Kielwindeweer bezit een
schrijvende uitgever
Weer succès tweede boek van kolonel mariniers Gravestijn
KIELWINDEWEER - Het tweede boek van de kolonel der mariniers J. Gravestijn is nog
maar een week oud. Toch verkocht hij al achthonderd exemplaren. En dat is een hele
prestatie want het boek Mariniers en andere wonderen" is niet eens te koop in de boek-
handel. Gravestijn schreef het boek, gaf het uit en zorgt ook voor de distributie. Zelfs Prins
Bernhard moest het boek in Kielwindeweer bestcllen. Van zijn eerste boek Mariniers, met
als ondertitel - Wij zijn wel steengoed, maar niet knettergek verkocht hij 3000 stuks.
Vrouwen
Gravestijn heeft ongetwijfeld een g root respect voor vrouwen, zijn twee
de boek draagt hij aan zijn eigen vrouw op, maar in functie bij de mari
niers ziet hij vrouwen niet. Daar waar hij probeert aan te tonen dat een
vrouwelijke marinier belachelijk is verliest hij zich in clichés De vrouwe-
lijke mariniers die hij schetst zijn allen doordrenkt van parfums en haar-
lakken. Het gros gaat uit dienst en trouwt, behalve Mien, die naar 25
jaar wordt bevordert tôt sergeant-majoor
Toch relativeert Gravestijn zijn eigen houding. Het hoofdstuk over de
vrouwen wordt afgesloten met:
Onder het mom van gelijke rechten, gelijke kansen en al dat geleuter,
willen die vrouwen natuurlijk ook korporaal en zelfs sergeant worden!
Stel je voor dat een marinier zonder vooruitzichten verliefd wordt op
zijn eigen sergeant! Waar blijven we? Einde keurkorps. Trouwens wan-
neer die meiden voor zichzelf gaan vechten, waar moeten wij dan nog
voor vechten?!
Die ondertitel „Wij zijn wel steen
goed, maar niet knettergek" geeft
al aan, dat Gravestijn's werk moet
worden gerangschikt onder de kop
anecdotische verhalen. Dat wil
overigens niet zeggen dat de boe-
ken alleen platte loi bevatten.
Vooral de verhalen over zijn ver-
blijf in Nieuw Guinea, met 82
manschappen, werpen juist door
de humor een heel scherp licht op
de zaak. Gravestijn zegt daar in
zijn voorwoord het volgende over:
illustratie T. Roebroeck
Gravestijn ging met pensioen op
z'n vijftigste. Van verveling is
er sindsdien geen sprake geweest
het is een man met veel hobbies.
Hij is gek op, hoe kan het ook an-
ders, zeezeilen. Dat doet hij op
een Lemster Aak. Voor de kapi-
tein op dat schip hield hij altijd
het scheepsjournaal bij. Gasten
aan boort vonden dat hij dat zo
goed kon, dat ie eigenlijk door
moest gaan met schrijven. ,,Daar-
door ontstond mijn eerste boek
Mariniers. Misschien vul ik het
derde boek wel met die scheeps-
verhalen. Zijn andere hobby, de
bestudering van de krijgsgeschie-
denis zal geen boek opleveren.
Gravenstijn beoefent die hobb>
door letterlijk de gangen van Jan
Soldaat na te gaan. Als ik de slag
bij Ieperen bestudeer, dan lig ik
daar echt in november met m'n
tentje in de modder. Die slag vond
in november plaats, je moet hem
dan niet gaan bestuderen in juni,
want dan snap je er nog niets van.
De suggestie dat de inleving in de
gevoelens van Jan Soldaat een
prachtige roman op kan leveren,
werpt Gravenstijn verre van zich.
,,Ik vind niets vervelender dan
oorlogsromans.
Hieronder nog een stuk uitMari
niers en andere wonderen, geen
roman wel romantisch.
De prauwexercitie is la ter onder geheel andere omstandigheden nog eens
goed van pas gekomen. Het smaldeel lag in Napels. Enige mariniers gin-
gen onder leiding van een korporaal de wal op.
Napels heeft vele, smalle, duistere stegen zonder trottoirs. Een groep
passagierende mariniers heeft dan al gauw de gehele breedte van zon
steeg nodig. Een nerveuze, achterop rijdende Italiaan in een Fiatje zag
zich de weg versperd en claxonneerde overdreven.
Niets om je druk over te maken. Hij, die Napels kent weet dat Napoli-
taanse automobilisten niets anders doen dan claxonneren. Er is niemand
die zich daar ook maar iets van aantrekt. Ook de mariniers niet. Zeker
niet. Zij waren niet van plan zich tegen de muur te laten drukken om
deze zenuwlijder te laten passeren. De Italiaan bleef toeteren. Na ver-
loop van tijd wordt dat irritant, vooral wanneer je de bumper van die
wagen amper tegen je kuiten voelt. De korporaal commandeert als bij
de rubberbootexercitie: ,,Pak op - Fiat! En inderdaad, de wagen ging
van de g rond. De Italiaan vergat van verbazing te toeteren. Na een
zwenkende manoeuvre werd de wagen neergezet. De Fiat stond nu
dwars over de steeg, klem tussen de huizen en kon geen kant meer uit.
De Italiaan begon weer te claxonneren. Zelf stootte hij ook klanken uit.
Onverstaanbaar! Kennelijk Italiaans voor gevorderden. De mariniers
waren niet zo geinteresseerd. Zij vonden het niet de moeite waard er een
tolk bij te halen. Terwijl zij de steeg uitliepen bleef de claxon loeien. Het
klonk echter lang zo irritant niet meer.
De Papoea leerden we kennen als een trots, zelfbewust en zelfstandig
man, met een groot gevoel voor humor. Zij maakten gemakkelijk con
tact met ons. Zij zijn nieuwsgierig en goedlachs.
Onderdanig zijn zij zeker niet. Een Papoea gaat voor een blanke niet op-
zij. Ondanks het feit dat de Papoea nog in het stenen tijdperk leeft, zag
hij niet tegen ons op. Integendeel zou ik bijna zeggen. Onze moderne
technische middelen maakten niet zoveel indruk als wij verwachtten. Ik
liet eens een Papoea mijn horloge zien. Zo goed en zo kwaad als dat ging
legde ik hem uit dat ik met behulp van dat technisch wondertje zeer
nauwkeurig wist hoe laat het was. Hij had voor de wijzerplaat en de wij-
zers echter niet zoveel belangstelling. Hoe laat het was hoefde ik hem
niet te vertellen. Hij zag aan de zonnestand wel hoe laat het was! Als
tijdwijzer vond hij het horloge een onzinnig en overbodig instrument.
Maar als sieraad was het wel mooi. En het tikte! Wat een aardig geluid!
Hij hield het horloge tegen zijn oor en kon van het geluid maar geen ge-
noeg krijgen. Voor hem was het een mooie armband met ritmische mu-
ziek. Dat de blanke man een horloge nodig heeft om de tijd te bepalen,
terwijl er zon grote zon aan de hemel staat was voor hem totaal onduide-
lijk. Diezelfde blanke man kan op geen dagen - laat staan uren - bereke-
nen hoe lang het lopen is van Kanawa naar Sasawa. Hij verdwaalt in de
jungle, maar hij weet tôt op de seconde hoe laat het is. Voor de Papoea
is dat een lachertje. Hij tokkelt van de loi op zijn peniskoker.
Gravestijn kwam na de Mulo, op z'n negentiende bij de marine.
Rang voor rang klom hij op. Uiteindelijk werd hij kolonel. ,,Ik ben
waarschijnlijk de enige kolonel in Nederland zonder Militaire académie
of HBS. Die carrière is hem niet in de schoot geworpen.
,,Ik heb er hard voor moeten leren. Om tien uur 's avonds was in de ka-
zerne overal het licht uit, behalve op de pot. Daar zat ik, met boeken.
Gestudeerd moest er dus worden, maar volgens Gravestijn is voor een
Thans zit de blanke man in de file. Om de haverklap kijk hij zenuwach-
tig op zijn horloge. Hij weet precies hoe laat het is. Wat hem irriteert
is, dat hij niet weet en ook in de verste verte niet kan berekenen, hoeveel
hij te laat zal komen. Zijn hart tikt sneller dan zijn horloge. Man zet
je wagen aan de kant! Houdt je horloge tegen je oor en geniet van het
ritmische tikken van de secondewijzer. Dat is zon aardig geluid en het
is buitengewoon rustgevend.
Het boek Mariniers en andere wonderen is te bestellen bij J. Gra
vestijn, Dorpsstraat 254, 9605 PH Kielwindeweer 05989-1712
,,Ik lach het liefst over de ernst
waarmee de mens onzinnig bezig
is. Het is immers de beperktheid
van de mens, waardoor hij zich
zelf veelal in lachwekkende situa-
ties manoeuvreert. Lach ik daar-
om altijd om anderen? Integen
deel. Ik lach voornamelijk om
mezelf. Soms pas na jaren.
Hieronder ter illustratie een ver-
haal uit Nieuw Guinea.
carrière bij de marine vooral belangrijk dat je je werk goed doet. ,,Een
hierarchische structuur waarbij de meerdere alleen maar meer strepen
hebben, maar niet meer inhoud en kennis, is niet effectief. Bij de land-
macht zie je 19-jarig sergeantjes het commando voeren over even oude
jongens met VWO. Dat loopt fout. Zulke situaties komen bij de marine
niet voor.
Volgens Gravestijn is er nog een belangrijk verschil tussen de landmacht
en de marine. ,,Bij de landmacht wordt precies verteld hoe een comman
do moet worden uitgevoerd. Als een marinier een commando krijgt dan
kan ie zelf bekijken hoe hij het uitvoert.
Mariniers krijgen zo snel mogelijk verantwoordelijkheid in de schoenen
geschoven. De mens kan ailes, dat leren mariniers.
Verbaast over het feit dat Gravestijn een boek schrijft en het dan ook
nog zelf uitgeeft hoeven we dus niet te zijn. Toen het eerste boek af was
en de uitgevers niet stonden te popelen of eisten dat het boek werd her-
schreven, besloot Gravestijn zelf tôt uitgave over te gaan. Een helestap,
want alleen het laten drukken kost toch al gauw een 15 duizend gulden.
Kans op mislukking was er zeker. Het eerste boekje beleefde echter een
herdruk. Voor f 14,90 verkocht Gravestijn er drieduizend. Daarom
durfde hij de publicatie van een tweede boek aan. Dikker iets duurder
met prachtige illustraties van T. Roebroeck.
J. Gravestijn lacht voor uit eigen
werk op Kielster brug
De belangrijkste eis die men aan een marinierseenheid moet stellen is,
dat zij amfibisch inzetbaar moet zijn. Een korps mariniers zonder lan-
dingsschepen is even stompzinnig als een marine zonder oorlogssche-
pen. Toch heeft de commandant de majoor der mariniers Pronk, uit ei
gen zak landingsmateriaal moeten kopen. Hij kocht prauwen van pa-
poeas. Zij werden marinegrijs geschilderd. Nu konden er ,,amfibische
oefeningen worden gehouden. Arm vaderland! We hebben een troost.
Wie er toen minister van defensie was, weten we allang niet meer. Maar
Pronk is onsterfelijk.
Met de prauwen hebben we de grootste loi gehad, Twee kleinere
prauwen, afgekeurd voor amfibische operaties (sic), werden
geschonken aan OS en O. Zij werden de OS en Ol en OS en 02
gedoopt. Hiermee mochten de mariniers in hun vrije tijd
spelevaren in de baai van Hollandia. Het waren prauwen met een vlerk.
Alleep een Papoea kan er rechtuit mee varen. Bij ons gingen z,e aile kan-
ten op. Met de grote prauwen - tôt 12 personen - werd geoefend. De rub
berbootexercitie werd van toepassing verklaard. Pak op - prauw! Voor-
waarts - mars! De prauwen waren zo lang dat de voorste man al onder
water verdween, terwijl de achterste nog op het strand liep. De rubber
bootexercitie moest dus worden aangepast. Hoe Papoea's met zon lange
prauw schijnbaar moeiteloos en zonder ongelukken door de branding
kwamen, was ons een raadsel. Onze oefeningen moeten wel op hun
lachspieren hebben gewerkt. Gelukkig konden we er zelf ook om lachen.
HET NIEUWSBLAD - DINSDAG 25 APRIL 1989
Op de pot