No. 16.
WOENSDAG 24 Februari 1892.
22e Jaargang.
De Npiou.
VAN
BORGESIÏÏS ZOON, SAPPEMEER.
Inzending van Advertentiën en Ingezonden Stukken des Dinsdags- en Vrijdagsavonds vota zes uni bij de ïïitgevera.
Overzicht vau 14 tôt *21 Febr. 4892.
FEUILLETON.
USTGRUNO
Voor de flemeenten HOOGEZANDSAPPEMEER, SLOCHTEREN, SOORDSROEg, ZUIDBBOBK, ZTJIDLARKN, HABEB «M.
Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie ma and en 85 cents,
franco per post 45 cents.
Enkele nommers 5 cents.
u I T G A V E
PRIJS der ADYERTENTIËNVan 15 regels 25 cents,
iedere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats-
ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentiein eens
voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis.
teie nommeis w -
BUITENLAND.
Het fransche ministerie heeft, na ruim drie jaren
met de republikeinsche partij te hebben gelaveerd,
de vlag moeten strijken. Het had dien voor een
fransch kabinet zeer hoogen leeftijd bereikt, door
een samenloop van verschillende omstandigheden.
Het was opgetreden met de leuze bestrijding van
het boulangisme. Door de krachtige houding van
den minister Constans werd dit hoofdpunt van het
programma betrekkelijk spoedig afgedaan. De
generaal had zich door allerlei dwaze daden reeds
meer en meer doen kennen als een reclamemaker,
een handige zet van den minister Constans was
voldoende hem het land uit te jagen, en verder
onschadelijk te maken. Niet weinig werd hij in
dit streven geholpen door dat de royalistische par-
tijen zich wat het boulangisme betreft schandelijk had-
den gecomprommiteerd. Stonden de republikeinsche
partijen het kabinet trouw ter zijde in het bestrijden
van den gemeenschappelijken vijand, toen deze ge-
slagen was kwamen er moeilijke dagen. De ra-
dicalen drongen aan op reeds lang toegezegde
hervormingen, de gematigde republikeinen daar-
entegen wilden een meer conservatieve staat-
kunde. De Freycinetde president-minister
stelde meer en meer zijn radicale geestver-
wanten, door wie hij aan het roer was gebracht
te leur; het aanvaarden van den strijd tegen de
kerkelijke machten in den staat, de voornaamste
eisch der uiterste linkerzijde, durfde hij niet aan:
de scheiding van staat en kerk werd steeds uit-
gesteld. De Paus en de lagere geestelijkheid in
Frankrijk namen tegenover de regeering der re-
publiek daarom een zeer welwillende houding aan,
maar de hoogere geestelijkheid, het weifelen
als een daad van onmacht beschouwende, plaatste
zich op een geheel ander standpunt, getuige het
manifest der fransche kardinalenwaarin niet
onduidelijk de eisch werd uitgesproken, dat de
invloed der kerk op den staat diende versterkt te
worden.
Het was voor het kabinet geen onwelkome ge-
beurtenis, dat het fransche volk het in het hoofd
kreeg, na zoolang met een mooien generaal te
hebben gesold, dit eens te beproeven met deRus-
sen. De regeering moedigde dit aan. Geruchten
van onderhandelingen over een bondgenootschap
met Rusland, vervulden het fransche volk met de
hoop, dat de tijd niet verre was, dat het de gehate
Pruisen eens duchtig zou kunnen kloppen; de
regeering zond een eskader naar Rusland, en het
ligt nog versch in het geheugen, tôt welke dwaze
opgewondenheid het fransche volk te vervoeren is.
Toen echter de hoogvereerde Rus een aanval deed
op de welgevulde beurs der fransche kapitalisten,
en die financieele operatie een niet gering verlies
opleverde, bedaarde de opgewondenheid. De hon-
gersnood verlamde den bondgenoot en nu gingen
de oogen weer open voor de binnenlandsche aan-
gelegenheden. Geruimen tijd wist de regeering
de aandacht van de hangende vraagstukken af te
leiden, door het invoeren van het beschermend stelsel
dat Frankrijk nog meer isoleerde, maar door de
volksvertegenwoordiging als een middel werd be-
schouwd om de binnenlandsche industrie te ver-
hefïen. Wat van dat stelsel terecht zal komen,
zal de toekomst nog moeten leeren.
Eindelijk deed de regeering een stap in de door
de uiterste linkerzijde gewenschte richting, een
stap die liaar onmiddellijken val ten gevolge had.
Zij diende een wetsontwerp in tôt regeling van
het recht van vereeniging. In de eerste plaats
was dit ontwerp gericht tegen de kerkelijke con-
gregatiën, het bemoeilijkte het bezit van goederen
in de doode hand, en bevat bepalingen die zoowel
aan het bestaan als aan de uitbreiding der kerke
lijke vereenigen groote bezwaren in den weg leg-
gen, door aile verrichtingen dier lichamen aan de
contrôle van den staat te onderwerpen. Maar het
ontwerp was ook gericht tegen de burgerlijke ver-
eenigingenook die zouden, als het wet werd,
niet aan het staatstoezicht ontsnappen. Geen
wonder dat zoowel de rechterzijde als de radicale
partij zeer tegen het ontwerp gekant waren. De
uiterste linkerzijde wilde wel de clericalen aan ban-
den leggen, maar eisch te natuurlijk voor zich voile
vrijheid van handelen. Donderdag werd in de
kamer het voorstel gedaan, onmiddellijk tôt de
behandeling van het regeeringsontwerp over te
gaan. De Freycinet ondersteunde dit voorstel
maar verklaarde dat het ontwerp niet te be-
schouwen was als een voorbode van de scheiding
tusschen kerk en staat. Wilde de meerderheid
deze scheiding, dan had zij daartoe de macht, maar
dan zouden andere ministers liaar moeten verwe-
zenlijken. Vedere inlichtingen wilde de regeering
niet geven, aan de kamer de beslissing overlatende.
Tal van moties kwamen toen aan de orde, met
eene, waarbij de regeering werd uitgenoodigd de
republikeinsche staatkunde voort te zetten, ver-
eenigde zich het kabinet, en stelde daarbij de
kwestie van vertrouwen. Toen deze motie met
een meerderheid van ruim honderd stemmen viel
verlieten de ministers onder groote opgewonden
heid der leden de vergaderzaal, en boden den pré
sident hun ontslag aan, dat reeds is aangenomen.
Te Parijs is ailes rustig gebleven.
De klachten over de mishandeling der solda-
ten in het duitsche leger zijn in den rijksdag bij
de behandeling der oorlogsbegrooting ter sprake
gekomen. Een voorstel tôt herziening van het
militaire strafproces werd met een meerderheid
van 40 stemmen aangenomen, de behandeling zal
vooitaan openbaar zijn, en het zal den veronge
lijkte gemakkelijker gemaakt worden zijn bezwaren
in te brengen. Dit ingrijpen van den rijksdag in
de organisatie van het leger moet van hoogerhand
niet best zijn opgenomen.
BINNENLAND.
Uit den Haag wordt gemeld dat de 2e kamer
weldra zal bijeengeroepen worden, tôt hervatting
der werkzaamheden op 1 Maart. Eerst zijn de
nominaties voor leden van den hoogen raad de
de rekenkamer aan de orde.
Een gerucht wil dat de minister van oorlog en
noodwet zal terugnemen, om niet vooruit te loopen
op de defmitieve regeling.
De eerste belastingvoorstellen zijn aan de leden
der 2e kamer verzonden. Zij behelzen in hoofd-
zaak vermindering van den zoutaccijns van 9 op
4 per 100 KG.; atschaffing van den zeepaccijns
verhooging van de drankbelasting van 60 op 65
per H.L. aanzienlijke vermindering der hypotheek
en registratie rechten; afschaffing van tollen op
de rijks-, land- en waterwegen; invoering eener
kapitaalbelasting. Kapitalen beneden 13 duizend
gulden worden vrijgesteld, tôt 25 duizend zijn zij
aan een verminderd recht onderworpenvan
25—100 duizend zal 1 per mille moeten betaald
worden, met opklimming tôt li per mille tôt 5
maal honderdduizend gulden of daarboven.
De wijzigingen omtrent de patent- en personeele
belasting zijn nog niet ingekomen.
Daar liepen vreemde geruchten van dien socia-
listendag, toen hier eene meeting werd gehouden
voor Geel's bevrijding uit de gevangenis. Liep des
avonds ook ailes rustig af en had de versterkte
wacht niets te doen en het talrijk publiek, belust
op standjes, niets dan teleurstelling voor 't lange
wachten, in de kazerne scheen het minder rustig.
Eerst liep het gerucht, dat een kistje met patronen
was vermist en later teruggevonden en den volgenden
morgen lioorde men, dat de kazerne in brand had
gestaan, doch dat het vuur nog tijdig was gebluscht.
Een onzer bladen maakte dan ook melding van het
feit en gaf als vermoedelijke oorzaak boos opzet.
Altoos volgens dat bericht waren er dan ook een
paar miliciens gevangen genomen als verdacht van
in de bewuste zaak betrokken te zijn. Ik heb niet
precies gewaar kunnen worden, wat er voor waars
in die mededeelir% ligt; doch dat bij de opwinding
der gemoederen zoo iets licht mogelijk geacht mag
worden, ligt geheel voor de hand. Ook bij de
terechtstelling van de anarchisten in Spanje bleek,
dat een der misdadigers aile schuld durfde te werpen
op de zoogenaamde volksleiders, die hem bedekt
of openlijk tôt misdaad hadden aangespoord en hem
aile kwaads als een goed recht hadden aangeprezen.
En dan wijzen wij op het'ernstig gevaar, dat uit
eene wandaad als bovengenoemd kan voortvloeien.
Vooreerst vergalt men zich eigen vreugde en levens-
genot door te dwepen met ontevredenheid, wrevel
en verzet. En dat is geen gering kwaad. Het
bederft de gemoedsstemming en leert ons allen
zonneschijn en al het goede op aarde vergeten,
om enkel en alleen oog en oor te hebben voor
misstand en wanverhouding. 't Wroeten in den
modder maakt de zielen zwart en vergalt aile le-
vensgenot. Maar ook kan zulke roekelooze daad
gevaarlijk worden voor zoovele anderen. Want
gesteld, dat b.v. de kazerne in brand was geraakt
en dat daar plotseling bij nacht ailes in lichte laaie
had gestaan, hoevelen waren er dan licht in de vlam-
men omgekomen. Inderdaad, men huivert alleen
al bij de gedachte aan zulk onheil. Hoe schrik-
kelijk moet het er dan ook spoken in de arme
hersenen, wanneer men zulke wandaad aan-
durft en, niet rekenende de ijselijke gevolgen
waarop het kon uitloopen, de hand leent tôt
zulk misdrijf. En zouden er werkelijk onder
de volksleiders zijn, die zulke misdaad konden prijzen
als de triumf hunner frazen en leuzen? Men zou
het bijna vermoeden
Daar was eene dienstmeid, die op naam harer
meesteres goederen kocht in eene lapjeswinkel.
Erg schrander was dit niet want bij de aanbieding
der rekening bleek natuurlijk onmiddellijk het be-
drog. Doch toen bleek meteen meer. Door behulp
van een stelletje valsche sleutels had ze af en toe
de contrôle gehouden over toonbanklade en kisten
en kasten. Wel had de eigenaar soms vermoed,
dat het met het kleingeld in de lade niet precies
klopte doch daar ze 't handig bij kleintjes liet,
had de eigenaar nooit rechtstreeksch wantrouwen
opgevat tegen een der huisgenooten. Doch 't spreek-
woord zegt: »boonlje komt om zijn loontje," en
ze kan nu tegelijk onder politie's handen 't eene
met het andere vereffenen. Zoo was er er eenigen
tijd geleden een ander, een werkman, die dienst
deed in eene bakkerij, tegelijk winkel. De man
genoot het volste vertrouwen en was langzamerhand
opgeklommen, zoodat hij alleen als broodbakker
twaalf gulden per week verdiende. Doch «gele-
genheid wekt genegenheid," zoowel in 't kwade als
in 't goede. En daar men hem in pakhuis, bakkerij
en winkel de volledige vrijheid liet, werd hem
langzamerhand de verzoeking de baas en stal hij
van den voorraad zijns meesters. »In het kleine
vangt men aan, om met 't groote voort te gaan,"
en zoo eigende hij zich steeds meerdere goederen
toe. Ja, hij opende zelfs eenen winkel en verkocht
daai; de gestolene waren. Op den duur evenwel
liep hij in den val en de politie snapte hem, toen
hij juist bezig was, wat Zwitsersche kaasjes in den
zak te stoppen. Of een zak was het eigenlijk niet;
want de geheele jas was er op ingericht, om tus
schen stof en voering allerlei waar te bergen.
Bij de daarop gevolgde inspectie te zijnen huize
kon hij noch door facturen noch door kwitantiën
de herkomst zijner winkelgoederen be wij zen, die
dan ook aile door den meester als zijn eigendom
herkend werden. Men begrijpt alzoo, dat het totaal,
waarvoor de eigenaar bestolen was, nog al een
aanzienlijk bedrag beliep. De man is van zelf zijne
betrekking en aile vertrouwen kwijt en ruilt de cel
voor zijnen winkel, als er ten minste plaats is in
de gevangenis, die soms al weer veel te klein blijkt
bij de meerdere losheid van zeden in het min af-
schrikkende der misdaad in den tegenwoordigen
tijd. Zoo moet ook aan het postkantoor weer
fraude ontdekt zijn; terwijl zoo kort nog geleden
een afschrikkend voorbeeld werd gegeven en een
der beambten zijne goede positie en aile inkomsten
verloor en zijn gezin diep ongelukkig maakte door
dergelijke fraude. Voor 't overige kenmerkt zich
deze tijd door schoorsteenbranden, gelijk bij plot
seling invallende nawintertjes altoos het geval is.
Aan de Parklaan werd een dito brand gebluscht,
en pas was de brandweer weer afgetrokken, of de
brand brak met vernieuwde woede in het zelfde
perceel uit en deelde zich mee aan het plafond.
Toch werd men opnieuw den brand meester, evenals
dien in het Soephuisstraatje in het gebouw van den
heer Meddens, waar het vuur anders al vrij wat
vorderingen had gemaakt. Een zeer verblijdend
bericht voor ons Groningers, die hoog wegloopen
met onze akademie, was het, dat Prof. Kapteyn
van den président van Frankrijk het legioen van
eer verwierf. Dat is eene onderscheiding, die slechts
aan weinig buifenlanders ten deel valt en daarom
op te hoogen prijs mocht worden gesteld. Doch
's mans bekwaamheid als sterrenkundige deed hem
naam maken door heel Europa, vandaar die hooge
onderscheiding. En 't blijft jammer, dat de weten-
Roman uit den Noord-Amerïkaanschen
burgeroorlog,
BALDVIN MOLIHACSEN.
24)
Ik denk, dat ze nu allen bijeen zijn." Op een
wensch van Nicodemo begaf hij zich daarop naar
den anderen kant van de straat, om daar wacht
te houden.
Nicodemo legde zijn hand op den schelknop.
«Blijft ge bij uw voornemen, u in het hol van den
leeuw te wagen?" vroeg hij.
«Met welk ander doel hebben we de verre reis
ondemomen?" luidde de wedervraag.
Nicodemo trok aan de schel, waarvan in de verte
de klank weerkaatst werd. »Ik zal u op gindschen
hoek wachten," zeide hy.
«Dat is niet noodig; den weg, dien ik eens ge-
gaan ben, vind ik altijd terugluidde het be
daarde antwoord.
«Het is op zulk een laat uur voor een vrouw
beter, gezelschap te hebben."
aZooals ge wilt. Ik vrees niemand. Word met
ongerust, als ik wat lang wegblijf; en wanneer ik
tegen den morgen niet terug ben, dan weet ge wat
u te doen staat."
Op het kiezelzand in den tuin hoorde men voet-
stappen naderen. Nicodemo verdween in de schaduw
der boomen het volgend oogenblik vroeg een
mannelijke stem tusschen de staven van het ijzeren
hek: «Wat is er van uw verlangen?"
»Ik wensch den heer Palmer te spreken."
«Het is bijna middernacht; zoo laat ontvangt
mijnheer geen bezoek."
«Als ik geen dringende boodschap had, zou ik
hier niet gekomen zijn. Doe open en dien mij aan.
Ik zie verlichte vensters; waar andere bezoekers
zijn, is er voor een enkele dame ook nog wel
plaats. Waarom staat ge te wachten? Zijt ge
soms bang? Ik zeg nog eens: «doe open, laat mij
binnen en dien mij aan."
«Wie moet ik zeggen, dat er is?"
«Dat zult ge wel vernemen als het daarvoor tijd is."
De bediende meende zich niet langer te moeten
verzetten tegen het zoo bevelend uitgesproken ver
langen. Hij opende het hek, liet Oliva binnen
en sloeg met haar de richting in naar het fraaie
huis. Na eenige oogenblikken zeide Oliva als ter-
loops: »Zeg aan mijnheer Palmer, dat hem iemand
wenscht te spreken, die tijding van Quinch brengt.
Dat zal voldoende zijn om mij toegang te ver-
schaffen."
«Van Quinch:?"
«Ja, vergeet den naam niet."
«Ik heb wel van een Quinch gehoord, die aan
de kansas bevel voert over troepen tegen de Staten."
«Dat is bijzaak. Ik ken u niet en vert.rouw geen
vreemden. Mijn boodschap is voor den heer Palmer
en voor niemand anders."
Door deze scherpe terechtwijziging was den be
diende het zwijgen opgelegd; hij deed geen vra-
gen meer.
Den hoogen stoep opgaande, betraden zij een
ruime, rijk verlichte marmeren vestibule. De grond
was met zware tapijten belegd, terwijl heesters en
bloeiende planten de hoeken en nissen versierden.
De bediende nam de bezoekster bij het schijnsel
der kostbare kroon op; haar eenvoudige kleeding
deed hem blijkbaar niet hoog tegen haar opzien.
Toen hij echter de donkere fonkelende oogen door
den sluier heendringend op zich gericht zag, maakte
zich een zekere angst van hem meester. Hij be-
dacht, dat na het invallen van den nacht dikwijls
personen hier in- en uitgingen, die evenmin in deze
omgeving pasten en toch na het uitspreken van
het wachtwoord welwillend ontvangen werden.
«Neern een oogenblik plaats, mevrouw, ik ben
terstond terug," zeide hij op eerbiedigen toon.
Oliva sloeg geen acht op zijn woorden zij bleef
op en neer loopen tôt de bediende terugkwam en
haar vroeg hem te volgen. Hij voerde haar in een
soort voorvertrek, waarvan de muren met kostbare
schilderijen waren behangen.
«Mevrouw wordt verzocht plaats te nemen,"
sprak hij nogmaals, voordat hij heenging. Maar
weder scheen Oliva zijn woorden niet te hooren;
zij bleef in gedachten verloren slaan, tôt zij een
deur hoorde opengaan en een reeds bejaard heer
op haar zag toetreden. Het beenige, kleurlooze,
gladgeschoren gelaat en de zelfbewuste houding
kenmerkten hem terstond als een man, die gewoon
is te bevelen.
«Gij hebt door het noemen van een bijzonderen
naam u hier toegang weten te verschaffen," begon
hij met een lichte buiging, terwijl zijn oogen den
donkeren sluier trachtten te doordringen. «De naam
zelf is voor mij zonder beteekenis ik ken niemand,
die zoo heet; maar toch wilde ik niet nalaten
althans naar de reden van uw komst te vragen.
«Gij kent den naam toch, anders zou ik immers
niet toegelaten zijn," antwoordde Oliva bedaard,
terwijl zij den sluier opsloeg. «Ik weet het boven-
dien uit de zekerste bron; maar ook weet ik, dat
gij, als ik wegga, mij voor elk woord dat ik sprak,
dankbaar zult zijn."
Doordringend rustte Palmer's blik op het sehoone
gelaat, dat als uit marmer scheen gehouwen. Hij
herinnerde zich niet het ooit gezien te hebben."
«Spreek een weinig duidelijker, als ik u verzoeken
mag," antwoordde hij koel.
«Goed, maar ik hoop dat men ons niet beluistert,
wanneer ik een onderwerp ter sprake breng, dat
voor de zegevierende partij geen goeden klank
heeft," zeide Oliva.
«Ah ontviel het blijkbaar in de eerste verba
zing aan Palmers mond, «neem plaatsmevrouw,"
ging hij voort, haar een stoel aanbiedend. Hij
ging eveneens zitten. «Spreek gerust, we zijn on-
gestoord. Ik hoop dat het niets onaangenaams is,
waaraan ik de' eer van uw bezoek heb te danken?"
«Dat moet ge zelf beslissen," zeide Oliva. Haar
toon en houding hadden een bevallige waardigheid,
die zelfs haar verblijf te midden van het oorlogs-
gewoel haar niet had kunnen ontnemen. Zij nam
een met bloed bevlekt papier uit den zak, overhan-
digde het Palmer, terwijl zij zeide: «Zie eens,
misschien kent gij dit schrift
Palmer opende den brief; hij werd doodelijk
bleek, toen hij den inhoud las. Zijn handen beefden
met moeite zijn ontroering bedwingend zag hij Oliva
in het ernstig gelaat. «Ja, ik ken die hand," stemde
hij ongaarne toe, «maar hoe kwam deze brief in
uw bezit
«Zeer eenvoudig ik ontving hem van een partij-
genoot, die beweerde hem gevonden te hebben.
Ik heb geen reden aan de waarheid van zijn woor
den te twijfelen. Een zekere John Kay, de adju
dant van Quinch, die zijn briefwisseling voerde
en de gewichtigste brieven voor de veiligheid altijd
zelf bij zich droeg, werd namelijk door eenige
vijanden verraderlijk in den slaap vermoord en van
al zijn papieren beroofd. De partijgenoot, dien ik
noemde, nam deel aan de vruchtelooze vervolging
der moordenaars en vond toen dezen blijkbaar
verloren brief. Toen hij hem mij in Kansa City,
waar ik toevallig was, liet zien, begreep ik terstond
het vreeselijk gevaar, waarin gij en andere aan
zienlijke bondgenooten verkeert; op mijn dringend
verzoek gat hij mij den brief en sedert ben ik
dag en nacht doorgereisd, om hier zoo spoedig
mogelijk te komen."
Palmer haalde diep adem. «Ge hebt met waren
heldenmoed gehandeld," sprak hij, terwijl hij de
uiterste moeite deed den hem overweldigende schrik
te verbergen, «maar de andere brieven ik beken,
dat mijn vrienden en ik onvoorzichtig waren. Mee-
gesleept door geestdrift voor onze goede zaak, dachten
wij alleen aan spoed bij onze handelingen en verga-
ten aile gevaar te overwegen. Er moeten nog
andere papieren in het bezit van den vermoorde
geweest zijn; waar zijn die gebleven? In handen
van een verrader zouden ze een vreeselijk wapen
kunnen worden."
«Zeker in het bezit van de moordenaars," ver
klaarde Oliva, en terwijl ze als vermoeid de oogen
neersloeg, verborg zij wat er omging in haar ge-
moed. «Indien ik dit niet had ondersteld, zou ik
de vermoeiende reis, midden tusschen de légers der
noordelijken, door niet hebben ondernomen.
(Wordt vervolgd.)
0 I h S 1! I !i
00ST-1100RECHT EH 0MSTRE1EN
VAN
DOOR