ZONDAG- 7 Februari 1892 22 s Jaargang. lie Npion. I VAN Bedelzwerftochten. FEUILLETON BOROESIUS ZOOM, SAPPEMEER. Inzending van Advertentiën en Ingezonden Stukken des Dinsdags- en Vrydagsavonds vôôr zes nur bij de Uitgevers. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. ><*anff. BUITENLAND. Voor de Gemeenten HOOGEZAND, SAPPEMEER, SLOCHTEREN, NOORDBROEK, ZUIDBE.OEK ZUÏDLAREN, HAREN enz. Dit BLAD verschynt iederen ZONDAG en WOENSDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 35 cents, franco per post 45 cents. Enkele nommers 5 cents. PRIJS der ADVERTENTIËNVan 4—5 regels 25 cents, îedere regel meer 1« cents. Groote letters worden naar plaats- rnimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie, in eens voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. DIENSTREGELING OR DE STAATS-SPOORWEGEN, AANGEVANGEN DEN OGTOBER 1891. WEEKKILENDEB. Zondag 7 Februari. Maandag 8. Dinsdag 9. Woensdag 10. Donderdag 11. Vrijdag 12. Zaterdag 13. Zonsopgang, Vrijdag 12 Februari te 7.25 onder te 5.5. Voile maan, Vrijdag 12 Febr. Wij allen herinneren ons nog uit onze jeugd de ijselijke verhalen van die rondtrekkende troepen bedelaars, waarop soms zelfs formeele klopjachten werden gehouden gelijk thans op wilde zwijnen en ander grof wild. Breede grachten met ophaalbrug- gen omringden toen de eenzaam gelegen boeren- woningen, om den eigendom tegen het boevenge- spuis te beschutten. Toch weet menig oudje nog te verhalen, hoe daar vroeger b.v. in Trips- en Borgercompagnie en elders werd huisgehouden, hoe daar soms heele benden de boerderijen ongestraft afstroopten en met brand en moord dreigden, ja zelfs de daad bij het dreigement voegden, wanneer niet gewillig aan den eisch om geld en goed werd voldaan. En ook van ware heldenfeiten gewaagt. de overlevering, wanneer soms de overvallen eige- naar den moed had met de zijnen zich tegen de bandieten te verdedigen, een verzet, dat echter vroeg of laât meestal met brand of doodslag door de dieven werd gewroken. En van enkele roem- ruchtige schouten of burgemeesters wist men te verhalen, een geslacht, dat tegenwoordig geheel schijnt uitgestorven, daar we thans helaas klein- moedigen kennen, die openlijk fooien uitloven voor het opvangen van stroopers of dieven, mannen, die »bij nacht en ontijd" zelven de dieven achter- volgden en ze soms eene hardhandige afrossing bezorgden en het noodige respect inpeperden. Meerdere vooruitgang en beschaving hebben inmid- dels de politiezorg vergemakkelijkt, en zoo hebben we soms ten platten lande de politie met den bur- gervader gemoedelijk op de hazenjacht zien gaan, of ze hare diensten zien presteeren voor 'l ophalen van schoolgelden brandkastgelden, enz. Die zor- geloosheid der plattelands burgervaders, gevoegd bij de vrijere ideeën van radicalisme en socia lisme, hebben gemaakt, dat in de laatste jaren de ruwheid en brutaliteit weer driester het hoofd opsteken, en ik behoef maar even aan den kerkroof en de brutale inbraken in Appin- gedam en omstreken van den laatsten tijd te her inneren, om ieder verder bewijs mijner uitspraak overbodig te maken. En wie zijn van dat brutaal opfreden de dupe? In de eerste plaats zeker de achteraf- en alleenwonende boeren die buitendien al weinig genot hebben van politiezorg of nacht- waker. Zeer ad rem heeft in de »Vragen des tijds" onze bekende schrijver -G. Emants een artikel aan deze gewichtige zaak gewijd, getiteld »De bede- larij in Nederland". Onze landbouwers, zegt hij, hebben tegenwoordig door de eenzaamheid hunner woningen meer dan ooit van de onbeschofte bede laars en landloopers veel te lijden, en de zorg voor de veiligheid ten plattenlande schijnt veel te wenschen over te laten. Bij mijne wandelingen door de provinciën heb ik mij daarvan herhaal- delijk overtuigd. En hoewel de schrijver gaarne hulde wil brengen aan het onlangs gehouden land- bouwcongres te 's Gravenhage, zoo is hij toch eenigszins teleurgesteld, dat dit zeer overwegend onderwerp daar niet is ter sprake gebracht. En hij heeft gelijk. Want wat te zeggen van de ge meenten, waar het inwerpen van glasruiten, het aanranden van meisjes, allerlei straatbaldadigheden enz. gewone ontspannings- of strafmiddelen van 't gepeupel zijn, waartegen de politie niets heet te vermogen, terwijl de landbouwer geen oogenblik volledig zeker is van zijnen eigendom? Want het geldt hier niet alleen eene kwestie van overlast, maar ook van veiligheid, en zeer zeker is de vei ligheid der burgers de eerste zorg van elke regee- ring. En landloopers en bedelaars zijn te gelegener tijd »inbrekers, brandstichters en moordenaars" dit werd en wordt nog steeds door de ervaring bewezen. Waar men nu in vroegere eeuwen af en toe drijfjachten op dat geboefte ging houden, daar past deze maatregel thans niet meer in het kader der beginselen onzer tegenwoordige rechts- pleging. En het behoeft voor niemand betoog, hoe treurig het in dezen met onze strafwetgeving is gesteld en hoe weinig notitie tôt nog toe van het groote kwaad door de regeering en de volks- vertegenwoordiging is genomen. Doch niet alleen de boeren, maar ook de eenzame wandelaars, de reizigers en toeristen mogen zich tegenwoordig vooral wel in acht nemen. Aanrandingen en af- persingen op den openbaren weg nemen op ver- ontrustende wijze toe er gaat bijna geen dag om, of wij lezen daarvan in de dagbladen. En nu kunnen we wel bluffen op den vooruitgang en de meerdere beschaving van ons dierbaar Nederland: doch de schande van zoodanige feiten wordt er niet door verkleind. En de reden van het kwaad schuilt in onachtzaamheid en verslapping van tueht, in de zoogenaamd vrijere levensopvatting en 't gescherm met allerlei onpraktische leuzen, maar ook voor een deel in onze rechtspleging. Want we durven niet veronderstellen, dat de menschheid gestadig slechter wordt, maar wel, dat de vrees voor strenge straf geheel is weggenomen. Ja, de voorbeelden zijn er voor 't grijpen, dat er wordt aangerand en gedreigd, alleen maar om wat straf op te loopen. En zoolang de arme bedelt aan de poorten der gevangenis om de kliekjes en den afval van de tafels der misdadigers; zoolang daar aile zorg wordt aangewend voor goed logies, goede voeding, ontspanning en lectuur, zoolang zal ook de vrees voor en de afschrik van gerechtelijke straf gestadig afnemen. Eene redelijke behande- ling is natuurlijk goed, maar gemoedelijke zoet- sappigheid en mededoogen moeten hoe eer hoe liever buitengesloten worden. Ook is eene afzon- derlijke en spoedige rechtspraak voor zulke mis dadigers een dringend vereischte. In stede van zulke sujetten direct onschadelijk te maken, verliest men zich in allerlei formaliteiten en laat hén midden in de maatschappij voortleventôt onze trage rechtspraak ze eindelijk eens oproept te hunner verantwoording. Groote zuivering en uitbreiding onzer politiemacht ten platten lande is daarnevens gebiedend noodzakelijk. Onze plaltelandspolitie en de slechts in enkele streken werkende maréchaus sées zijn waarlijk niet voldoende. Dat is in de meeste landen van Europa veel beter geregeld dan hier. Zelfs jn Italië, een land, vroeger zoo berucht om zijne onveiligheid en rooverijen, is het door de instelling van een corps karabiniers veel veiliger dan in ons land. Nu weten wij hier bij onder- vinding, hoe grooten dienst de weinige maréchaus sées bewijzen, die hier in dienst zijn gesteld. Dat corps dient dus zoo spoedig mogelijk uitgebreid te worden. Misschien ware het evenwel beter en ten minste veel goedkooper, om gelijk ook de heer Van Eden van Haarlemdat voorstelt, een gedeelte onzer militaire macht daarvoor bepaaldelijk aan te wijzen. Zoowel infanterie als cavalerie zouden daarvoor uitstekend geschikt zijn: een vijfhonderd miliciens, mits goed geoefend en onder leiding van officieren, die zich vooraf met de inrichting van een corps b.v. als dat in Italië volledig op de hoogte hadden gesteld, zouden voldoende zijn. Dit zou aan het rijk veel minder kosten dan de tegen woordige en onvoldoende politiemacht, en de milicien won er dit nog bij, dat hij meer en beter het land leerde kennen, dat hij in tijd van oorlog geroepen is te verdedigen. De boeren zouden zoo danige afdoende hulp dankbaar ontvangen, en in korten tijd kon aan de tegenwoordige onveiligheid voor goed een einde zijn gemaakt. En noodig is het, dringend noodig! Gron. Febr. '92. DE (ju In de vorige week werd des nachts in het Kanaal door de bemanning van een Engelschen vischlogger, op het hooren van hulpkreten, na eenig zoeken', een man opgenomen, die zich op een reddingboei drijvend hield en niets aan had dan een flanellen hemd. Aan' boord gebracht, bleek de man zoo uitgeput, dat hij niet staan en niet spreken kon. Op de reis naar Plymouth kwam de geredde genoeg tôt zichzelven om den gezagvoerder te kunnen rnededeelen, dat hij een Russisch zeeman was en den vorigen nacht in het Kanaal van eene stoom- boot overboord sprong. Later legde hij bij den Russischen eonsulairen agent de volgende verkla- ring af: »Ongeveer tien dagen geleden deserteerde ik van het Russische schip Walganzeems, dat voor Teign- mouth lag. Ik vertrok naar Devonport en nam dienst op het Engelsche stoomschip Gertrude, be- stemd naar Swansea; daar nam het schip eene lading kolen in en zette daarop koers naar eene Fransche haven. Op zee werd ik door het scheeps- volk en den stuurman zeer ruw behandeld. Het volk klaagde er over, dat ik een Rus was, mijn werk niet verstond en te veel geld verdiende. Het trof mij dikwijls, hoe het andere scheepsvolk naar mij keek, als ik, verschrikt door de bedreigingen der lieden beneden, naar het dek vluchtte. Dinsdag- nacht hoorde ik verscheidene gesprekken tusschen den stuurman en het volk, waarin gezegd werd, dat, als ik op de wacht kwam, men mij in een zeemans-plunje-zakmet wat kolen als ballast, overboord zou werpen. Even voor middernacht ging ik naar dek, greep een reddingboei en sprong in zee." Deze verklaring geschiedde met behulp van een tolk, daar de 20jarige Russische varensgezel geen Engelsch kon spreken. Hij was de eenige vreemde matroos op de Gertrude. De Kamer van Koophandel te Plymouth nam Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BALDCIN VloI.I.II lI tSKN. 19) Hij haalde diep adem en de trek van spot en voldoening om zijn lippen maakte voor een aan onnoozelheid grenzende onschuld plaats, terwijl hij voortging: »Ik had de afbetaling liever uitgesteld tôt een tijd, waarin het geld u van meer voordeel zou kunnen zijn; daar ge echter besloten zijt uw leven voor niets te wagen en ik daarentegen niet heb ben wil, dat ge heengaat zonder mij als eerlijk man te hebben leeren kennen, is het het beste, dat ik terstond schoon schip maak. Ik dank God op de knieën, dat deze zwaar drukkende last nu van mijn hart is genomen." Het drietal zag elkaar aan; geen hunner wist wat te zeggen. Zij meenden hun oogen niet te kunnen gelooven, toen zij zagen hoe hun zonder- linge oom de eene roi goud na de andere van onder zijn schootsvel te voorschijn haalde en op de tafel legde. /fwaalfhonderd gulden," sprak hij, toen de voor- raad uitgeput was, op denzelfden toon, waarmee hij een korf spaanders verkocht; »twaalfhonderd gulden in ronde som, de rente meeberekend. Verdeel het geld als je rechtmatig eigendom en maak er goed gebruik van. Voor Gretha zal ik wel zorgen. Een kwitantie heb ik evenmin noodig als vroeger de geheimraad; en hiermee is God zij dank, deze lastige zaak afgedaan." Nog altijd zagen de breeders ontsteld in het onschuldig grijnzend gelaat; eindelijk zeide Maurits op afwijzenden toon »Mijn vader was zeer grool- moedig, van hem mag ik niet verwachten, dat hij den onbemiddelden broeder zijner vrouw de zes- honderd gulden als een voorschot ter hand stelde en wij zullen evenmin terugnemen, hetgeen hij ten geschenke gaf." »Grootmoedig?" riep Martijn heftig uit, maar zich terstond bedwingend, voegde hij er spottend bij »Nu ja, ik heb zijn grootmoedigheid leeren kennen. Maar hetzij hij mij het geld gaf als geschenk of als voorschot, het doet niets ter zake Weigert gij het aan te nemen, dan wordt het oneerlijk geld en dat duld ik niet in mijn huis. Met mijn handenarbeid sla ik mij door het leven; toch heb ik evengoed mijn trots als de zoon van een geheimraad. Door mijn raad in den wind te slaan, hebt ge elken band tusschen ons verbroken en ik ben er de man niet naar vriendschap aan te houden, waar zij niet gewild is. We kunnen echter op goeden voet met elkaar blijven en een beleefden groet wisselen, al was het alleen om Gretha, die onder dit dak haar tehuis zal vinden. Overigens zullen we elkaar niet veel in den weg zijn. Dokter, gij zijt geleerde en kunstenaar, wat zegt gij er van?" Op waardigen toon antwoordde deze »Den trots heb ik lie! in den Spanjaard, maar ook in den eenvoudigen schrijnwerkersknecht." »Daar hoor je 't," zeide Martijn en toen Maurits op heftigen toon hem in de rede viel, zeggend »Ge begrijpt me verkeerd liet Martijn hem evenmin uitspreken. Er lag een zekere waardig- heid in zijn toon, toen hij antwoorde: »Ik begrijp je niet verkeerd. Wat je zegt, is niet wat je denkt geloof me, ik ben oud genoeg om twee jonge ltna- pen in het hart te lezen en wat ik daar ontdek, is mijn zaak. Als ik in vrede sterven zal, moel ik het geld van uw vader op de eene of andere wijze hebben afbetaald." »Wees toch niet dom, fluisterde Margaretha Maurits toe, »neem het geld toch, hij is immers onze oom." Martijn stond op en met een minachtenden blik op de beide jonge mannen, zeide hij »Ik ga nu naar de werkplaats en neern den dokter mee. Vijf minuten laat ik u alleen; in dien tijd moet ge 't maar eens zien te worden. Ik voor mij verlang en hier in het slakkenhuis ben ik heer en meester niets meer van het geld te hooren of te zien." Precies vijf minuten bleven de twee oude zon- derlingen weg; toen zij terug kwamen, zagen ze op den eersten blik, dat het geld verdwenen was. Hoeveel overreding het Margaretha gekost had, haar stijfhoofdige broeders tôt toegeven te bewegen, daar vroeg niemand naar. Het gesprek wilde echter niet best meer vlotten weldra vertrokken de broe ders, terwijl Margaretha zich in haar nieuwe kamers huiselijk inrichtte. Nog eenmaal kwamen Maurits en Markolf terug om hun zuster vaarwel te zeggen. Margaretha weende bitter bij het afscheid. Toen de jonge mannen hun oom de hand reikten, beschouwde Martijn hen met een tevreden grijns- lach. Hun dank voor de aan Margaretha betoonde gastvrijheid nam hij echter niet aan, en zijn laatste woord was, dat zij zich niet om haar toekomst behoefden te bekommeren. NEGENDE HOOFDSTUK. Twee jaren waren sedert Margaretha's komst in het slakkenhuis verloopen en nog nooit had zij één oogenblik berouw gehad over haar besluit. Zonder eenige inspanning, alleen door haar bemin- nelijken levenslust, was het haar gelukt de gene- genheid der beide oude jonggezellen te winnen en had zij zelfs een zekere macht over hen verkregen Dat bleek reeds daaruit, dat beiden ailes in het werk stelden, wat het jonge meisje aangenaam kon zijn. Niets ontbrak meer aan de inrichting van haar kamers en zelfs de verwilderde tuin was nu vriendelijk aangelegd met heesters en bloemen. Bovendien was het vierbladige klaverblad nog met een vijfde vermeerderd. Het was de vijftienjarige neef van Gleopatra, een dwerg, die met zijn be- weeglijkheid en zijn dolle streken veel op een zwarten kabouter geleek. Den jongen wees kon men echter volkomen vertrouwen; daarbij was hij zeer scherpzinnig. Hij woonde afwisselend in het slakkenhuis, bij een tante in de stad, of bij een oom aan de overzijde der Missisippi. Door het ge- heele klaverblad werd hij als een troetelkind ver- wend, en zijn moedwillige streken lokten ten hoogsle een berisping uit. Oorspronkelijk heette hij Washing ton, wat dokter Krehle echter heiligschennis noemde, die hem tôt aller instemming, Vagevuur herdoopte. Zoo leefde Margaretha volgens haar eigen be- wering, als in een paradijs, te meer daar haar aan- spraken zoo bescheiden waren. Alleen de gedachte aan haar broeders stemde haar somtijds droevig. Van Maurits, die reeds lang tôt kapitein was be- vorderd, wist zij op het oogenblik niets meer, dan dat hij met een geheime opdracht naar de Missouri was gezonden, terwijl Markolf maanden geleden had geschreven, dat het hem goed ging en dat hij zijn jagershart kon ophalen om mooie huiden te bemachtigen. Het was de avond van een schoonen September- dag. Van uit de werkplaats klonk het knarsen van de zaag, terwijl de tonen eener piano, voortgebracht door de ongeoefende vingers van een leerlinge van Margaretha, door het open venster naar buiten drongen. Eenige oogenblikken later waren leer- meesteres en leerlinge door de achterdeur den nieuw aangelegden tuin ingaan. Tien minuten later werd de tuindeur voorzichtig geopend en zag een zwarte kroeskop door de smalle opening. Nadat een paar scherpe oogen naar aile kanten hadden rondgezien, trad een kleine maar krachtig gebouwde gestalte over het voorplein en sloop voorzichtig het huis binnen. De gang rondziende, verkreeg Vagevuur want het was de jonge neger zekerheid, dat hij niet bespied werd en terstond daarop begaf hij zich naar de véranda. Hij haalde twee brieven uit zijn zak en na ze een oogenblik beschouwd te hebben, hield hij den kleinsten, die geen adres had, in de hand, terwijl hij den groote weer in zijn zak stak. Hij luisterde, zag schuw om zich heen en sloop toen vlug als een kat naar het uiterste einde der véranda. Hier schoof hij den brief in een gleuf van de leu- ning, ontstaan in het vermolmde hout en wel zoo diep, dat maar een smal wit randje van het cou vert te zien bleef. Uit vreugde over zijn goed vol- brachte taak, begon hij nu op de snelste maat een mélodie te iluiten en daarbij een negerdans uit te voeren met bewonderenswaardige vlugheid. (Wordt vervolgd.) VOLKSBLAD 00ST-G00R1CHT EN OHSTREEIN Van NIEUWE SCHANS naar HARLINGEN. j.7,40 *8,65 11,41*2,62 5,80 9,12 11,56 3,09 9,23 12,08 3,21 9,34 12,19 3,32 9,45 12,28 3,43 9,50 12,34 3,49 7,32 8.5^ 10,3 12,47 4,1 7,86 10,8 1,45 5,4 Leenwarden 9,03 11,81 3,18 6,27 Harlingen 9,89 12,7 3,49 7,6 Vertr. N.-Schana *6,16 Winachoten 6,83 ^7,58 Scheemda 6.47 .3 8,10 Zuidbroek 7,00 P 8,21 Hoogezand 7,13 H 8,34 Kropawolde 7,19 J2 8,40 Aank. Groningen Vertr. 5,44 5,51 6,00 6,08 6,18 6,26 6,32 8,33 8,48 8,56 9,07 9,16 9,21 9,33 9,40 9,44 11,4 10,20 11,40 Van HARLINGEN naar NIEUWE SCHANS. Vertr. Aank. De met een gemerkte treinen stoppen aan den Borgercompagniesterweg (wachtp. 87), tôt het opnemen en uitlaten van reiziger». De trein welke des voorm. 8.56 van N.-Schans vertrek't, neemt Dinsdags geen reizigers op voor Groningen. Vertr. Harlingen 7,2 9,40 1,10 3,29 5,46 Leeuwarden 7,43 11,26 1,56 5,6 8,00 Aank. Groningen 9,1 12,44 3,8 6,24 9,18 Vertr. *6.30 9,6 *12,49 3,22 *6,32 10,45 Kropswolde 6,44 9,20 1,03 3,36 6,46 10,59 Hoogezand 6,50 9,26 1,09 3,42 6,52 11,05 Zuidbroek 7,1 9.35 1,20 3,51 7,3 11,14 Scheemda 7,16 9,50 1,35 4,6 7,19 11,29 Winachoten 7.24 9,58 1,43 4,14 7,27 11,37 Aank. N.-Schana 7,40 10,12 1,59 4,28 7,43 11,51 Van GRONINGEN naar DELFZIJL Aankomst DELFZIJL Van GRONINGEN naar MEPPEL—ARNHEM. Groningen Haren De Punt Vriea-Zuidl. Aaaen Meppel Aank. Zwolle Deventer Zntfen Arnhem 6,26 6,35 6,42 6,51 7,7 8,15 8,54 8,— 10,23 12,62 4,9 10,32 1,1 4,18 6,30 10,40 10,49 8,26 11,7 9,17 12,23 9,49 1,8 9,40 10,24 2,15 9,59 10,42 2,56 10,37 11,15 3,37 7,45 11,18 1,48 5,14 9,20 12,50 3,23 6,49 1,9 4,26 1,18 4,35 1,35 4,55 2,50 6,10 3,30 6,50 4,15 7,38 4,38 8,3 Sneldienat van Groningen 8,naar Amsterdamwelke des avonds te 10,42 aldaar retonrneert. 5,26 8,57 10,50 7,56 10,46 9,33 12,20 8,10 8,19 8,27 8 6,56 8,52 7,47 10,10 8.17 10,50 9,41 10,5 Van ARNHEM naar MEPPELGRONINGEN. 6,26 9,20 9,20 10,10 2,52 7,18 10,6 10,6 11,48 8,38 7,48 10,24 10,24 12,13 4,22 Vertr. Arnhem Zntfen Deventer Zwolle Meppel Assen Vries-Zuidl. De Punt Haren AaDk. Groningen Van DELFZIJL naar GRONINGEN Aankomst GRONINGEN 5,58 8,33 10,58 11,7 6,42 9,18 11,38 11,50 7.56 10,34 12,20 1,3 8,15 10,48 8,24 10,57 8,32 11,5 8,40 11,13 12,45 6,- 7,12 7,83 8,58 1,17 1,26 1,34 1,42 10,44 1,24 12,27 2,57 1,59 6,51 2,47 7,42 4,2 8,56 10,17 4,16 9,10 4,25 9,19 4,33 9,27 4,41 9,36 10,42 4,52 8,30 6,25 10,2 DOOR I

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1