ze rekenen er op.
„Pff," deed Miep, „als altijd is Nel
weer het toonbeeld van de deugd.
Weinig uitgaan, altijd maar op d r
kamer hokken, altijd maar met haar
neus in de studieboeken. Bah wat
een leven. Moet je geen leerboeken
mee naar huis nemen, dan kun je je
Paasvacantie nuttig besteden.
A
Miep was al lang weer weg toen
Nel haar boeken terzijde legde. Het
leren was niet meer zo vlot gegaan
na het bezoek van haar vriendin.
Zou Miep toch gelijk hebben, zou ze
zichzelf te weinig ontspannmg per-
mitteren. Zou ze te hard blokken.
Och met Miep was het eigenhjk
heel anders als met haar. Miep had
rijke ouders. Ze kon zich kopen wat
haar hartje begeerde, ze kon uitgaan
zoveel ze wilde, en als ze een jaar
bleef zitten, och dan kwam het er
ook zo erg niet op aan, dan stond ze
een jaar later voor de klas- Miep
was enig kind, was verwend, en kon
van haar ouders het mogelijke en
het onmogelijke gedaan krijgen.
Nel zelf leefde in geheel andere
omstandigheden. Haar ouders waren
helemaal niet welgesteld. Ze hadden
steeds zuinig geleefd, en hadden
daardoor een bedrag bijeen gespaard
om hun Nel wat te kunnen laten le
ren. Zelf had ze gekozen onderwij-
zeres te willen worden. Goed dat
kon, maar als ze een klasse moest
overdoen, dan was het afgelopen,
dan zou ze een baantje moeten zoe-
ken op een of ander kantoor.
Uitgaan? O, Nel verlangde wel
eens naar een goede film of een
mooi concert. Maar ailes was zo
duur, dat ze nauwelijks van haar
weekgeld kon rondkomen. Van uit-
gaan kon slechts bij hoge uitzonde-
ring sprake zijn. Bovendien: voor
uitgaan had je mooie kleren nodig,
een luxe, die Nel zich niet kon per-
mitteren.
Miep had onwillekeurig een tere
snaar bij Nel aangeroerd. Nel mocht
Wim Molema graag. Het was een
ernstige, hulpvaardige jongen, met
wie ze veel samen had gewerkt bij
het huiswerk. Gek eigenlijk, nu zou-
den er andere komen en zij niet. Ze
nam haar tasje en telde het geld, dat
ze in haar portemonnaie had. Ruim
f 30. Ze had wekenlang gespaard om
dat bedrag bij elkaar te krijgen. De
reis xiaar huis vvo. iiimi-rs nuur, en
dan moest ze ook nog een paar aar-
digheidjes meenemen. Ze zou er ook
een jurk voor kunnen kopen en Zon-
dag naar de Molema's gaan. Zou dat
eigenlijk geen verraad zijn tegen-
over haar ouders, die zichzelf zoveel
ontzegd hadden om haar behoorlijk
te kunnen opvoeden? De gehele
nacht lag zij er over te piekeren.
Was Miep maar niet komen aanlo-
pen, dan had ze die tweestrijd niet
gehad.
A
„Is er post, Jan?"
„Ja, een brief van Nel."
„Lees hem voor, dan kan ik door-
gàan de aardappels te schillen?"
FF.UnJ.ETON
De man scheurde de enveloppe
open en vouwde het velletje papier
open. Toen las hij hardop:
„Lieve Allemaal,
Ik moet jullie heel erg teleurstel-
len. Ik heb hier zoveel werk om
door het examen te komen, dat ik
het niet aandurf een paar dagen er
uit te trekken. Daarom heb ik beslo-
ten om de Paasdagen maar hier te
bljjven, en te blijven werken.
Ik weet wel, dat jullie het heel
erg vervelend zullen vinden, maar
ik hoop met Pinksteren te kunnen
overkomen. Als ik over een dikke
anderhalf jaar het onderwijzers-
diploma in mijn zak heb, dan zullen
we het met ons allen er fijn van ne
men.
Vieren jullie maar een prettige
Pasen, en denk er niet aan, dat jul
lie dochter zit te blokken. Deze^naal
schrijf ik maar een kort briefje om-
dat ik morgen repetitie Engels heb,
maar over een paar dagen komt er
een lange brief.
Met een hartelijke omhelzing,
jullie Nel.
Een poosje was het stil in de ka
mer. Toen zei de vrouw: „Jammer,
het hadden zulke gezellige dagen
kunnen worden, nu Ger komt, en
Willy en Johan. Het stel is niet com-
pleet als Nel ontbreekt."
„Er is niets aan te doen. Als ze
werken moetHier komt niets
van studeren als ze allemaal hier
zijn."
„We kunnen haar toch niet de
Paasdagen daar op de kamer in de
stad laten zitten, net alsof we d'r
vergeten hebben. We zullen haar een
groot pak sturen."
Het was Woensdagmiddag. De
Paasvacantie voor de Kweekschool
was al ingegaan. Nel drentelde door
de stad; bekeek de étalagés van de
modemagazijnen. Tussen f 20 en f 30
waren wel aardige jurken te krij
gen. Maar als ze dat bedrag besteed-
de zou ze maandenlang moeten spa-
ren om weer eens naar huis te kun
nen. Ze had wel geschreven dat ze
misschien met Pinksteren zou ko
men, maar ze wist vooruit, dat dit
niet mogelyk zou zijn. Ze ging weer
aan het piekeren. Opnieuw laaide de
tweestrijd in haar op. Eerst zat ze
een poosje in een tearoom, daarna
ging ze naar huis, zonder nieuwe
jurk.
Een dag later reisde een pakje
van een plaats aan de Oostgrens van
ons Iand naar de stad, maar tegelij-
kertijd reisde van de stad naar dat-
zelfde plaats je in het Oosten eén
leerlinge van de kweekschool.
PAASMORGEN
Breng, blijde lentemorgen,
Ook ons uw vredegroet,
Versterk weer ons vertrouwen
Dat waarheid winnen moet.
Nog is het niet gekomen
Het rijk van liefde en licht,
Nog staat er voor de waarheid
Een kruishout opgericht.
Voor wie daar moede strijden
De handen in de schoot,
Spreekt Pasen van nieuw leven
Van leven uit de dood.
Het spreekt van stil vertrouwen,
Van zegen na de strijd,
Paasmorgen brengt zijn vrede
Voor wie om liefde lijdt.
JOH. KLASENS
PROGRAMMA R.O.N.
Zaterdag 16 April: 18.4519.00
Groeten uit Indonesië en Noordelijk
NiwinnieUws; 19.15—19.30 Drs. Fop.
I. Brouwer bespreekt nieuwe boeken
op biologisch gebied; 19-3019.45
Noordelijk weekoverzicht.
Zondag 17 April: 18.30—18.45 Het
Rhetorica-koor „Collegium Musicum"
te Groningen o.l.v. G. J. ten Hoor:
Liederen voor Pasen- Koorwerken
van Palestrina en Lotti; 18.4519.00
Peaskemeditaesje fan ds. D. van Dyk
Maandag 18 April: 18.4519.00
Sport van Vandaag (Uitslagen en
commentaar); 19.3020.00 Arjen
Zondervan, bariton, Henk Broekstra,
piano en Piet Everaarts hobo; o.a.
Aria uit cantate 56 van Bach: „Ich
will den Kreuzstab gerne tragen"
met hobo-obligaat en de Negro Spi
rituals: Oh, holy Lord, Fightin' oît,
Halleluiah.
Dinsdag 19 April: 18-3019.00
Fries programma (le deel). a. Earn-
stich wurd fan Pater Halvard Hette-
ms, O.F.M.; b. Stimmen ût it Heite-
lân; 19.1519.45 Fries programma
(2e deel). Harmen Sytstra, dichter
en strider, in libbensbyld fan S. J. v.
d. Molen.
Diet Kramer is een productleve
schrijfster; er zijn reeds vele door
haar geschreven boeken verschenen
Gedurende de oorlogsjaren heeft zij
gezwegen, maar direct daarna heeft
zij haar werk hervat, en heeft een
roman geschreven over hen, die de
Japanse bezetting in Indonesië heb
ben meegemaakt, een werk, dat zij
Thuisvaart" heeft genoemd. Dat
hiervan reeds de tweede druk. ver
schenen is, bewijst dat het graag
gelezen wordt. „Thuisvaart" is een
zeer goed boek, vlot geschreven met
een uitstekende karakteruitbeelding.
De schrijfster begint met te vertel-
len van het leven in een Japans
kamp voor vrouwen en kinderen er-
gens op Java, nabij Ambarawa, met
al zijn verschrikkingen en ellende.
Dan komt de bevrijding, die geen
bevrijding betekent voor de kamp-
bewoners. Want na het Japanse ge-
vaar komt het gevaar van de Indo-
nesische extremisten. Er komt een
handjevol Britse troepen om de
kampen te beschermen; het zijn
Ghurka's, troepen die hun sporen in
de oorlog hebben verdiend, maar
zou dat handjevol soldaten weer-
stand kunnen bieden aan de grote
benden extremisten? Vertwijfeling
çn angst vervult de kampbewoners;
de lucht is vol oorlogsrumoer.
Dan worden de kampen ontruinid
en worden de bewoners onderge-
bracht in de pas op de extremisten
veroverde stad Ambarawa. Daarna
worden zij naar de kust gebracht,
en dan komt de thuisreis naar Ne-
derland.
De schrijfster staat stil bij enkele
broer Huug een oud i legaal.
Marja's thuisvaart is ten slotte
volbracht. Even scheen hei alsof het
schip zou stranden, maar het is in
een veilige haven aangekomen. Bij
de wieg van de pasgeboren baby van
haar zuster To ging haar hart weer
open.
De uitgave is van de Uitg. Mij. Hol-
land te Amsterdam (prijs f 5.90).
Voor het te citeren fragment kie-
zen wij dat, waarin de vrouwelijke
kampdokter aan Marja vertelt, dat
haar zuster Joke door extremisten
is vermoord:
Maar er kwam een ocntend,
waarop de dokter haar zocht en haar
terzijde nam. „Marja, ik moet èven
met je praten. Er is nu zekerheid
over de slachtoffers van kamp acht."
„Kamp acht? Die overval? Is het
dus waar. Dokterwatwat
kan ik er mee te maken hebben?"
„Je zuster was immers in kamp
acht?"
„Ze was er. Maar ze hebben qns
allemaal zo door elkaar gegooid. Mis
schien is ze er al lang weg. Ergens
in een ander kampkamp zes
bijvoorbeeld- Er zijn meer verhuisd."
„Kind, ik heb een uur geleden
één van de verpleegsters van kamp
acht gesproken. Ik ben nog naar da
dokter gegaan om meer zekerheid te
hebben. Hij bevestigde ailes."
Marja's ogen ontweken het gelaat
tegenover het hare. Ze wilde niet, ze
wilde niet.... dit niethet kôn
niet!
„Het kamp is enkele uren onbe-
waakt geweest, door nalatigheid
waarschijnlijk. Een troep extremis
zoveel door de oorlogshandelingen
verloren heeft, drie bloedverwanten
en ook haar geloof in God; bij Tine,
het altijd opgewekte en ietwat wufte
meisje, en verder bij hun kennissen
John en Frank, welke laatste „Evan-
gelist" wordt genoemd.
Van deze figuren, die aile vol pro-
blemen zitten, is het Marja wier
thuisvaart het zwaarst is. De ellen
de, die zij als verpleegster in het
kampziekenhuis heeft meegemaakt,
de graven van bloedverwanten, die
in Indië gebleven zijn, dat ailes heeft
haar hart gesloten. Ze kan niet aar-
den bij haar zuster To en haar man,
bij wie ze in huis gekomen is. Veel
beter kan ze overweg met haar
figuren uit het kamp; bij Marja, die ten, jongens bijna allemaal, zijn dgar
van een gedeserteerde Japanner. Ze
hebben eerst in 't wilde weg enkele
mensen op de zalen doodgeschoten.
Daarna hebben ze de mensen bij één
gedreven op een veld en zijn ze met
handgranaten gaan gooien. Ailes
heeft niet langer dan enkele kwar-
tieren geduurd. Voorbijgaande troe
pen hebben het kamp ontzet. Onder-
tussen waren er doden gevallen.
Daarna is er nog zwaar gevochten
om het kamp, een paar dagen lang.
Het heeft ook dagen geduurd eer
men de slachtoffers begraven kon."
Marja keek omlaag naar haar voe-
ten. Het was alsof ze de vermoeide
eentonige stem niet hoorde. Ze
117. Goed gedaan!" riep Ouwe Daan, toen hij de
lus netjes om de boomstronk zag glijden en
dichthalen. Lachend sprong Rob op de grond en
terwijl hij z'n geweer over de schouder slpeg,
pakte hij het touw beet en sloeg z'n benen er
omheen. Behoedzaam kroop hij langs het touw,
terwijl Ouwe Daan en Prof. Prewe hem adem-
loos gadesloegen, wetend dat hij ieder ogenblik
in de bruisende wateren ver beneden kon ge-
stort worden.
118. Ze dorsten er niet aan te denken, wat er 119. Daar pakte hij de boomstronk vast en
gebeuren zou, als de onbevreesde, jonge avon- sprong op de grond. Hij wuifde met z'n hoed
turier ook maar de geringste misstap zou ma- naar z'n kameraden aan de overkant en riep:
ken, of wanneer het touw onder z'n gewicht zou „Hoera! Uitstekend!" „Goed gedaan, Rob' riepen
breken. Maar Rob kende geen vrees. „Ik ben er z'n vrienden terug. „We zullen gauw bij je zijn.
bijna," hijgde hij, toen hij de rand van de oever
beneden hem zag.
maakte het de dokter niet makkelijk.
Een licht trillende hand werd op
haar arm gelegd.
„Marja, lieve kindhet valt me
zo zwaar je dit te moeten vertellen.
Joke was één van de eersten die vie-
len. Ze is op haar blok doodgescho
ten, een schot door het h artZe
heeft niet geleden."
„Ze heeft niet geleden! Ze heeft
een schot recht door 't hartéén
van de eersten, die vielen
Marja voelde haar knieën zwak
worden. Ze ging zitten op de rand
van de galerij. Ze zweeg, als versuft.
De woorden konden haar niet berel-
ken. Ze begreep niet. Joke? Dood?
Een slachtoffer? Slachtoffer?
FAASOVERDENK1NG
„Ik ben de Opstanding
en het Leven."
Joh. 11 25
Paasfeest! Wat is dat eigenlijk?
Is het Lentefeest? Wij eten met
Pasen eieren en verheugen ons over
de herleving van de natuur.
Is dat het wezenlijke, het eigenlij-
ke van het Paasfeest?
Of is dat maar franje, bijzaak?
A
Wat is Pasen voor u?
Wij zeggen: het is het Leven dat
opstaat uit de dood.
Maar weten wij wat leven is?
En weten wij wat dood is?
Wat dood is, weten wij wel. Zie
vandaag maar om u heen in de we
reld.
Een wereld vol dreiging van dood
en ellende.
Dood dat is de zonde; dat is de
liefdeloosheid, de gruwel, het on-
recht, de onverschilligheid, de licht-
zinnigheid, waarin het leven onder-
gaat.
En niet alleen vandaag. Het was al
zo voor 19 eeuwen! Er is niets
nieuws onder de zon. Door dezèlfde
zonde, door hetzèlfde onrecht is
Jezus gedood. Aan het kruis gespij-
kerd. Zelf onschuldig, heeft Hij de
schuld der mensen gedragen.
Maarzo heeft Hij juist de
dood overwonnen.
Als de Dood zijn knokige vingers
uitstrekt naar de Onschuldige, de
Zoon van God, dan graaft de Dood
zijn eigen graf.
Daarom is Jezus uit de dood opge-
staan!
Dat is Pasen!
A
Men hoort wel eens de opmerking:
„Het is nog nooit vertoond, dat
iemand van de andere zij de van het
graf is teruggekeerd. Dood is dood.
Wij weten althans niets van een le
ven na de dood. Wie zou ons dat
kunnen vertellen?"
Lezer, wie zo spreekt, vergist zich
deerlijk! -
Jezus is opgestaan uit een graf dat
door de ovcrheid officiëel verzegeld
was. En dat door bewakingstroepen
was afgezet. Hier was geen enquète-
commissie nodig om de feiten te re-
construeren
Jezus leeft. Men zal Hem niet
meer kunnen dood-zwijgen.
Heel Jérusalem is in opschudding
geraakt.
En heel de^wereM-isuam 'Kem in
beweging gekomen.
A
Jezus leeft. Ja Hij is de Opstanding
en het Leven.
Hij riep Lazarus uit het graf. Want
Hij heeft de dood overwonnen.
En als gij maar naar Hem luistert,
zal Hij ook u van de dood verlossen.
Als de wereld maar naar Hem
luisterde, dan regeerde in die wereld
de dood en het onrecht niet meer.
Buiten Jezus is de dood.
Ga tôt Hem om het leven te vin
den. i.
Dan hebt gij ècht Paasfeest ge-
i vierd.
P. Klapwijk
Ja, het was natuurlijk mogelijk, in mijn gedragingen inderdaad wel Enige ogenblikken stond hij als
:7_ T. j?:i:„4„+o n,,^or Hnn ik in iaren ben." verstard. Toen trok het
ring zou wel de meest logische zijn.
Maar toch kon Pringsheim hier met
volledig genoegen mee nemen.
Vergeefs streed hij tegen zijn in-
67) In de op het feest bij de Gold- nerlijke onrust. Telkens klemde hij
schmidt's volgende nacht, lag Peter zjjn handen tôt vuisten meen.
dat in de familie van Hilde een ver- iets ouder, dan ik in jaren ben,
wante bestond, die als een tweeling- Hij glimlachte met een ernstige zijn ogen vandaan en
zuster op haar geleek en de naam glans in zijn ogen. Toen sprak Peter grote helderhejd.
Hilde Diiren droeg. Zulk een verkla- Pringsheim:
„De echtgenote van munster Von
Schiicking was niet gelukkig met
haar man. Maar van de doden geen
kwaad. Ik heb veel geleden, want ik
had steeds gehoopt dat
Pringsheim fronste in diep en pijn-
Pringsheim nog lang Wakker, ge- '"En toen hij opstond en aan het lijk nadenken het voortiooM en keek
kweld door verwarde, pijnigende
gedachten.
Hilde Dûren! Deze naam hield
hem voortdurend bezig. Het duurde
geruime tijd, voor hij wist, wie hem
de naam „Diiren" eerder genoemd
hâd
Tenslotte wist hij het. Minister
Von Schiicking had het hem aan de
Donau, bij de eigenaardige ontmoe-
venster ging staan, waren zijn ogen,
waarmee hij de omtrek van de villa
van Von Schiicking zocht, glanzend-
vochtig.
XLIV.
In de namiddag van de volgende
dag meldde de bediende van Hans
von Schiicking zijn heer een bezoe-
ker, die hem dringend wenste te
spreken- Op het naamkaartje stond:
tins welke hij daar met hem gehad „peter Pingsheim"
- - T nn4- /lir, tnrt 1 in V)
had, verteld.
En nu wist hij ook weer, dat Hilde
een tante in Italië had, die zo heette.
Daarheen had ze na haar vlucht uit
Wenen allereerst een schuilplaats ge-
zocht. Ja, dat was te Tivoli bij Rome!
Heel duidelijk herinnerde Prings
heim zich nu weer het gesprek met
de minister.
En nu sprak deze plotseling opge-
doken jonge Von Schiicking, die
eigenlijk een lang niet onsympathie-
ke indruk maakte, van een zangerea
Hilde Diiren, die hij in New York
had leren kennen en die een ver-
bluffende gelijkenis met Hilde von
Lohenstein heette te bezittenl
En beiden heetten Hilde!
Hilde von Schiicking en Hilde
Diiren!
En Hilde had verblijf gehouden
bij een mevrouw von Diiren, eer zij
naar Amerika vertrok. En in New
York woonde een Hilde Dûren, die
een bijna volkomen gelijkenis ver-
toonde met Hilde von Schucking!
Zouden er wonderen in de wereld
bestaan? Zou het inderdaad moge
lijk zijn, dat de Hilde. die in New
York leefde, dezelfde was als
Maar neen zoiets was toch dwaas-
heid!
Hilde was immers dood. Daaraan
behoefde hij toch niet te twijfelen.
En sprekende gelijkenissen komen
meer voor! y?as Hilde niet de dub-
belgangster van de abdis Hildegard
geweest!
En toch, de twijfel liet Pringsheim
niet meer los.
Een onbestemde onrust was in
hem gekomen.
Telkens prevelde hij de naam
Diiren.
,Laat die mijnheer maar binnen."
Een ogenblik later verscheen de
bezoeker. Von Schucking, die enigs-
zins verbaasd was over dit onver-
wachte bezoek, trad hem enige pas-
sen tegemoet. Beide heren maakten
een lichte buiging en drukten elkan-
der de hand.
„Ik dank u voor uw komst," begon
Von Schucking. „Als buren kenden
wij elkander toch nog vrijwel met.' zangeres Hilde Duren.
„Ja," antwoordde Pringsheim, „een J
van ons moest er wel een begin mee
maken."
Hans von Schucking wees hem
een stoel, ging zelf ook weer zitten
en sprak:
„Het doet mij veel genoegen, dat
U eens gekomen is."
„U is niet zo jong, als u er wel uit-
ziet, mijnheer von Schucking. U be-
valt mij heel wat beter dan de vori-
ge mijnheer von Schucking, die hier
woonde."
„Dat kan ik mij indenken," ant
woordde Von Schucking vriendelijk-
„Weet u, dat ik hem eigenlijk zijn
ministers-portefeuille ter beschik-
king heb doen stellen?"
Met een uitdrukking van schrik in
de ogen keek de ander op. De heren
zagen elkaar zeer onderzoekend aan.
Gedurende korte tijd heerste een
diep stilzwijgen. Toen begon Hans
von Schucking:
„Er wordt hier in Wenen een en
ander over u gefluisterd, mijnheer
Pringsheim. Maar ik heb in mijn ja
ren van ontbering en armoede ge-
leerd, in zulke gevallen alleen op
mijn eigen waarnemingen en mijn
mensenkennis te vertrouwen. Mis
schien ben ik in mijn verhouding
tôt de personen, die ik ontmoet en
daarbij starend langs de ander heen
dat Hilde eenmaal gelukkig
zou worden met mij. Ik heb haar
heel sterk liefgehad."
Opnieuw trad een diepe stilte in.
„En ze heeft mij van haar prilste
jeugd af liefgehad," klonk het nu op
geheimzinnige toon uit Pringsheim's
mond. „U is de eerste, met wie ik
over deze liefde spreek."
„U is heel eerlijk, mijnheer Prings
heim."
„Ja; eigenlijk wilde ik iets van u.
„Neem mij niet kwalijk, maar ik
vind u een eigenaardig mens in uw
optreden. Mogelijk zal ik u eens be-
grijpen kunnen."
„Dat hoop ik van ganser harte.'
„Welnu, spreek dan vrij uit!"
„U vertelde gisterenavond op het
feest bij de Goldschmidt's van een
zangeres Hilde Dûren. Ik had tôt
dusver nooit van haar gehoord. U
deelde mede, dat ze een treffende
gelijkenis vertoonde met de omgeko-
men Hilde."
„Ja, zo sterk, dat ik schrok, toen
ik voor de eerste maal het schilderij
van mijn tante aanschouwde. Wilt u
het eens zien?"
Pringsheim keek de spreker met
grote ogen aan.
„Dit was het juist, waarom ik van
daag bij u kwam. Ik wilde het schil
derij buitengewoon gaarne zien. Ik
geloof niet, dat u daar enig bezwaar
tegen kunt hebben."
„Neen, dat kan ik niet hebben. Ik
zal het u gaarne tonen."
Hij stond op. Pringsheim volgde
zijn voorbeeld en liep met hem mee
door enige kamers, tôt ze in de
werkkamer gekomen waren. Een
zwakke winterzonneschijn viel door
de vensters naar binnen.
Een siddering ging Pringsheim
door de leden. Hij zag een waas voor
-zijn ogen. Zijn voeten voelden zwaar
als lood-
„Daar hangt het schilderij
klonk Von Schûcking's stem.
Peter Pringsheim overwon het ge-
voel van zwakte, dat hem dreigde te
doen wankelen, met grote inspan-
ning. Toen keek hij op.
waas voor
zag hij met
Hij aanschouwde
het geschilderd portret, zag Hilde,
keek in haar grote, glanzende ogen.
nam haar kinderlijke lieftallige
glimlach duidelijk waar, haar glim-
lach vol verborgen verlangen.
„En zoprevelde hij, „zag de
zangeres er ook uit
„In ieder geval heb ik haar zô in
mijn herinnering behouden."
„Zeer wonderlijk
„Ja een eigenaardige speling
van de natuur."
Pringsheim kon de ogen niet van
het portret afhouden. Hij dacht aan
het korte samenzijn, dat hij in dit
huis met haar gehad had.
Langzaam liet hij in gedachten het
hoofd wat voorover zinken.
Het was heel stil in de kamer-
Hans von Schûcking stond aan het
Venster en keek naar het heldere
winterlandschap. En hij dacht met
een gevoel van aandoening: die
mijnheer Pringsheim staat hier te
genover dat schilderij als bij een al-
taar. Arme Hildegard, welk een tra-
gisch waas ligt over 1e dood.
Plotseling wendde hij zich van het
venster af en sprak vastbesloten
„Mijnheer Pringsheim u moogt
het schilderii houden!"
Langzaam keek deze op. Een matte
glimlach was in ziin ogen waar te
nemen.
„Wilde u het mij ten geschenke
geven
„Ik heb het geërfd van mijn oom.
Maar ik stel er verder niet zo heel
veel prijs op. En u heeft er misschien
veel meer mee op."
„Mijnheer von Schûcking, ik dank
u! Ik aanvaard dit geschenk gaarne."
Pringsheim liep op hem toe en
drukte hem harteliik en krachtig de
hand-
„Het doet mij genoegen," kreeg hij
ten antwoord, „dat ik u een plezier
kan doen. Ik hoop, dat u mij nader-
hand nog beter zult leren kennen."
„Ik hoop, dat wij goede vrienden
zullen zijn," betoogde Pringsheim.
„Ik ben u nu heel dankbaar."
Een half uur later verliet Prings
heim het huis, het schilderij, goed
ingepakt, onder de arm. Hij gevoelde
zich opgewekter, dan hij sinds lan-
gen tijd geweest was. Nu behoefde
hij niet meer het houten beeldje van
de abdis met bloemen te omhangen;
thans bezat hij een goed-gelijkende
afbeelding van de werkelijke Hilde,
die hij zo innig had liefgehad.
hem bezig. En dit deed hem dan me-
Itiigmaal siddeien van aandoening.
Hij wilde weten, wie de New Yorkse
Hilde Dûren, die zulk een sprekende
gelijkenis met zijn geliefde vertoon
de, was! Wonderlijk, dat zij ook Hil
de heette!
Gedurende de volgende dagen was
Pringsheim bij zonder sterk in zich
zelf gekeerd.
Hij vroeg zich voortdurend op
nieuw af, op welke wijze hij de na-
sporingen naar miss Dûren zou doen
geschieden. Zou hij haar eenvoudig
telegraferen: „Wie is u eigenlijk?
Waarom gelijkt u zo sterk op de da
me, die ik zo innig heb liefgehad?"
Hij schudde het hoofd na zulk een
dwaze gedachte.
Zou hij naar Italië gaan, naar me
vrouw Von Dûren te Tivoli bij Ro
me? Misschien kon die hem inlich-
tingen verschaffen. Maar als die nu
eens niets kon of wilde mededelen?
Neen, het leek hem beter, naar
New York te reizen en zich regcl-
recht naar de woning van de kunste-
nares Hilde Dûren te begeven!
Toch weifelde hij nog.
„Ik jaag een droom na!" prevelde
hij na enige tijd. „Ik volg een visi-
oen, dat ontstaan is uit mijn sterk
verlangen. Maar als het nu eens geen
droom was, maar werkelijkheid?"
Geruime tijd zat Peter Pringsheim
verzonken in diep gepeins aan zijn
tafel. In zijn ogen glansde een gloed
van groot verlangen.
Na enige tijd stond hij op en haal-
de diep adem. Toen sprak hij tôt
zichzelf: „Ik steek dé oceaan over
naar New York!"
XLV.
Omstreeks de tijd, waarin Peter
Pringsheim het besluit nam naar
New York te reizen, vond in de Me-
tropolitan-Opera aldaar een ongeva!
plaats, dat bijna zeer ernstige afme-
tingen aangenomen had.
In het grote, de kunst gewijde ge-
bouw, werd Beethoven's opéra „Fi-
delio" opgevoerd.
Aile plaatsen waren uitverkochl
en de grote zaal was dan ook tôt de
nok gevuld. Dit was vrijwel altijd
het geval, als de nieuwe ster Hilde
Dûren optrad. Haar stem bracht de
toehoorders in vervoering, deed allen
in ademloze spanning luisteren.
Ze vervulde de roi van Leonore;
haar partner was de acteur Fitsmau-
rice, die in de roi van Rocco, de ge-
vangenbewaarder te Sevilla, optrad.
Reeds gedurende het eerste bedrijf
gaf Hilde Dûren blijk van enige on-
zekerheid. Hoewel dit door het pu
Maar telkens hield nog iets anders bliek in het geheel niet werd opge-
merkt, was het Fitsmaurice en de
dirigent van het orkest niet ontgaan.
En ze stelden vast, dat de grote zan
geres deze avond minder goed gedis-
poneerd was dan gewoonlijk.
Inderdaad gevoelde de zangeres
zich zeer moe. Ze had de laatste tijd
heel veel aan Peter Pringsheim ge-
dacht. Het verlangen naar hem nam
toe en bracht een innerlijke onrust
bij haar teweeg. En terwijl ze zong,
waren haar gedachten telkens met
hem bezig.
Ze lette minder goed op. En eens-
klaps kwam ze in aanraking met een
electrische geleiding van de toneel-
verlichting- Helaas was de draad niet
op de voorgeschreven wijze be-
schermd, zodat de zangeres getroffen
werd door de stroom.
Het speelde zich in een bijna on-
deelbaar ogenblik af.
Een knetterend geluid was even
waarneembaar. Het orkest stoof uit-
een. Aile lichten op het toneel gin-
gen eensklaps uit. Toen riepen enige
toeschouwers:
„Brand!"
Angstroepen weerklonken. Eeri
rookwolk steeg in de toneelruimte
op, een brandlucht drong de zaal
binnen. Een paniek dreigde te ont
staan.
„Brand, brand!" klonk in versterkt
tempo op.
Ook in de zaal gingen de lichten
nu uit.
Een catastrophe scheen onvermij-
delijk.
Toen dreunde Fitsmaurice's krach-
tige zangersstem over het tumult
heen:
„Kalmte, dames en heren! Er 1s
niets ernstigs! Blijf rustig zitten!
Dadelijk zing ik weer verder!"
Hij stond geheel voor op het toneel
Men kon hem duidelijk waarnemen
in zijn bont costume.
Enkele lichten gloeiden weer aan.
Fitsmaurice sprak verder en het
gelukte hem inderdaad, de aller-
grootste verwarring te voorkomen.
De mensen stonden stil, velen van
hen gingen zelfs weer zitten. Het
was de leider van het orkest met veel
moeite gelukt, zijn musici hun plaat
sen opnieuw te doen innemen, enkele
ogenblikken later speelden ze weer.
En Fitsmaurice zong met zijn geVel-
dige stem.
Toen gingen plotseling aile lichten
weer aan.
Vele toeschouwers trilden nog van
schrik tengevolge van het gebeurde.
Velen schaamden zich over hun
angst, die hun nu belachelijk scheen.
(Wordt vervolgd)