No. 27.
ZONDAG 3 April 1892.
22e Jaargang.
Met voeten getreden.
FEUILLETON^
De N|ii»n.
H J
T
VAN
BOEOESXÏÏS ZOONSAPPEMEEB.
Inzending van Advertentiën en ïngezonden Stukken des Dinsdags- en Vrijdagsavon&s vôôr zeg nnr bij de ïïitgevers.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel.
BUITENLAND.
Voor de Gemeenten HOOGEZAND, SAPPEMEEE, BLOCHTEREN NGOEDBEOEE, ZUIDBROIK, ZXTIDLAREN, HAREN enz.
Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cents,
franco per post 45 cents.
Enkele nommers 5 cents.
U T G A V
PRIJS der ADVERTENTIËNYan 15 regels 35 cents,
iadere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats-
mimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentiein eens
voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis.
DIENSTREGELING OP DE STAATS-SPOORWfc-GEN AANGEVANGEN DEN 1 OCTOBER 1891.
WEEK KA LEADER.
Zondag 3 April. Maandag 4. Dinsdag 5.
Woensdag 6. Donderdag 7. Vrijdag 8.
Zaterdag 9.
Zonsopgang, Zaterdag 9 April te 5.19, onder te
6.45.
Eerste kwartier, Maandag 4 April.
De toestanden in Rusland verergeren met den
dag: ruim veertig millioen menschen lijden zoo
goed als aan ailes gebrek. Typhus en andere
vreeselijke ziekten verbreiden in de noodlijdende
dorpen en districten schrik en wanhoop onder de
verarmde bevolking en doen de groote sterfte nog
aanzienlijk toenemen. De scholen zijn meest aile
gesloten, en kinderen en ouden zitten in de ellen-
dige hutten opeengehoopt, daar zelfs de noodige
kleeding ontbreekt om zich in de scherpe buiten-
lucht te wagen en in de steden werk te vragen
of brood. Al, wie nog kleeren hebben, verlaten
in groote troepen de dorpen en maken de wegen
onveilig door plundering en roof of bedelen in de
straten der steden om een schamel stuk brood.
Niet mogelijk is het, te denken, hoe angstig er
geleden, hoe zwaar er gestreden wordt. Aange-
grepen door al die ellende, heeft de groote schrijver
en volksvriend Léo Tolstoï zich aangegrepen, om
een plan te beramen tôt uitredding der wanhopige
bevolking. En hij heeft niet getreuzeld en gewacht,
maar onmiddellijk zelf de koe bij de horens gepakt
en uitvoering gegeven aan zijn grootsch reddings-
plan. Eerst heeft hij door zijne geoefende pen de
harten wakker geschrikt en door heel Rusland
giften ingezameld, terwijl zijne vrouw, gravin Tol
stoï, voortdurend in Moscou verblijf houdt om daar
verdere giften in ontvangst te nemen. Hij zelf
begon eerst weer de pen te voeren en zijn ge-
schrift: »Werkt zoolang het dag is," waarin hij
de standen en massa's in Rusland beschreef, maakte
verbazenden opgang. In een tweede schrijven gaf
hij aan, hoe de chronische ellende en ontevreden-
heid des lijdenden volks moeten worden genezen.
Vooreerst wil hij, dat elke Rus, die zich gedrongen
gevoelt de geboden der christelijke weldadigheid
op te volgen en de behulpzame hand te leenen aan
zijne stervende medemenschen, beginnen zal met
te erkennen, dat hij steeds ten zeerste heeft bena-
deeld al, wie hij verplicht is te helpen. Ten tweede,
dat het volstrekt onmogelijk is, ook slechts bij be-
nadering de juiste maat der behoeften op te geven
van eene bevolking, die tôt zoo hopelooze apathie
en werkeloosheid is vervallen. Regeeringshulp voor
zoovele millioenen hulpeloozen stuit af op allerlei
moeilijkheden. En ware inderdaad aile behoefte
te schatten, zoo zou de vereischte voorraad koren
en het benoodigde geld zulk een aanzienlijk bedrag
beloopen, dat het dwaasheid zou zijn te veronder-
stellen, dat men dit kon bijeenbrengen. Gesteld
echter, dat het werkelijk bijeen te brengen ware,
zoo zou men door het uit te deelen in dezen tijd
van nooddruft aile geestkracht en aile zelfvertrou-
wen ondermijnen van een volk, dat in andere tijden
bestemd is de welvaart der natie te onderhouden.
Waren eindelijk de geestkracht en het zelfvertrou-
wen der massa bestand tegen dit gevaar, dan nog
zou het onmogelijk blijken het bedrag van onder-
stand vast te stellen voor elk bijzonder geval, en
zij, die volstrekt geene hulp behoefden, zouden het
deel krijgen van hen, die gebrek lijden, en het
meerendeel der laatsten zou even nooddruftig blij-
ven als voorheen. Om aan dat labyrinth van
moeielijkheden te ontkomen, raadt Tolstoï in de
eerste plaats elken bemiddelde aan om persoonlijk
het werk van menschenliefde tegenover de laag
gezonken broeders ter hand te nemen. Hij wil
dat ieder zich gaat vestigen in een dorp der nood
lijdende districten en daar de duizenden roebels te
verteren, die anders in de stad worden uitgegeven.
Het feit, dat hij daar gaat wonen en zijn geld uit-
geven, is al eene malerieele hulp voor de inwoners,
terwijl zijne tegenwoordigheid onder hen een gun-
stigen moreelen invloed uitoefent op hem zelven
en zijne buren. Natuurlijk ook, dat hij, opzette-
lijk overgekomen, om hulp en steun te verleenen,
er dan ook geenen vrede mee zal hebben om
slechts op zijn gemak te midden des volks te leven,
terwijl zijne medeburgers van honger sterven voor
zijne deur. Hij zal werken en helpen en staag
zijne hulp uitbreiden en een zegen worden voor
zijne omgeving.
In een derde schrijven wijst Tolstoï er op, dat
vooral twee zaken een dringend vereischte zijn:
spoedig werkverschaffing aan allen, die tôt werken
in staat zijn, en oprichting van soephuizen door
het geheele land voor grijsaards, kinderen en zieken.
Terecht beweert hij, dat niet misgewas of hongers-
nood de ergste ramp is, maar het vreeselijkste van
ailes hoe weinig men er tôt heden ook aan
schijnt te gelooven is het gebrek aan werk,
tengevolge waarvan millioenen mannen, en vrouwen
en kinderen erger lijden ondergaan dan honger of
dood. Honger doodt het lichaam, maar werkeloos
heid doodt de menschelijke ziel, en dat is grooter
kwaad en heeft eene allertreurigste nawerking, die
zich lange jaren doet gevoelen. Zelf is Tolstoï voor-
gegaan nacht en dag is hij in de weer geweest
en heeft hij gereisd van het eene district naar het
andere, en overal bracht hij troost en bemoediging
en wekte hij de rijken op, zijn voorbeeld te volgen.
Soephuizen werden opgericht, werk verschaft, en
zoo wekte de man duizenden en duizenden ten
zegen. Allen, die helpen wilden, kwamen hem om
raad en voorlichling vragen en zoo vond zijn stelsel
van uitredding steeds grootere uitbreiding. Doch
bij dat ailes had de groote volksvriend ééne ge-
wichtige zaak uit het oog verloren. Bij al de
moeite en opoffering, hij al de bovenmenschelijke
inspanning, die hij zich getroostte, bedacht hij al-
lerminst, dat hij zondigde tegen de traditie. En die
traditie wil, dat de Gzaar in ailes het hoofd, de
kraclit, de zon, het middelpunt zij. Elke zelfstan-
dige daad van den onderdaan is aanranding van
gezag. Is er hongersnood, de Gzaar zal het weten
moet er hulp zijn, zoo zal die komen van hem. En
is de hemel hoog en de Gzaar ver, dat ze dan om-
komen van gebrek en den Czaar loven in al zijne
heerlijkheid. Wie daar als Tolstoï zijn hart en de
ware menschelijkheid hooger durft stellen dan de
oud-russische traditie, die dient van hooger hand
gestraft te worden voor zooveel vermetelheid. Plot-
seling werd hij door de gendarmerie in zijnenmensch-
lievenden arbeid overvallen en opgesloten, en
alzoo gedoemd tôt volslagen werkeloosheid en on-
macht. 't Schijnt ongelooflijk, dat Rusland zoozeer
aile beschaving en menschelijkheid met voeten kan
treden, maar in een land van barbarisme en wille-
keur verwondert men zich over niets meer. En 't
wordt tijd, dat we maar andere grenslijnen nemen
en voortaan liever spreken van Europa, en daar-
achter het land der barbaren
Arm volk, dat zich zooveel barbaarschheid moet
getroosten en zich zijne engelen der vertroosting
zoo wreedelijk ziet ontrukken.
Gron. April 1892. De Gr.
De Ebbinger Zeitung vertelt van een waarlijk
salomonisch oordeel, dat door den schout van Pro-
jerstieten werd geveld. De klager was de vodden-
raper Knoll, die met een kar, getrokken door een
grooten zwarten hond, het land doortrok. De aan-
geklaagde was de scharenslijper Paul. De strijd
liep over den grooten hond. De scharenslijper be-
weerde, dat de hond hem toebehoorde en hem te
Gobjeiten, waar hij den voddenraper ontmoelte,
was ontstolen. K. bewees echter op overtuigende
wijze, dat de hond van hem was. De dorpsschout
besloot, toen aile onderzoek naar den waren eige-
naar tevergeefs was, den hond zelf te laten be-
slissen. Op bevel van den rechter werd K. rechts
en P. links van de tafel van den schout geplaatst,
en op gelijken afstand van beiden stond de hond.
Als ik 3 zeg, zeide de rechter, laat de nachtwach-
ter den hond los en gij beiden begint te lluiten.
Degene, naar wiens fluiten de hond luistert, mag
het dier behouden, want ongetwijfeld zal het naar
zijn waren meester toeloopen. Zoo gebeurde het
dan ook. De hond keek eerst naar K. en liet een
woedend gebrom hooren, daarna draaide hij zich
naar P. en liet deze zijn tanden zien. Plotseling
nam hij een sprong en rende de deur uit.
»Ik dacht wel, dat de hond gestolen was," zeide
de rechter en hij klaagde de beide twistenden we-
gens diefstal aan.
De toehoorders van prof. Billroth te Weenen
waren onlangs getuige van eene merkwaardige ope -
ratie. Een jongmensch van 25 jaren, zeer gezond
en van een ferm voorkomen, had verzocht te wor
den geopereerd. De jonge man scheen met den
vorm van zijn neus niet tevreden te zijn en achtte
eene verbetering daarvan noodig. Prof. Billroth ver-
telde daarover het volgende Eenige dagen geleden
was de heer G. bij hem gekomen met het verzoek
hem te bevrijden van een uitwas op het bovenste
deel van den neus. Deze uitwas verbitterde hem
het leven, want overal veroorzaakte de neus van
het jonge mensch groote vroolijkheid. Men kon
den man op zijn woord gelooven, zeide prof. Bill
roth, want werkelijk maakte deze neus op velen
een komischen indruk. De professor beloofde wel
iets te doen, maar kon den jongen man niet waar-
borgen, dat hij een Adonisneus zou krijgen. Voor-
dat de hoogleeraar tôt de operatie overging verzocht
hij een van zijn assistenten, die tegelijk amateur-
photograaf was, of hij uit voorzorg den patient had
gephotografeerd, daar hij wel klachten kon hebben
en het dan goed was hem te allen tijde zijn vori-
gen neus te kunnen toonen. De »gehoornde neus'
bleek reeds vereeuwigd te zijn, zoodat de operatie
kon worden begonnen. Prof. Billroth maakte naast
den uitwas een huidsnede, lichtte de huidlappen
op, zoodat de uitwas bloot kwam en verwijderde
dezen daarop met hamer en bijtel. De operatie
Roman uit den Noord-Amerikaanschen
burgeroorlog,
BAL.DUIN M6LLHAESEA.
34)
Kapitein Houston is een flink jongmensch en
aanleg voor schrijnwerken heeft hij ook, maar toch
geloof ik niet ailes wat hij vertelt."
»Waarom raadt hij zoo dringend tôt geheim-
houding van onze gast aan klonk het bedaard.
»Alleen ter wille van onze veiligheid. Maar er zijn
menschen, die van sommige zaken geen begrip
hebben."
Martijn schoof zijn hoed op zij, terwijl hij ant-
woordde met gedwongen kalmte: »Dokter, aile
eerbied voor je schilderkunst en geleerdheid, maar
met dit compliment heb je zeker je zelf bedoeld
en dan wil ik je niet tegenspreken; want van iemand,
die in vijfentwintig jaar nog niet kan leeren een
doodkist te maken, kan men niet veel verwachten."
«Volkomen juist," zeide Krehleterwijl geen
spier van zijn gelaat vertrok. Hij schoof zijn stoel
op zij en zag zwijgend voor zich uit.
Martijn's drift ontwaakte met een toornigen blik
schoof ook hij achteruit. Zoo zaten de beide oudjes,
alsof ze elkaar wederzijds het diepst verwenschten.
De eene minuut na de andere verliep, geen
woord werd er gesproken. Eindelijk nam Martijn
zijn tabaksdoos uit zijn zak, stopte zijn pijp en
overhandigde ze, zonder op te zien, aan Krehle.
Deze vulde eveneens zijn pijp en zeide toen op
den onschuldigsten toon, terwijl hij met de hand
naar den tuin wees: »Kortzichtig ben je toch."
»Alle menschen ziin kortzichtig," antwoordde
Martijn.
»Maar de een meer dan de andere."
s Het komt er maar op aan waarin."
»Daarin, mijnheer Findegern, dat je als oud
vrijer totaal niet ziet, hoe onze Greta en de kapf
tein meer dan vriendschappelijk met elkaar omgaan.
»Ten eersten, dokter, zijn wij even oud en ten
tweede zou ik wel willen vragen, of jij meer van
de liefde weet, dan ik, die eens op het punt stond
te trouwen."
»Het is een geluk, dat van dat huwelijk niets is
gekomen; daardoor is een brave vrouw voor een
treurig lot en de wereld voor nog meer Findegerns
bewaard gebleven."
Martijn fronsde de wenkbrauwen en schoof den
hoed naar achteren. Zijn zorg voor Margaretha
woog echter zwaarder dan zijn verontwaardiging
over deze hatelijkheid. Op vriendschappelijken toon
ging hij voort: »Maar zou het zoo'n ongeluk zijn,
als de kapitein zich tôt een flinken meubelfabrikant
opwerkte
»Een ongeluk juist niet, maar ik geef je in over-
weging, dat de kapitein van dag tôt dag beter
wordt en de tijd nadert, waarop hij naar zijn ré
giment moet terugkeeren en wat dan
»Als er vrede gesloten wordt, is hij terstond
weer hier."
»Maar wordt hij doodgeschoten, dan is het geluk
van het arme kind voor altijd verwoest."
»Dat zou treurig zijn, maar zoo'n vaart zal het
niet loopen. Bovendien, een hart breekt zoo gauw
niet, dat weet ik bij ondervinding. Toen er van
mijn huwelijk niets kwam, heb ik er geen enkel
grijs haar van gekregen."
»Dat geloof ik van jou terstond," klonk het ant-
woord en zeker zou de vrede weer verstoord zijn,
indien de dokter er niet had bijgevoegd »ln allen
geval is het raadzaam de toenemende genegenheid
niet aan te moedigen. Dat doe je, wanneer je de
jongelui aan zich zelf overlaat, zooals nu bijvoor
beeld. Daar wandelen ze in den maneschijn en
ik verwed mijn eerlijken naam, dat ze niet naar
de harmonica of tabaksdoos behoeven te grijpen
om vrede le sluiten, zooals zekere twee heeren."
Verschrikt vroeg Martijn »Zullen we ons dan
bij hen voegen
»Zeker niet," zeide de dokter en warmer dan
anders klonk de toon zijner stem. »Is het noodig
hen te bewaken, dan moet het met bedachtzaam-
heid geschieden. Zulk een kinderhart is als een
rauw ei: een enkel barstje en het kan niet weer
geheeld worden. Maar je behoeft daarom niet zoo
zwaarmoedig te zien; als de tijd daar is en er
geen andere bezwaren zijn, kun je de jongelieden
immers helpen. Ondanks al je veinzen ben je toch
schatrijk en een groote opoffering zou het niet voor
je zijn, een gedeelle van je bezitting af te staan en
er voor je eigen nicht een huis op te bouwen zoo
mooi, dat de président er in zou kunnen wonen
»En dan een schitterende meubelfabriek," viel
Martijn vol geestdrift in, die nu zoover was als
Krehle hem hebben wilde. Zijn stoel vlak naast
dien van zijn vriend schuivend, ging hij voort:
j) Waarachtig, dokter, daar heb ik ook al eens aan
gedacht. Dat stuk grond links van het hek, daarop
zou best een huis kunnen staan, natuurlijk met
ruim voorplein en" Eenmaal aan den gang,
schilderde hij de nieuwe woning in de schitterend-
ste kleuren, terwijl Krehle met welgevallen luis-
terde. Geen deur, geen trap, geen schoorsteen
vergat hij en zoozeer verdiepte hij zich in de
toekomst, dat hij geen acht sloeg op de invallende
schemering en geheel vergat, dat de twee jonge
lieden nog altijd in den maneschijn in den tuin
wandelden
De bezorgdheid van Krehle voor Margaretha was
op zijn minst voorbarig. Elk woord, dat zij met
den kapitein wisselde, had hij mogen hooren. Eerst
tegen het laatst week hun gesprek een weinig af
van den moedwilligen vroolijken toon, waarin het
gevoerd was.
»Ik heb een voorgevoel," zeide Houston, in ant-
woord op een gezegde van zijn gezellin, sgegrond
op menige aanwijzing, dat Oliva niet lang meer
uw gast zal zijn."
Wanneer gij dan ook hersteld zijt, zullen de
oude heeren en ik het weer stil krijgen," ant
woordde Margaretha met oprecht leedwezen. Lachend
voegde zij er echter bij »En wat zal de talent-
voile leerling in de werkplaats gemist worden
»Mag ik niet hopen, dat mijn verblijf hier uw
goedkeuring wegdroeg
»Wat zal ik hierop antwoorden?" vroeg Marga
retha onbevangen. »Ik zou je er neen kunnen
zeggen; ik kies den middenweg en zeg: men ge-
went aan ailes. Maar nu een wedervraag: het komt
mij vreemd voor, dat gij voor het vak van schrijn-
werker inderdaad zooveel geestdrift gevoelt, als ge
het den ouden heer wilt doen gelooven. Beken
het maar eerlijk ter wille van zoo menig prettig
uur, dat ge mijn oom hebt geschonken, wil ik ge-
nade voor recht laten gelden en het bedrog ver-
geven."
»In zekeren zin hebt ge gelijk," antwoordde de
kapitein, »maar slechts in zekeren zin. Door mijn
verwonding tôt werkeloosheid veroordeeld, zonder
vrienden of bekenden in deze groote stad, was het
mij aangenaam een bezigheid te vinden, die voor
lichaam en geest heilzaam werkte en waarmee ik
anderen genoegen gaf. Het gevoel, nuttig te zijn,
deed mij mijn lot minder hard schijnen en de op-
gewekte omgang met vriendelijke menschen ver-
minderde mijn zwaarmoedigheid. Heb ik bedrog
gepleegd, zooals gij het noemt, het was niet met
verkeerde bedoeling."
»Nog meer echter betwijfel ik uw bewering,"
zeide Margaretha op levendigen toon, »die Oom u
nog wel zoo hoog aanrekent, dat gij later aan de
schaafbank uw werkkring wilt zoeken."
»Toch meen ik dat," verzekerde de kapitein,
wien het verhoor van het schoone jonge meisje
zeer ver maakte, »ik herhaal slechts wat ik uw
oom op een dergelijke vraag antwoordde: »Als
geboren Amerikaan stel ik persoonlijke onafhanke-
lijkheid boven ailes, om het even of ik daarvoor
aan de schaafbank of op een kantoor moet werk-
zaam zijn."
Margaretha zag hem ernstig aan, terwijl hij
sprak; toen hij geëindigd had, keek zij nadenkend
voor zich uit; op eens vroeg zij: »hoe zijt ge
eigenlijk bij ons gekomen, daar ieder schrijnwerker
u even goede, zoo niet betere krukken had kunnen
leveren? 1k beken dat uw herhaalde bestellingen
mij wantrouwend maakten ik vreesde zelfs, dat gij
de roi speeldet, waarvan ge Harriet Palmer be-
schuldigt."
(Wordt vervolgd.)
-il
I
Ir
t - V/|
t l
11 i
mKSBLAD
OOST-fiOORECHT IN OMSTHHÏBN
VAN
Van NIEUWE SCHANS naar HARLINGEN.
Vertr. N.-Schana *6,16
Winschoten 6,38
Soheemda 6.47 S 8,10
Znidbroek 7,00 8,21
Hoogezand 7,13 a 8,34
Kropswolde 7,19 S 8,40
i 7,40 *8,55 11,41*2,52
7,58 9,12 11,56 3,09
9,23 12,08 3,21
9,84 12,19 3,32
9,45 12,28 3,43
9,50 12,34 3,49
5,30
5,44
5,51
6,00
6,08
6,13
6,26
6,3
8,33
8,48
8,56
9,07
9,16
9,21
9,33
9,40
Aank. Groningen 7,32 3 12,47 4,1
Vertr. - 7,86 10,8 1,45 5,4
Leeuwarden 9,03 11,31 3,13 6,27
Aank. Harlingen 9,89 12,7 8,49 7,6
De met een gemerkte treinen atoppen aan den Borgercompagnieaterweg (wachtp. 87), tôt het
opnemen en uitlaten van reiziger». De trein welke des voorm. 8.56 van N.-Schana vertrekt, neemt
Dinadaga geen reizigera op voor Groningen.
9,44 11,4
10,20 11,40
Van HARLINGEN naar NIEUWE SCHANS.
Vertr. Harlingen
Leenwarden
Aank. Groningen
Vertr.
Kropawolde
Hoogezand
Zuidbroek
Scheemda
Winschoten
Aank. N.-Schana
*6.30
6,44
6,50
7,1
7,16
7.24
7,40
7,2
7,43
9,1
9,6
9,20
9,26
9.35
9,50
9,58
10,12
9,40
11,26
12,44
*12,49
1,03
1,09
1,20
1,35
1,43
1,59
1,10
1,56
3,8
3,22
3,29
6,24
*6,32
3,36 6,46
3,42 6,52
3,51 7,3
4,6 7,19
4,14 7,27
4,28 7,43
Van GRONINGEN naar
Aankomat DELFZIJL
5,46
8,00
9,18
10,45
10,59
11,05
11,14
11,29
11,37
11,51
Van GRONINGEN naar MEPPEL—ARNHEM.
Vertr. Groningen
Haren
De Pnnt
Vriea-Zuidl.
Aaaen
Meppel
Aank. Zwolle
Deventer
Zntfen
Arnhem
6,26
6,35
6,42
6,51
7,7
8,15
8,54
8,— 10,23 12,62 4,9
10,32 1,1 4,18
DELFZIJL
10,40 1,9 4,26
10,49 1,18 4,35
8,26 11,7 1,35 4,55
9,17 12,23 2,50 6,10
9,49 1,3 3,30 6,50
9,40 10,24 2,15 4,15 7,38
9,59 10,42 2,56 4,38 8,3
10,37 11,15 8,37 5,26 8,57
7,45 11,18 1,48 5,14 7,56 10,46
9,20 12,50 3,23 6,49 9,33 12,20
Van ARNHEM naar MEPPEL—GRONINGEN.
Sneldienat van Groningen 8,naar Amaterdam, welke dea avonda te 10,42 aldaar retonmeert.
6,80 8,10 Vertr. Arnhem 6,26
p 8,19 Zntfen 7,18
8,27 Deventer 7,48
8,36 Zwolle 5,58 8,38
6,56 8,52 Meppel 6,42 9,18
7,47 10,10 Aaaen 7.56 10,34
8.17 10,50 Vriea-Zuidl. 8,15 10,48
9,41 De Pnnt 8,24 10,57
10,5 Haren 8,82 11,5
10,50 Aank. Groningen 8,40 11,18
Il Van DELFZIJL naar GRONINGEN 6,—
Aankomat GRONINGEN 7,83
9,20
10,6
10,24
10,58
11,83
12,20
12,45
7,12
8,58
9,20
10.6
10,24
11.7
11,50
1,3
1.17
1,26
1,34
1,42
10,44
12,27
10,10 2,52
11,48 8,88
12,18 4,22
1,59 6,51
2,47 7,42
4,2 8,56
4,16 9,10
4,25 9,19
4,88 9,27
4,41 9,85
1,24 4,52
2,57 6,25
7,5
7,41
8,5
8,52
9,29
10,17
10,42
8,80
10,2
DOOR
t
«I
k I