No. 14. WOENSDAG 17 Februari 1892. 22e Jaargang. I)e Kplon. VAN BOBGESITJS ZOON, SAPPEMEEK. Inzending van Advertentiën en Ingezonden Stukken des Dinsdags- en Vrijdagsavonds vôôr zes uur bij de ïïitgevers. Overzicht van 7 tôt 14 Febr. 1892. FEUILLETON. Voor de Gemeenten HOOGEZAND, SAPPEMEERSLOCHTEREN, NOORDBROEK, ZUIDBROEK, ZUIDLAREX, HAREN enz. Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cents, franco per post 45 cents. Enkele nommers 5 cents. U 1 T G A V E PIUJS der ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels as «.eut., iedere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats- ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie, in eens voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. BUITENLAND. De rede waarmede het engelsch parlement namens de koningin is geopend, bevat behalve de gebrui- kelijke mededeelingen omtrent de vriendschappelijke betrekkingen tôt de vreemde mogendheden, o a. de aankondiging van wetsvoorstellen tôt invoering van gemeentelijke besturen in Ierland, op denzelfden voet als die in Engeland zijn ingericht, en een verandering in de wetgeving betreffende de ver- antwoordelijkheid van patroons ten opzichte van ongevallen aan hunne werklieden overkomen. Dat invoeren van gemeentelijke besturen in Ierland vindt op het groene eiland zeer weinig sympathie men ziet daar zeer goed in, dat het doel der re- geering is door het nemen van halve maatregelen de aandacht van het hoofddoel, algeheele zelfre- geering voor Ierland, af te leiden, vandaar de sterke oppositie die zich in het kamp der iersche leiders tegen het regeerings-voorstel openbaart. Bijzonder uitvoerig bespreekt de troonrede de verhouding tôt Egypte. De koningin betreurt het door den dood van den Khedive een eerlijken bond- genoot verloren te hebben, wiens regeering er toe bijdroeg om in weinige jaren welvaarl en vrede in Egypte te herstellen. Zij stelt volledig ver- trou wen in zijn opvolger, die zeker dezelfde ver- standige staatkunde zal volgen. Dat vertrouwen is echter in den laatsten tijd al zeer geschokt. De vorige Khedive, de trouwe bondgenoot, was niet meer dan een gewillig vazal van Engeland, die geheel naar den zin van den engelschen bevelhebber Grenfell handelde, en zeer tevreden was als het hem werd vergund op oos- tersche wijze zijn hofhouding in te richten. Van ingrijpen in het bestuur was bij hem al zeer wei nig sprake. De jonge man die thans de teugels van het bewind in handen heeft, en door zijn op- voeding in Oostenrijk reeds lang aan den engel schen invloed onttrokken was, beschouwt zijn positie anders als zijn vader dit deed. Abbas-Pacha is niet tevreden met den titel en een behoorlijk ho- norarium, hij wil zijn zelfstandigheid handhaven zoowel tegenover den engelschen consul-generaal als tegenover den bevelhebber der engelsche troepen. Hij eischte dat de engelsche officieren, zoowel als de inlandsche den eed van trouw aan hem zouden afleggen, en ontfulselde den Engelschen reeds menig voordeel dat zij, op de bekende wijze vanAlbion's zonen, handen ingepalmd. Tôt nu toe ging dit ailes goed, de Engelschen gaven toe, erkenden hem als heer en meester in het land, maar het is de vraag of hij op den duur zijn zelfstandigheid zal kunnen blijven handhaven tegen een drom van engelsche ambtenaren, die altijd rapporteerden dat Egypte nog niet mondig was, en niet op eigen beenen kon staan. Blijkt hij te zijn de energieke man, zooals hij zich in de eerste weken van zijn bestuur openbaarde, dan zal het niet lang duren of de ernstige vertoogen van Frankrijk ten gunste van de ontruiming wor- den met nadruk herhaald. Wat te vreezen was is gebeurd. De engelsche regeering heeft nu ook het verlof tôt invoer van nederlandsch vee ingetrokken, naar aanleiding van het voorkomen van mond en klauwzeer, dat door deensche runderen heet ingevoerd. Een ingesteld onderzoek heeft echter geleerd, dat in Denemarken die ziekte niet voorkomt; buiten twijfel is die in Engeland, hoe dan ook, zelf ontstaan. Maar de engelsche grondbezitters hebben hun doel bereikt, en de havens zijn gesloten voor die staten, die hun vee op de markten vàn het vereenigd koning- rijk een zeer ongewenschte concurrentie aandeden. In de commissie, door den pruisischen land- dag benoemd, om rapport uit te brengen over de aanhangige onderwijswet, schijnt men tôt overeen- stemming te komen. Door loven en bieden zal het regeerings-ontwerp in een wet worden omgezet, die geen al te groote bezwaren voor de libérale partijen meer oplevert, en zal een breuk tusschen de re geering en de libérale elementen in den landdag worden voorkomen. In den duitschen rijksdag is bij de behandeling van de spoorwegbegrooting plotseling een incident gerezen, waaruit een zeer levendig en scherp débat ontstond. Het betrof het ontslag van een tweetal werklieden, in werkplaatsen van den staat hun brood verdienend, omdat zij aan socialistische woe- lerijen hadden deelgenomen. Werd dit door de rechterzijde toegejuicht, den heer Bebel gaf het aanleiding luide en heftig zijn afkeuring over dezen maatregel te kennen te geven, hij achtte deze, en in het algemeen elke vervolging van werklieden wegens staatkundige gevoelens, uit den booze. Tegen dit gevoelen kwam de rechterzijde weder op, en wenschte verscherping der wetgeving op drukpers en vergadering, als de eenige middelen om de socialistische leer te bestrijden. Zoo dwaalde men van de spoorwegbegrooting af, en de wederzijdsche opwinding was te vergekomen om verder kalm te beraadslagen. De rijksdag ging uitéén om in de volgende bijeenkomst nog eens dit incident te bespreken, waarover men het dan ook zeker niet eens zal worden. Men is niet vreemd aan het denkbeeld, dat het optreden der rechterzijde, die den twist heeft uitgelokt, min of meer besteld werk was van hoogerhand, om nieuwe maatregelen tegen de socialisten voor te bereiden. Het groote struikelblok waarover de geheele grondwetsherziening in België dreigde te vallen, is uit den weg geruimd. Het koninklijk réfé rendum, dat is de macht om zoo dikwijls het den vorst belieft, de kiezers rechtstreeks te raadplegen, zal niet door de grondwet maar bij een afzonder- lijke wet geregeld worden. Door deze wijziging zijn ernstige bezwaren zoowel door de rechter als linkerzijde geopperd weggenomen, en zal het aan den gewonen wetgever oveigelaten worden te wa- ken, dat niet zooals vroeger in Frankrijk, van dit recht een minder gewenscht gebruik worde ge- maakt. In allen gevalle wordt het beginsel in de grondwet gehuldigd, en heeft België kans de eerste monarchie in Europa te worden, waar dit demo- cratisch proefmiddel zal worden aangewend, om de gewijzigde inzichten van het volk omtrent zijn be stuur te leeren kennen. In Spanje hebben hier en daar in het zuiden anarchistische woelingen plaats gehad, die door de regeering met kracht zijn onderdrukt. Vier der belhamels zijn ter dood veroordeeld, en te Xeres op spaansche wijze aan een paal gebonden gewurgd, ten aanschouwe van een groote volksmenigte, die in dergelijke afgrijselijke tooneelen nog steeds be- hagen schijnt te scheppen. De bende, ofschoon verstrooid, maakt door roof nog vele streken on veilig. VERSE AG v. d. Raad der gemeente Haren op Donderdag 11 Februari 1892 v.m. elf uur. De Raad is voltallig. De notulen worden na gedane voorlezing gear- resteerd. De Heer W. Iloenderken zal de eerste zijn bij voorkomende stemmingen. De voorzitter doet mededeeling der volgende ingekomen stukken 1. een schrijven van den Heer F. van Ellen, onderwijzer te Niekerk, te kennen gevende dat hij tengevolge de benoeming in gelijke betrekking te Niezijl, voor Haren moet bedanken. Aangenomen tôt informatie. 2. een request van den Heer R. Reitsma Jz. eerste onderwijzer a. d. school te Haren, daarbij verzoekende hem liefst zoo spoedig mogelijk eervol ontslag te verleenen. De voorzitter deelt den Raad mede om bedoeld eervol ontslag te verleenen en B. en W. te mach- tigen eene nieuwe oproeping te doen. De Heer Hornhuis maakt de opmerking om be doeld ontslag niet al te spoedig te verleenen, daar het dan tevens zoo zou kunnen afloopen als met het bedanken van Hendriks. De voorzitter vraagt den Raad wanneer het ontslag zal ingaan. De Heer J. O. Hoenderken oordeelt om het ontslag in allen gevalle niet voor 1 April a.s. te verleenen. Nadat hierop nog al eenige discussies volgden werd ten slotte besloten bedoeld ontslag te verleenen met ingang van 1 Mei. De machtiging tôt oproeping werd verleend. 3. Tengevolge het nietaannemen der betrekking van onderwijzer a. d. school te Haren, zou eene nieuwe oproeping moeten geschieden. De Heer Hornhuis heeft echter bericht gekregen dat de Heer Poil te Rossum welke op no. 2 der voordracht stond de benoeming nog wel zal willen aannemen en is het Dagelijksch Bestuur van voornemen om dadelijk geen oproeping le doen, doch de Heer Poil in kennis te stellen dat, zoo hij nog mocht geneigd zijn de betrekking te vervullen, de benoeming zal volgen, doch met de voorwaarde dat spoedig bericht wordt ingewacht. De Raad vereenigt zich hiermee. De stemming welke alsnu volgde had ten uitslag dat de Heer Poil met algemeene stemmen werd benoemd. De voorzitter stelt aan de orde: de pretentie van A. Bos, groot 40 in de vorige vergadering behandeld, doch wegens het staken der stemmen tôt deze vergadering verdaagd. ZEA. vraagt de leden of ook nog nadere inlichtingen worden ge wenscht. De Heer Quintus vindt het billijk dat de Gemeente en niet de Heer Vissering betaald. De voorzitter stelt voor tôt stemming over te gaan waartoe wordt besloten. De uitslag was dat met 6 tegen 4 stemmen werd besloten, het bedrag door den Heer Vissering te laten betalen. Tegen waren de Heeren Hornhuis Quintus, Brink en Jorissen. In behandeling wordt genomen het adres van den Heer H. Bos, Hoofd der school te Haren, hou- dende verzoek om verhooging zijner jaarwedde ten bedrage van 100. Nadat hierover nog al eenige discussies werden gevoerd werd op voorstel van den voorzitter beslo ten, hierover eene stemming te houden. De uitslag was dat met 7 tegen 4 stemmen werd besloten aan den Heer Bos de verlangde verhooging toe te kennen. Tegen stemden de Heeren W. Hoender ken, J. Wilphorst, P. Vorenkamp en H. Brink. Thans doet zich de vraag voor zegt de voorzitter ol ook de jaarwedden der Hoofdonderwijzers te Helpman en Onnen zullen worden verhoogd. De Heer Hornhuis oordeelt om daarmee te wach- ten totdat de bezwaren dier Hoofden worden inge- diend. De Heer Vorenkamp vindt een dadelijke behan deling beter. De voorzitter zegt om dan de jaarwedden dier onderwijzers te verhoogen met 50, en niet met 100. De Heer Vroom vraagt waarom de attentie ge- vestigd wordt op de scholen te Helpman en Onnen en niet op Glimmen en Noordlaren. De voorzitter geeft den Heer Vroom te kennen dat dit koml door de vertimmering aan die scholen. Daar door geen der heeren nadere toelichting wordt verlangd wordt tôt stemming overgegaan. Met algemeene stemmen werden de bedoelde ver- hoogingen toegekend. Van den Arr. Schoolopziener is het schriftelijk advies ingekomen op het verzoek van het Hoofd der school te Glimmen rakende wijziging in de be- staande verordening op de toelating der kinderen hetgeen nader is besproken in de vorige vergade ring. De Heer Schoolopziener kon zich met de bedoelde wijziging vereenigen. Nadat hierop nog al eenige discussies volgden werd op voorstel van den voorzitter besloten om nader een en ander te bespreken met het Hoofd der school te Glimmen. Aan de orde wordt gesleld: De Concept Verordening van den progressieven Hoofdelijken Omslag in de Gemeente Haren, welke nauwkeurig is onderzocht en beoordeeld door eene commissie uit den Raad in wier handen zij was gesteld. Blijkens advies van genoemd comité is de uitslag gunstig, hetgeen aanleiding geeft te besluiten, met het opmaken van den Hoofdelijken Omslag over het loopende jaar te wachten tôt de nieuwe ver ordening in toepassing kan worden gebracht. Alhoewel de voorzitter de opmerking doet dat de goedkeuring der Koningin moet worden afgewacht op de verordening en de vaststelling van het Kohier nog al eenigen tijd zal aanhouden, wordt het door het meerendeel der leden van weinig bezwaar geacht. Tevens herinnert de voorzitter den Raad dat in de vorige vergadering door den Heer J. O. Hoender ken eene opmerking gemaakt is, betreffende het verlagen der geraamde inkomsten der belasting- schuldigen in den omslag en den wensch geuitdie raming met 25 te verlagen. De Heer Quintus stelt voor om het oude kohier te gebruiken, doch de andere leden buiten den voorzitter, welke het voorstel steunt, zijn er tegen. Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BALDTIN MOEEHAIJSEN'. 22) Maar ook wanneer de oorlog voorbij is, ben ik volstrekt niet ongenegen als aanstaand meubelfabri- kant mijn leertijd bij u te slijten." Martijn meende zijn ooren niet te kunnen ge- looven. «Gij een officier, ge zoudt niet te voornaam zijn voor een ambacht?" bracht hij in de grootste verbazing uit. «Volstrekt niet, mijnheer Findegern. Ik ben zelfs bereid reeds morgen hier te komen om te beproeven, of ik in mijn toestand ook met schaaf en bijl kan omgaan." Verdei luisterde Margaretha niet, zij had het gevoel alsof ze reeds te veel ge- hoord had. Onder dien indruk begaf zij zich naar haar kamer en nam voor het raam plaats, om terstond bij de hand te zijn, wanneer Houston vertrok. Maar ook hier vervolgden haar de stem men, die nu in vriendschappelijken toon met elkaar spraken, hoewel zij de woorden niet meer kon verslaan. Verheugde het haar, dat haar oom den kapitein nu vriendelijker bejegende, des te meer hinderde haar de verdenking die bij haaropkwam jegens den dapperen officier, dat deze den ouden zonderling tôt zijn speelbal koos. Zij wist niet wat zij moest gelooven of vreezen en de gedachte dat Houston weldra weder in staat zou zijn naar het leger terug te keeren, was haar nu bijna een ge- ruststelling, want liever wist ze hem verre in het gewoel van den strijd, dan dat zij haar achting voor hem zou moeten verliezen op grond van bedrog. Een half uur was verloopen, toen zij eindelijk den kapitein weder bemerkte, die de trap der véranda met behulp zijner kruk trachtte te bestij- gen. Terstond was zij bij hem. «Daar er, als ik u goed begrepen heb, van een geheim sprake is, moeten wij vôôr ailes vermijden, dat uw oom achterdocht. krijgt. Ik stel u dus voor mij onder zijn oogen naar het hek te vergezellen, dan is er misschien tijd genoeg mij ailes tezeggen." «Lees dezen brief," antwoordde Margaretha, hem het schrijven van haar broeder overhandigend. «Ge zult uit den inhoud begrijpen, waarom ik hem nog niet aan mijn oom liet zien." Houston las den brief tweemaal, voordat hij op beslisten toon zeide: «Dat klinkt raadselachtig, bedenkelijk zelfs, wanneer ik in aanmerking neem, dat gij verwikkeld kunt worden in het net van den spion Campbell, die door onze vijanden zoo gevreesd en zoo doodelijk gehaat wordt. Bij het lezen van deze regels komt de vrees bij mij op, dat die haat zich tôt uw oom en zijn geheele omgeving zal kun nen uitstrekken. Ik zie geen onmiddellijk gevaar; toch is de grootste voorzichtigheid noodig. Ik raad u echter ga terstond naar uw oom hij, in wiens huis waarschijnlijk iemand zijn toevlucht zal zoeken, die in betrekking tôt Campbell staat, is zeker de eerste, die ailes moet weten. Aan hem is het te beslissen of dokter Krehle ook in het vertrouwen moet worden genomen. Ik zelf raad het aan het beste is, dat aile huisgenooten het geheim kennen, daar men anders onwetend het gevaar zou kunnen vergrooten," Margaretha slaakte een zucht van verlichting ze reikte den kapitein de hand, terwijl zij zeide «Gij neemt mij een grooten last van het hart. Ik zal u dankbaar zijn, wanneer gij mijn goeden oom kunt overreden, uw inzichten te deelen en zijn vurige vaderlandsliefde een weinig in toom te houden," Onaangenaam verrast zag Martijn op, toen Houston, door Margaretha vergezeld, weder de werkplaats binnenkwam. Aile misnoegen week echter uit zijn gelaat, toen Houston hem den brief had voorgelezen. Vol geestdrift verklaarde hij zich tôt ailes bereid, wat aan het léger der Vereenigde Staten ten goede kon komen. Weldra zat het drietal, waarbij later ook Krehle zich voegde, tus schen doodkisten, planken en spaanders bij een, om te beraadslagen over den inhoud van den geheim- zinnigen brief. De kapitein begaf zich eerst laat op den terug- weg; woorden van dank nam hij mee, terwijl in een jong hart het pas ontkiemde wantrouwen ge heel was weggenomen. TIENDE HOOFDSTUK. De drie huisgenooten zaten nog in een ernstig gesprek in Martijn's kamer, toen Schaaf op de véranda door blaffen en brommen zijn ongenoegen te kennen gaf. Men sloeg er geen acht op, want het gebeurde wel meer dat eenig straatgedruisch zijn blaflust opwekte. Ook nu werd hij weer stil, maar luisterde wantrouwend in de richting van het hek, waar inderdaad iets gebeurde dat wel achter docht kon wekken, Dicht bij de tuindeur bevonden zich op de straat drie personen. Twee droegen een grooten, blijk- baar niet zwaren koffer, terwijl de derde als gids vooruitliep Na zich overtuigd te hebben dat de tuindeur gesloten was, wisselde hij lluisterend eenige woorden met zijn metgezellen. Een oogenblik zagen zij de donkere straat in, waar nu ailes stil was en daarop klom de ldeinste met de vlugheid van een eekhoorn, over het palissander houten hek. Toen hij er zich bovenop bevond, gaven zijn metgezellen hem den koffer aan, dien hij voorzichtig optrok en bovenop het hek in evenwicht hield. Het vol- gend oogenblik klom de slankste zijner metgezellen eveneens over het hek, en nam, toen hij grond onder de voeten had, den koffer van Vagevuur want hij was de gids aan. Even snel klom de behendige dwerg weer van het hek af en liep met den op hem wachtenden man haastig weg. Er was gedurende dit voorval geen woord ge- sproken. Ook Schaaf had tôt nu toe listig gezwegen, maar toen de bij den koffer wachtende indiinger op het huis toetrad, snelde hij hem met woedend geblaf tegemoet. De vrêemdeling sloeg er geen acht op, maar weldra werd de deur geopend en stond Martijn Findegern op den drempel. «Wie is daar?" vroeg hij, zoodra hij den bezoeker kon onderscheiden. «Woont hier een zekere Martijn Findegern?" luidde de wedervraag door een klankvolle stem in vloeiend Engelsch gesproken. «Niemand anders dan Martijn Findegern, schrijn- werker en doodkistenfabrikant., maar voor den duivel, man, hoe ben je hier gekomen, als het je te veel moeite was den klopper op de tuindeur te laten vallen? Dat geeft een alarm, dat men wel drie straten ver het hoort." «Juist, dat wilde ik vermijden en klom daarom over het hek," antwoordde de vreemdeling, den stoep der véranda beklimmend, «ieder behoeft niet te we ten, dat ik hier kom. Is miss Margaretha Durlach tehuis?" «Natuurlijk, zooals het 's avonds past voor een net meisje. Wat verlangt gij van haar?" De bezoeker trad dichter op Martijn toe en sprak op dringenden toon: «Ik breng gewichtige tijding, die ik aan niemand anders durf toevertrouwen. Maar er is haast bij, breng mij bij haar. Later hoort ge wel meer." «Zoo? Gewichtige tijding en haast?" vroeg Martijn, plotseling voorzichtig geworden. «Noem dan ten minste den naam van iemand, die mij borg staat voor uw eerlijke bedoeling. In 'dezen oor- logstijd vertrouwt men elken onverwachten gast niet." «Gij zijt voorzichtig," verklaarde de vreemdeling spottend. «Hebt ge aan Campbell wel gehoord?" «Pas voor enkele uren, maar toch heeft hij zulk een goeden klank voor mij, dat hij mijn deur voor u opent." Zij waren de gang ingegaan, die door het licht uit de kamers verlicht werd. Margaretha had het op de véranda gevoerde gesprek kunnen volgen; in gespannen verwachting stond zij op den drempel van haar kamer. De vreemdeling trad terstond op haar toe. «Gij zijt miss Margaretha Durlach?" vroeg hij, met een bewonderenden blik op het lieftallig gelaat. Margaretha, verbaasd over het jeugdig uiterlijk van den bezoeker, antwoordde aarzelend: «Mijn naam is Margaretha Durlach. In plaats van den uwen te noemen, hebt ge u beroepen op den naam van een onbekende, die toch voor u de beste aan- beveling is." (Wordt vervolgdQ V OLKSBLAD 00ST-G00RECHT EN OMSTREKEN. VAN DOOR

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1