De
No. 8
WOENSDAG 27 Januari 1892.
22e Jaargang.
Y A N
FEUILLETON
BOB8ESIÏÏS ZOOM, SâPPEMEEB.
Inzending Tan Advertentiën en'lngezonden Stntten des Pinsdags- en Vrijdag-savonds voor zea uur bq de mtgever».
Overzicht van 17 lot 24 Jan. 1892.
Voor de Gemeenten HOOGEZANDSAPPEMEEB, BLOCHTEBEN, NOOBDBBOEK, ZXFIPBBOEK, ZUIDLABEH, HAKElf m
Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cents,
franco per post 45 cents.
Enkele nommers 5 cents
u I T G A V
PRIJS der ADVERTENTIËN Van 1—5 regels 85 cents t
iedere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats
ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentiein eens
voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis.
tele nommers 5 cents.
BUITENLAND.
De schandalen in de fransche kamer zullen nu
zeker hun toppunt wel bereikt hebben. Dat af-
gevaardigden handgemeen werden, kwam reeds
dikwijls voor, maar dat men van de groene tafel
opstond om klappen uit te deelen, was iets nieuws
in de parlementaire geschiedenis van Frankrijk.
Het geval droeg zich als volgt voor. De heer Laur,
een niet toerekenbaar man, maar daarom juist
geschikt om in de kamer kabaal te maken, wordt
door het droevig overschot der boulangistische
partij in Frankrijk gebruikt, om de regeering, en
vooral den minister van binnenlandsche zaken, de
heer Constans, te ergeren. Men kan het dien
minister niet vergeven, dat hij door doeltrefïende en
goedgekozen maatregelen, den generaal die zich
met zijn nasleep van den troon van Frankrijk
meester waande, zoo behendig op zijde schoof.
Rochefort, de eigenlijke ziel van het boulangisme,
overstelpt daarom den heer Gonstans in zijn blad met
de gemeenste scheldwoorden en legt hem ten laste,
dat hij, natuurlijk jaren geleden, een huis zou heb
ben gehouden waar valsch gespeeld werd, zijn com
pagnon zou hebben vermoord, en tal van andere
misdaden zou hebben gepleegd, te laag om te
noemen. Dan komt de heer Laur, de trawant
van Rochefort, in de kamer ophelderingen vragen
waarom de schrijver van die artikelen niet wordt
vervolgd, met het kennelijk doel van af de tribune
de lasterlijke beschuldigingen voor te lezen.
Geen wonder dat de minister-president aan de
kamer voorstelde het houden eener dergelijke
interpellatie niet toe te staan. Toen dit voorstel
in stemming werd gebracht verklaarde de heer
Laur van af de tribune, dat de parlementaire vrij-
heden werden geschonden ter wille van een mi
nister, dien het gansche land toch reeds had ge-
brandmerkt.
In woede ontstoken snelde minister Constans
naar de tribune, en eer men het verhinderen kon,
had hij den boulangist een paar klinkende oorvij-
gen toegediend, hetgeen de heer Laur beant-
woordde door hem de paperassen, die toch geen
dienst meer konden doen, naar het hoofd te wer-
pen. Een onbeschrijfelijk tumult, trouwens geen
ongewoon verschijnsel in de fransche kamer, volgde
op deze kastijding. De leden der linkerzijde kwa-
men den minister geluk wenschen met de toege-
diende afstraffing, de voorzitter kon niets beter
doen dan de zitting sluiten en het publiek ver-
wijderen.
Na heropening der vergadering bood de heer
Constans aan de kamer zijn verontschuldigingen
aan, niet wegens hetgeen hij gedaan had, maar
wegens de plaats waar hij het gedaan had. Hij
beriep zich daarbij op zijn parlementair verleden.
De kamer nam blijkbaar met die verontschuldi
gingen genoegen. Inziende dat men den kalm-
sten man door voortdurend sarren wel tôt het
uiterste brengen kan, nam zij met zeer groote
meerderheid het voorstel aan, om de interpellatie
van den heer Laur niet in behandeling te nemen.
Ofschoon in de pers het gedrag van den minister
Constans niet wordt verdedigd, is toch de sym
pathie aan zijne zijde, en verheugt men zich er
in dat hij in den heer Laur het boulangisme een
kaakslag heeft toegebracht.
In de kamer zijn thans de discussies over de
tarieven van invoer afgeloopen, met 1 Februari
treden de hoogere rechten in werking en zullen
de Franschen ondervinden wat zij voor de eerste
levensbehoeften meer moeten betalen, nu de con
currence van het huilenland is afgesloten. Men
troost zich wel met de gedachte, dat dooi den
grooten inslag dien de handel in het builenland
gedaan heeft, daarvan vooreerst niet veel gemerkt
zal worden, maar men vergeet. dat de kooplieden
juist zullen trachten met die op groote schaal
over de grenzen gebrachte artikelen dubbel goede
zaken te maken.
In Portugal is weder een nieuw ministerie
opgetreden, dat zal trachten den berooiden toe-
stand waarin zich de financiën bevinden te vei-
beteren. Openhartig komen de nieuwe bewinds
lieden er voor uit, dat zoowel de ambtenaren als
de schuldeischers zich opofferingen zullen moeten
getroosten. De koning is voorgegaan door een
belangrijke besnoeiing op zijn civiele lijst toe te
staan, hooge ambtenaren zullen zijn voorbeeld
volgen. Men wil ook daar trachten dooi invoer-
rechten de industrie uit haar verval op tebeuren.
Ot het helpen zal?
BINNENLAND
In de eerste kamer is blijkens het verslag der
afdeelingen de door ons te volgen handelspolitiek,
met het oog op de gewijzigde invoertarieven in
andere staten, ter sprake gebracht. In dit verslag
leest men: uVan verschillende zijden drong men
aan op groote omzichtigheid in onze handelspoli
tiek, opdat de regeering zich niet te spoedig
tegenover andere landen zou binden en zich laten
verlokken door zoogenaamde minimum-tarieven
die geringe faciliteiten aan den handel verleenen.
Men had voornamelijk het oog op Frankrijk, wiens
thans aangenomen minimum-tarief voor ons land
in menig opzicht hoogst ongunstig is, terwijl onze
lage wijnaccijns en de bepalingen omtrent den
nadruk voor Frankrijk groote voordeelen opleveren.
Andere leden vroegen of wij ons niet met België
en Engeland zouden kunnen verstaan. Weer an
deren meenden, dat het beter ware een minder
gunstige behandeling te verdagen, dan van stelsel
te veranderen."
Het schijnt dat de voorstanders van het mini
mum tarief in de kamer niet talrijk waren, het
voorloopig verslag maakt ten minste van hunne
zienswijze geen melding.
Openbare vergadering van tien Raad
der geuieeule Sappeuieer,
d.d. 25 Januari.
Afwezig zijn de heeren Mulder en Wildervanck,
zoodat, daar de heer Remkes is overleden, acht
leden tegenwoordig zijn.
De voorzitter opent de vergadering, waatna de
notulen der vorige vergadering worden gelezen en
onveranderd goedgekeuid.
De voorz. leest hierop achtereenvolgens de adviezen
voor van B. en W. op de verschillende zaken,
welke in deze vergadering aan de orde komen, zijnde
1. Van W. Peters te Winschoten is eene mis
sive ingekomen, aangaande het verven van de Bor-
gercompagniesterbrug, en waarin hij er op wijst,
dat het verven wegens de tegenwoordige weersge-
steldheid beter dient uitgesteld te worden.
B. en W. stellen voor om dien overeenkomstig
te liandelen en dus het verven provisioneel uit
te stellen tôt de weersgesteldheid is veranderd.
2. Er is een adres ingekomen van den heer
P. J. Haccou, daarin nader er op aandringende om
hem als leeraar in de gymnastiek te handhaven.
Wij echter wij zen er op dat dit in strijd met de
wet zou zijn, want het Hoofd der school regelt
een en ander. Hij is aangesteld in de plaats van
Edelman, die bij Raadsbesluit d.d. 31 Juli 1882
tôt wederopzegging was aangesteld, omdat de ge-
gemeente toen niet in t bezit was van localitiet en
toestellen. Maar er is geene enkele bepaling in de
wet, dat de Raad eenig aanwijs mag geven aan
gaande de vakken, die onderwezen moeten worden.
Was de gemeente in 't bezit geweest van een locaal
en van werktuigen, dan was Haccou toen zonder
belooning te ontvangen als leeraar in de gymnastiek
aangesteld. Wij stellen daarom voor afwijzend op
het verzoek te beschikken en op den dag van de
aanstelling van een Hoofd der school in 't West
op een gage van 900, de 100 voor gymnastiek
te laten vallen.
3. Dan is er een adres ingekomen van T. Jansma,
Haccou, M. Jansma en Homan, die daarin een af-
zonderlijke belooning vragen voor t herhalings-
onderwijs. Bij hunne benoeming werden zij aan
gesteld als onderwijzers en dus tevens om onderwijs
te geven aan de avondschool of herhalings-onderwijs.
Toen de avondschool werd afgeschaft werd het
herhâlings-onderwijs aan het Hoofd opgedragen.
Haccou, die den 6 Sept. 1881 werd aangesteld had
toen acten voor 't Fransch, teekenen en gymnastiek.
Ook hij werd benoemd om herhalings-onderwijs te
geven. Om die reden stellen wij voor afwijzend
op hun verzoek te beschikken.
4. Er zijn adressen ingekomen van D. de Jonge
en L. Appelbrij om als brugwachter te worden
aangesteld. Wij stellen voor die adressen voor
kennisgeving aan te nemen, om bij de benoeming
van een brugwachter er op terug te komen.
5. Dan krijgen we de verordening op de hefflng
en invordering van tolgelden.
6. Vervolgens het politie-reglement.
7. Dan kunnen we meedeelen, dat op onze op-
roeping van twee tijdelijke onderwijzers, één in
't Oost en één in 't West, ieder op een salaris van
500 niemand is opgekomen. Wij stellen nu voor,
eene oproeping te doen op een salaris van f 600
8. Wij stellen voor om provisioneel een brug
wachter aan te stellen, op eene belooning van
1 daags.
9. Dan is er nog ingekomen eene dankbetui-
ging van Bouma, hoofd der school te Kleinemeer,
voor zijne verhooging van jaarwedde.
1. Nu krijgen wij eerst het adres-Peters. Hoe
denken de leden daarover?
De heer Smit: Ik ben er sterk voor. Ik
loof met Edzes, gelijk die den vorigen keer op-
merkte, dat het veel beter was er wat mede te
wachten, dan het bij deze weersgesteldheid te doen.
De heer Berg: Ik ben er ook voor.
De heer Nauta: In Maart, April of Mei is het
veel beter.
Hierop wordt zonder hootdelijke stemming con-
form het voorstel van B. en W. besloten.
2. De voorz. Nu 't adres van Haccou. Wil
iemand daarover ook het woord?
De heer Smit Ik zou wel willen voorstellen
om die adressen aan te houden tôt de volgende
vergadering. Het is zeer mogelijk, misschien zoo
goed als zeker dat accoord de wet is, dat het zoo
is als B. en W. zeggen. Maar om te voorkomen,
dat wij geen overhaastig besluit nemen, dat wij
niet zelfstandig genoeg oordeelen en geene inlich-
tingen genoeg aangaande de zaken hebben, schijnt
mij het beter toe haar te verdagen. Ik hoor van
schier aile ouders, dat zij zeer tevreden zijn met
het onderwijs.
Als we een parallel trekken tusschen wat het
vroeger was en nu is, dan is dat zeer in 't voor-
deel van wat het nu is. Gaan we na b.v. wat
het aan tal leerlingen betreft. Toen Haccou begon
waren er nog geen of ongeveer 20, en nu, als ik
wel ingelicht ben over de 30. Toen Haccou begon
gingen velen naar Hoogezand, maar toen zij zagen
welk degelijk onderwijs hij gaf, is dat opgehouden.
Is 't waar, dat het hoofd der school het recht heeft
om er over te beschikken, dan is dat iets anders,
maar ik ben daarvan nog niet overtuigd. De bur-
gemeester houde het mij ten goede, dat ik wel
gaarne eens door een andere autoriteit wensch
ingelicht te worden.
De voorz.: Ik moet Smit antwoorden, dat ik
zijn voorstel opmerkelijk vind. Op de laatst voor-
gaande vergadering wilde hij het oogenblikkelijk
beslist hebben, en nu, na bedaard onderzoek, nu
is hij er tegen waar hij toen sterk op aangedron-
gen heeft om het zoo gauw mogelijk te behandelen.
De heer Smit: Mag ik wat duidelijker van u
toegelicht hebben? Men kan het uit de notulen
zien. Ik ontken pertinent dat het waar is wat u
zegt, en meen zeer consekwent te zijn.
De voorz. Je stemdet dadelijk met Berg in.
De heer Smit: Dat betrof de adressen van
Jansma en anderen, die in nauwer verband ston-
den met Berg's voorstel.
De voorz. Is er nog iemand die er over spre-
ken wil? Niet? Dan breng ik in stemming het
voorstel van B. en W.
De heeren Boswijk, Nijhuis en Nauta stemden
er voor.
De heer Nauta: Mag ik weten of hij 800
behoudt
De voorz.: Hij is op 800 benoemd en later
50 verhoogd en toen heeft hij nog 100 er
bij gekregen in de plaats van Edelman.
De heer Nauta: Dan wordt die 100 hem
weer afgenomen?
De voorz. Ja, hij is tôt wederopzeggens benoemd.
De heer Nauta: Vooruit dan maar.
De heer Smit stemt er tegen; de overige leden
er voor.
De voorz.: B. en W. stellen nu voor om af
wijzend op het adres te beschikken.
In stemming gebracht verklaart de heer Smit
zich er tegen, de anderen er voor.
De voorz. Nu 't adres van T. Jansma, Haccou
en anderen.
De voorz. leest daarop het advies van B. en W.
nog eens voor, en vraagt daarop: Wil iemand
't woord er over?
De heer Nauta: Ik zou wel eens willen weten
wat tractement zij hebben
De voorz. Dat is nu niet aan de orde.
De heer Nauta: Ik kan mij er niet mee ver-
eenigen om er afwijzend op te beschikken. An-
Roman uit den Noord-Amerikaanschen
burgeroorlog,
16)
BALDVIN MttLLHAUSEJf.
Deze wilde afwijzend antwoorden, maar een
lichte duw zijner zuster waarschuwde hem voor
overijling en zeide hij slechls »Landbouwstudent.
»Dat klinkt ook niet kwaad; maar heeft hier
niets te beteekenen, waar evenveel landbouwstuden-
ten zijn als mannen, die een bijl kunnen hanteeren
en het land beploegen. Hadt ge in plaats van te
studeeren, een ambacht geleerd, dan zoudt gij ei
beter aan toe zijn doch daar is nu niet meer aan
te veranderen. Ge behoeft daarom den moed met
op te geven, want met een goeden wil kan men
het ver brengen. Maar eerst moet het pohtoer
er af, daarna komt ailes van zelf; wat zegt gij er
van, dokter?"
»Ik moet mijnheer Findegern toestemmen, zeide
Krehle met een buiging tôt de gasten.
Op dit oogenblik kwam Gleopatra, een breed
geschouderde goedmoedig uitziende negerin, op de
waranda met tlessen en glazen. Na haar vertrek
schonk Martijn de glazen vol, waarop hij en Krehle
ze met een »welkom" ophieven en tegen de andere
glazen aanstieten. Martijn scheen niet te willen
zien, dat zijn gasten slechts aarzelend aan hun
glas nipten, terwijl zijn spottende lach hun met
kon ontgaan. Met welgevallen zich onder het
schootsvel in de handen wrijvend, vroeg hij aan zijn
oudsten neef »Hoe heet gij eigenlijk
sMaurits," antwoordde deze, die evenals zijn
broer meer en meer op heete kolen zat en slechts
ter wille hunner zuster het pijnlijk verhoor duldde.
»Maurits?" herhaalde Martijn, »het lijkt wel
Fransch, maar het is altijd beter dan geen naam.
Daarop het jonge meisje aanziend, wier lieftallig
gelaat met een verlegen blos werd bedekt, vroeg
hij: »En wat is uw naam?"
«Margaretha, ik ben naar mijn moeder genoemd,
luidde het vriendelijk antwoord.
»Juist kind, uw moeder heette Greta; en als
ook maar het tiende deel van haar goedheid in
uw jong hart woont, ben je nog eens zooveel
waard dan je beide broers met elkaar. Zonder te
bemerken, dat Margaretha haar ontstemden broeders
een lachenden blik toewierp, wendde hij zich tôt
zijn jongsten neet. »En gij?"
«Markolf," antwoordde de jonge man en zich
niet langer kunnen bedwingend, ging hij voort op
uitdagenden toon: »Markolf Durlach, en ik kan
de woorden van mijn broeder bevestigen: wij zijn
niet als bedelaars hier gekomen, die zich aan het pijn-
liikst verhoor moeten onderwerpenmaar als onat-
hankelijke mannen, die een lievelingswensch van
hun overleden moeder wilden vervullen. Gij hebt
ons echter duidelijk gemaakt, dat wij onwelkome-
gasten zijn. Vergeef ons onze vnjpostigheid,
het lag niet in onze bedoeling u lastig te vallen.
Met al de onstuimigheid zijner jeugd stond hij op
en wendde zich tôt heengaan.
Zoolang Markolf sprak, had Martijn hem met
zijn zonderling vorschenden blik aangezien. ''Un
gelaat verried niet de minste ergernis, terwijl hy
terechtwijzend antwoordde: »Je durft tenminste
van je afspreken en dat staat mij aan. Als Gret.i,
je overleden moeder, hier was, zou ze zeggen
Markolf, als je ooit mijn eenigen broeder ontmoet
en je vindt hem niet naar je smaak, vergeet dan
niet dat hij meer dan eens zoo oud is alsjijbent.
Laat hij als eenvoudig schrijnwerker begonnen zijn,
hij wist zich toch tôt een man op te werken,
die voor niemand behoeft uit den weg te gaan.
Maar ga zitten, mijn jongen en drink eens, dan
spoel je je wel die grillen uit het hootd.
Markolf trilde van verontwaardiging en schaamte.
»Het zou mij spijten u op kosten te jagen
«Gastvrijheid is in dit land een groote deugd en
beleedigend is het ze te weigeren," viel Martijn
hem in de rede. «Maar ik neem het met u met
zoo nauw. Gij zult uw hoofd nog wel eens moeten
stooten voor dat gij den eersten cent verdiend hebt.
Dus nog eens: ga zitten; drink of laat het staan.
Wij kunnen daarom toch wel praten." Markolf
wisselde een blik met zijn bedaarderen broeder,
zag Margaretha schuw in de bestraffende oogen,
en" door haar ongemerkt bij de jas getrokken, nam
hij weer naast haar plaats.
Martijn ging voort, alsof er geen stoornis was
geweest: Nu weten we hoe ge heet en daar ge
van mij armen drommel, niets meer verwacht dan
een goeden raad, zal ik u dien niet onthouden.
Zich eenige oogenblikken verlustigend in de spanning
op het gelaat zijner bezoekers, vervolgde hij »Ik
moet zeggen, gij twee jongens bevalt mij uitstekend.
Ge zijt krachtig gebouwd, hebt heldere oogen en
gezonde leden en daarmee kan men het in dit
land ver brengen. Met uw geld staat het zeker
niet heel breed?"
»Veel of weinig," antwoordde Maurits kortaf,
»wij hebben genoeg om te leven, tôt wij zelf ons
brood verdienen."
»Goed gesproken," zeide Martijn, «maar met
woorden alleen komt ge niet verder, wanneer het
zilver ontbreekt om daaraan kracht bij te zetten.
Daar je echter zoons bent van mijn eenige zuster,
wil ik je nog wel morgen aan den dag, gelegen-
heid geven je brood te verdienen." Weer verlus-
tigde hij zich in de gespannen verwachting, waar-
mee men hem aanzag, en met stille voldoening ging
hij voort: »Mijn zaak breidt zich zoo uit, dat een
paar nieuwe knechten mij welkom zijn. Gij kunt
beiden als leerling bij mij komen en ik wil geen
Martijn Findegern heeten, wanneer ge binnen zes
maanden schaaf en beitel niet hanteert, alsof uw
peet ze u in de wieg reeds als speelgoed had ge-
geven. Op den zolder zal ik een kamer voor
u inrichten, terwijl Gretha de negerin in de keuken
wat kan helpen, waarvoor zij, evenals gij; een
bepaald loon ontvangt. Zij als dame krijgt haar
kamer beneden, misschien wel twee, waarvoor wij
zelf de meubels zullen maken. Als ge vlijtig en
zuinig zijt, kunnen wij misschien wel later een
vennoolschap aangaan. Dokter kan het uithang-
bord wel veranderen en er met mooie letters op
teekenen: Timmerfabriek en doodkistenmagazijn
van Martijn Findegern en Gebroeders Durlach.
Dat klinkt voornaam, niet waar? Zelfs uw vader
zou daarmee gevleid zijn geweest." De kleine
oogen fonkelden van geestdrift of van boosaardigheid,
dàt zou Krehle alleen kunnen zeggen. Deze echter
luisterde met waardige houding, hoewel hij in zijn
hart zich vermaakte met de woorden van zijn ge-
slepen vriend.
De beide broeders meenden hun ooren niet te
kunnen gelooven; een blos van verontwaardiging
kleurde Markolf's gelaat, terwijl Margaretha daar-
entegen slechts met moeite haar lachlust bedwong.
Ook om de lippen van Maurits speelde een fijn
lachje en met zijn oogen zijn broeder het zwijgen
opleggend, antwoordde hij zijn oom, wiens bekrom-
pen ïnzicht, naar hij meende, toegevendheid eisch-
te )/Zeker is uw vriendelijk voorstel welgemeend,
maar
»Maar voor de zoons van een geheimraad niet
precies geschikt," viel Martijn hem in de rede met
een vroolijk knipoogje.
»Dat wilde ik niet zeggen," ging Maurits voort,
»maar mij dunkt, dat wij, die voor een ander beroep
zijn opgeleid, niet verstandig handelen nu een
handwerk te beginnen, waartoe ons wellicht de
bekwaamheid ontbreekt."
»Ik begrijp, dat mijn voorstel u verraste," zeide
Martijn, zijn hoed op zij schuivend, «en ge hebt
tijd noodig het van aile kanten te bekijken. Het
is zelfs raadzaam eerst vruchteloos naar andere
betrekkingen uit te zien, dan zult ge wel gedwee
worden. Wat ik nu zeg, geldt ook voor later;
vergeet dat niet, als ge droeve ondervinding opdoet.
Twee schaafbanken zijn spoedig klaar en voor ge-
reedschap zal ik wel zorgen Maar nu een andere
vraag: ge kunt onmogelijk van Greta verlangen,
dat ze u bij uw rondzwerven overal vergezelt en
haar alleen in een kosthuis achter te laten, zou
nog ongepaster zijn. Nu stel ik haar voor, mij
dagelijks te bezoeken om hier eigen te worden.
Hoort ge het, Greta? Bevalt het je dan bij mij
en hebt ge lust zelf je brood te verdienen, dan
ben je bij je oom even goed bewaard als ergens
elders, terwijl je de heeren broeders niet hindert
in hun vrije bewegingen." (Wordt vervolgd.)
V01K8BLAD
OOST-GQORECHT EN OMSTREKEN
VAN
DOOR