No. 27. ZONDAG 3 April 1892. 22e Jaargang. Met voeten getreden. FEUILLETON^ De N|ii»n. H J T VAN BOEOESXÏÏS ZOONSAPPEMEEB. Inzending van Advertentiën en ïngezonden Stukken des Dinsdags- en Vrijdagsavon&s vôôr zeg nnr bij de ïïitgevers. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. BUITENLAND. Voor de Gemeenten HOOGEZAND, SAPPEMEEE, BLOCHTEREN NGOEDBEOEE, ZUIDBROIK, ZXTIDLAREN, HAREN enz. Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cents, franco per post 45 cents. Enkele nommers 5 cents. U T G A V PRIJS der ADVERTENTIËNYan 15 regels 35 cents, iadere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats- mimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentiein eens voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. DIENSTREGELING OP DE STAATS-SPOORWfc-GEN AANGEVANGEN DEN 1 OCTOBER 1891. WEEK KA LEADER. Zondag 3 April. Maandag 4. Dinsdag 5. Woensdag 6. Donderdag 7. Vrijdag 8. Zaterdag 9. Zonsopgang, Zaterdag 9 April te 5.19, onder te 6.45. Eerste kwartier, Maandag 4 April. De toestanden in Rusland verergeren met den dag: ruim veertig millioen menschen lijden zoo goed als aan ailes gebrek. Typhus en andere vreeselijke ziekten verbreiden in de noodlijdende dorpen en districten schrik en wanhoop onder de verarmde bevolking en doen de groote sterfte nog aanzienlijk toenemen. De scholen zijn meest aile gesloten, en kinderen en ouden zitten in de ellen- dige hutten opeengehoopt, daar zelfs de noodige kleeding ontbreekt om zich in de scherpe buiten- lucht te wagen en in de steden werk te vragen of brood. Al, wie nog kleeren hebben, verlaten in groote troepen de dorpen en maken de wegen onveilig door plundering en roof of bedelen in de straten der steden om een schamel stuk brood. Niet mogelijk is het, te denken, hoe angstig er geleden, hoe zwaar er gestreden wordt. Aange- grepen door al die ellende, heeft de groote schrijver en volksvriend Léo Tolstoï zich aangegrepen, om een plan te beramen tôt uitredding der wanhopige bevolking. En hij heeft niet getreuzeld en gewacht, maar onmiddellijk zelf de koe bij de horens gepakt en uitvoering gegeven aan zijn grootsch reddings- plan. Eerst heeft hij door zijne geoefende pen de harten wakker geschrikt en door heel Rusland giften ingezameld, terwijl zijne vrouw, gravin Tol stoï, voortdurend in Moscou verblijf houdt om daar verdere giften in ontvangst te nemen. Hij zelf begon eerst weer de pen te voeren en zijn ge- schrift: »Werkt zoolang het dag is," waarin hij de standen en massa's in Rusland beschreef, maakte verbazenden opgang. In een tweede schrijven gaf hij aan, hoe de chronische ellende en ontevreden- heid des lijdenden volks moeten worden genezen. Vooreerst wil hij, dat elke Rus, die zich gedrongen gevoelt de geboden der christelijke weldadigheid op te volgen en de behulpzame hand te leenen aan zijne stervende medemenschen, beginnen zal met te erkennen, dat hij steeds ten zeerste heeft bena- deeld al, wie hij verplicht is te helpen. Ten tweede, dat het volstrekt onmogelijk is, ook slechts bij be- nadering de juiste maat der behoeften op te geven van eene bevolking, die tôt zoo hopelooze apathie en werkeloosheid is vervallen. Regeeringshulp voor zoovele millioenen hulpeloozen stuit af op allerlei moeilijkheden. En ware inderdaad aile behoefte te schatten, zoo zou de vereischte voorraad koren en het benoodigde geld zulk een aanzienlijk bedrag beloopen, dat het dwaasheid zou zijn te veronder- stellen, dat men dit kon bijeenbrengen. Gesteld echter, dat het werkelijk bijeen te brengen ware, zoo zou men door het uit te deelen in dezen tijd van nooddruft aile geestkracht en aile zelfvertrou- wen ondermijnen van een volk, dat in andere tijden bestemd is de welvaart der natie te onderhouden. Waren eindelijk de geestkracht en het zelfvertrou- wen der massa bestand tegen dit gevaar, dan nog zou het onmogelijk blijken het bedrag van onder- stand vast te stellen voor elk bijzonder geval, en zij, die volstrekt geene hulp behoefden, zouden het deel krijgen van hen, die gebrek lijden, en het meerendeel der laatsten zou even nooddruftig blij- ven als voorheen. Om aan dat labyrinth van moeielijkheden te ontkomen, raadt Tolstoï in de eerste plaats elken bemiddelde aan om persoonlijk het werk van menschenliefde tegenover de laag gezonken broeders ter hand te nemen. Hij wil dat ieder zich gaat vestigen in een dorp der nood lijdende districten en daar de duizenden roebels te verteren, die anders in de stad worden uitgegeven. Het feit, dat hij daar gaat wonen en zijn geld uit- geven, is al eene malerieele hulp voor de inwoners, terwijl zijne tegenwoordigheid onder hen een gun- stigen moreelen invloed uitoefent op hem zelven en zijne buren. Natuurlijk ook, dat hij, opzette- lijk overgekomen, om hulp en steun te verleenen, er dan ook geenen vrede mee zal hebben om slechts op zijn gemak te midden des volks te leven, terwijl zijne medeburgers van honger sterven voor zijne deur. Hij zal werken en helpen en staag zijne hulp uitbreiden en een zegen worden voor zijne omgeving. In een derde schrijven wijst Tolstoï er op, dat vooral twee zaken een dringend vereischte zijn: spoedig werkverschaffing aan allen, die tôt werken in staat zijn, en oprichting van soephuizen door het geheele land voor grijsaards, kinderen en zieken. Terecht beweert hij, dat niet misgewas of hongers- nood de ergste ramp is, maar het vreeselijkste van ailes hoe weinig men er tôt heden ook aan schijnt te gelooven is het gebrek aan werk, tengevolge waarvan millioenen mannen, en vrouwen en kinderen erger lijden ondergaan dan honger of dood. Honger doodt het lichaam, maar werkeloos heid doodt de menschelijke ziel, en dat is grooter kwaad en heeft eene allertreurigste nawerking, die zich lange jaren doet gevoelen. Zelf is Tolstoï voor- gegaan nacht en dag is hij in de weer geweest en heeft hij gereisd van het eene district naar het andere, en overal bracht hij troost en bemoediging en wekte hij de rijken op, zijn voorbeeld te volgen. Soephuizen werden opgericht, werk verschaft, en zoo wekte de man duizenden en duizenden ten zegen. Allen, die helpen wilden, kwamen hem om raad en voorlichling vragen en zoo vond zijn stelsel van uitredding steeds grootere uitbreiding. Doch bij dat ailes had de groote volksvriend ééne ge- wichtige zaak uit het oog verloren. Bij al de moeite en opoffering, hij al de bovenmenschelijke inspanning, die hij zich getroostte, bedacht hij al- lerminst, dat hij zondigde tegen de traditie. En die traditie wil, dat de Gzaar in ailes het hoofd, de kraclit, de zon, het middelpunt zij. Elke zelfstan- dige daad van den onderdaan is aanranding van gezag. Is er hongersnood, de Gzaar zal het weten moet er hulp zijn, zoo zal die komen van hem. En is de hemel hoog en de Gzaar ver, dat ze dan om- komen van gebrek en den Czaar loven in al zijne heerlijkheid. Wie daar als Tolstoï zijn hart en de ware menschelijkheid hooger durft stellen dan de oud-russische traditie, die dient van hooger hand gestraft te worden voor zooveel vermetelheid. Plot- seling werd hij door de gendarmerie in zijnenmensch- lievenden arbeid overvallen en opgesloten, en alzoo gedoemd tôt volslagen werkeloosheid en on- macht. 't Schijnt ongelooflijk, dat Rusland zoozeer aile beschaving en menschelijkheid met voeten kan treden, maar in een land van barbarisme en wille- keur verwondert men zich over niets meer. En 't wordt tijd, dat we maar andere grenslijnen nemen en voortaan liever spreken van Europa, en daar- achter het land der barbaren Arm volk, dat zich zooveel barbaarschheid moet getroosten en zich zijne engelen der vertroosting zoo wreedelijk ziet ontrukken. Gron. April 1892. De Gr. De Ebbinger Zeitung vertelt van een waarlijk salomonisch oordeel, dat door den schout van Pro- jerstieten werd geveld. De klager was de vodden- raper Knoll, die met een kar, getrokken door een grooten zwarten hond, het land doortrok. De aan- geklaagde was de scharenslijper Paul. De strijd liep over den grooten hond. De scharenslijper be- weerde, dat de hond hem toebehoorde en hem te Gobjeiten, waar hij den voddenraper ontmoelte, was ontstolen. K. bewees echter op overtuigende wijze, dat de hond van hem was. De dorpsschout besloot, toen aile onderzoek naar den waren eige- naar tevergeefs was, den hond zelf te laten be- slissen. Op bevel van den rechter werd K. rechts en P. links van de tafel van den schout geplaatst, en op gelijken afstand van beiden stond de hond. Als ik 3 zeg, zeide de rechter, laat de nachtwach- ter den hond los en gij beiden begint te lluiten. Degene, naar wiens fluiten de hond luistert, mag het dier behouden, want ongetwijfeld zal het naar zijn waren meester toeloopen. Zoo gebeurde het dan ook. De hond keek eerst naar K. en liet een woedend gebrom hooren, daarna draaide hij zich naar P. en liet deze zijn tanden zien. Plotseling nam hij een sprong en rende de deur uit. »Ik dacht wel, dat de hond gestolen was," zeide de rechter en hij klaagde de beide twistenden we- gens diefstal aan. De toehoorders van prof. Billroth te Weenen waren onlangs getuige van eene merkwaardige ope - ratie. Een jongmensch van 25 jaren, zeer gezond en van een ferm voorkomen, had verzocht te wor den geopereerd. De jonge man scheen met den vorm van zijn neus niet tevreden te zijn en achtte eene verbetering daarvan noodig. Prof. Billroth ver- telde daarover het volgende Eenige dagen geleden was de heer G. bij hem gekomen met het verzoek hem te bevrijden van een uitwas op het bovenste deel van den neus. Deze uitwas verbitterde hem het leven, want overal veroorzaakte de neus van het jonge mensch groote vroolijkheid. Men kon den man op zijn woord gelooven, zeide prof. Bill roth, want werkelijk maakte deze neus op velen een komischen indruk. De professor beloofde wel iets te doen, maar kon den jongen man niet waar- borgen, dat hij een Adonisneus zou krijgen. Voor- dat de hoogleeraar tôt de operatie overging verzocht hij een van zijn assistenten, die tegelijk amateur- photograaf was, of hij uit voorzorg den patient had gephotografeerd, daar hij wel klachten kon hebben en het dan goed was hem te allen tijde zijn vori- gen neus te kunnen toonen. De »gehoornde neus' bleek reeds vereeuwigd te zijn, zoodat de operatie kon worden begonnen. Prof. Billroth maakte naast den uitwas een huidsnede, lichtte de huidlappen op, zoodat de uitwas bloot kwam en verwijderde dezen daarop met hamer en bijtel. De operatie Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BAL.DUIN M6LLHAESEA. 34) Kapitein Houston is een flink jongmensch en aanleg voor schrijnwerken heeft hij ook, maar toch geloof ik niet ailes wat hij vertelt." »Waarom raadt hij zoo dringend tôt geheim- houding van onze gast aan klonk het bedaard. »Alleen ter wille van onze veiligheid. Maar er zijn menschen, die van sommige zaken geen begrip hebben." Martijn schoof zijn hoed op zij, terwijl hij ant- woordde met gedwongen kalmte: »Dokter, aile eerbied voor je schilderkunst en geleerdheid, maar met dit compliment heb je zeker je zelf bedoeld en dan wil ik je niet tegenspreken; want van iemand, die in vijfentwintig jaar nog niet kan leeren een doodkist te maken, kan men niet veel verwachten." «Volkomen juist," zeide Krehleterwijl geen spier van zijn gelaat vertrok. Hij schoof zijn stoel op zij en zag zwijgend voor zich uit. Martijn's drift ontwaakte met een toornigen blik schoof ook hij achteruit. Zoo zaten de beide oudjes, alsof ze elkaar wederzijds het diepst verwenschten. De eene minuut na de andere verliep, geen woord werd er gesproken. Eindelijk nam Martijn zijn tabaksdoos uit zijn zak, stopte zijn pijp en overhandigde ze, zonder op te zien, aan Krehle. Deze vulde eveneens zijn pijp en zeide toen op den onschuldigsten toon, terwijl hij met de hand naar den tuin wees: »Kortzichtig ben je toch." »Alle menschen ziin kortzichtig," antwoordde Martijn. »Maar de een meer dan de andere." s Het komt er maar op aan waarin." »Daarin, mijnheer Findegern, dat je als oud vrijer totaal niet ziet, hoe onze Greta en de kapf tein meer dan vriendschappelijk met elkaar omgaan. »Ten eersten, dokter, zijn wij even oud en ten tweede zou ik wel willen vragen, of jij meer van de liefde weet, dan ik, die eens op het punt stond te trouwen." »Het is een geluk, dat van dat huwelijk niets is gekomen; daardoor is een brave vrouw voor een treurig lot en de wereld voor nog meer Findegerns bewaard gebleven." Martijn fronsde de wenkbrauwen en schoof den hoed naar achteren. Zijn zorg voor Margaretha woog echter zwaarder dan zijn verontwaardiging over deze hatelijkheid. Op vriendschappelijken toon ging hij voort: »Maar zou het zoo'n ongeluk zijn, als de kapitein zich tôt een flinken meubelfabrikant opwerkte »Een ongeluk juist niet, maar ik geef je in over- weging, dat de kapitein van dag tôt dag beter wordt en de tijd nadert, waarop hij naar zijn ré giment moet terugkeeren en wat dan »Als er vrede gesloten wordt, is hij terstond weer hier." »Maar wordt hij doodgeschoten, dan is het geluk van het arme kind voor altijd verwoest." »Dat zou treurig zijn, maar zoo'n vaart zal het niet loopen. Bovendien, een hart breekt zoo gauw niet, dat weet ik bij ondervinding. Toen er van mijn huwelijk niets kwam, heb ik er geen enkel grijs haar van gekregen." »Dat geloof ik van jou terstond," klonk het ant- woord en zeker zou de vrede weer verstoord zijn, indien de dokter er niet had bijgevoegd »ln allen geval is het raadzaam de toenemende genegenheid niet aan te moedigen. Dat doe je, wanneer je de jongelui aan zich zelf overlaat, zooals nu bijvoor beeld. Daar wandelen ze in den maneschijn en ik verwed mijn eerlijken naam, dat ze niet naar de harmonica of tabaksdoos behoeven te grijpen om vrede le sluiten, zooals zekere twee heeren." Verschrikt vroeg Martijn »Zullen we ons dan bij hen voegen »Zeker niet," zeide de dokter en warmer dan anders klonk de toon zijner stem. »Is het noodig hen te bewaken, dan moet het met bedachtzaam- heid geschieden. Zulk een kinderhart is als een rauw ei: een enkel barstje en het kan niet weer geheeld worden. Maar je behoeft daarom niet zoo zwaarmoedig te zien; als de tijd daar is en er geen andere bezwaren zijn, kun je de jongelieden immers helpen. Ondanks al je veinzen ben je toch schatrijk en een groote opoffering zou het niet voor je zijn, een gedeelle van je bezitting af te staan en er voor je eigen nicht een huis op te bouwen zoo mooi, dat de président er in zou kunnen wonen »En dan een schitterende meubelfabriek," viel Martijn vol geestdrift in, die nu zoover was als Krehle hem hebben wilde. Zijn stoel vlak naast dien van zijn vriend schuivend, ging hij voort: j) Waarachtig, dokter, daar heb ik ook al eens aan gedacht. Dat stuk grond links van het hek, daarop zou best een huis kunnen staan, natuurlijk met ruim voorplein en" Eenmaal aan den gang, schilderde hij de nieuwe woning in de schitterend- ste kleuren, terwijl Krehle met welgevallen luis- terde. Geen deur, geen trap, geen schoorsteen vergat hij en zoozeer verdiepte hij zich in de toekomst, dat hij geen acht sloeg op de invallende schemering en geheel vergat, dat de twee jonge lieden nog altijd in den maneschijn in den tuin wandelden De bezorgdheid van Krehle voor Margaretha was op zijn minst voorbarig. Elk woord, dat zij met den kapitein wisselde, had hij mogen hooren. Eerst tegen het laatst week hun gesprek een weinig af van den moedwilligen vroolijken toon, waarin het gevoerd was. »Ik heb een voorgevoel," zeide Houston, in ant- woord op een gezegde van zijn gezellin, sgegrond op menige aanwijzing, dat Oliva niet lang meer uw gast zal zijn." Wanneer gij dan ook hersteld zijt, zullen de oude heeren en ik het weer stil krijgen," ant woordde Margaretha met oprecht leedwezen. Lachend voegde zij er echter bij »En wat zal de talent- voile leerling in de werkplaats gemist worden »Mag ik niet hopen, dat mijn verblijf hier uw goedkeuring wegdroeg »Wat zal ik hierop antwoorden?" vroeg Marga retha onbevangen. »Ik zou je er neen kunnen zeggen; ik kies den middenweg en zeg: men ge- went aan ailes. Maar nu een wedervraag: het komt mij vreemd voor, dat gij voor het vak van schrijn- werker inderdaad zooveel geestdrift gevoelt, als ge het den ouden heer wilt doen gelooven. Beken het maar eerlijk ter wille van zoo menig prettig uur, dat ge mijn oom hebt geschonken, wil ik ge- nade voor recht laten gelden en het bedrog ver- geven." »In zekeren zin hebt ge gelijk," antwoordde de kapitein, »maar slechts in zekeren zin. Door mijn verwonding tôt werkeloosheid veroordeeld, zonder vrienden of bekenden in deze groote stad, was het mij aangenaam een bezigheid te vinden, die voor lichaam en geest heilzaam werkte en waarmee ik anderen genoegen gaf. Het gevoel, nuttig te zijn, deed mij mijn lot minder hard schijnen en de op- gewekte omgang met vriendelijke menschen ver- minderde mijn zwaarmoedigheid. Heb ik bedrog gepleegd, zooals gij het noemt, het was niet met verkeerde bedoeling." »Nog meer echter betwijfel ik uw bewering," zeide Margaretha op levendigen toon, »die Oom u nog wel zoo hoog aanrekent, dat gij later aan de schaafbank uw werkkring wilt zoeken." »Toch meen ik dat," verzekerde de kapitein, wien het verhoor van het schoone jonge meisje zeer ver maakte, »ik herhaal slechts wat ik uw oom op een dergelijke vraag antwoordde: »Als geboren Amerikaan stel ik persoonlijke onafhanke- lijkheid boven ailes, om het even of ik daarvoor aan de schaafbank of op een kantoor moet werk- zaam zijn." Margaretha zag hem ernstig aan, terwijl hij sprak; toen hij geëindigd had, keek zij nadenkend voor zich uit; op eens vroeg zij: »hoe zijt ge eigenlijk bij ons gekomen, daar ieder schrijnwerker u even goede, zoo niet betere krukken had kunnen leveren? 1k beken dat uw herhaalde bestellingen mij wantrouwend maakten ik vreesde zelfs, dat gij de roi speeldet, waarvan ge Harriet Palmer be- schuldigt." (Wordt vervolgd.) -il I Ir t - V/| t l 11 i mKSBLAD OOST-fiOORECHT IN OMSTHHÏBN VAN Van NIEUWE SCHANS naar HARLINGEN. Vertr. N.-Schana *6,16 Winschoten 6,38 Soheemda 6.47 S 8,10 Znidbroek 7,00 8,21 Hoogezand 7,13 a 8,34 Kropswolde 7,19 S 8,40 i 7,40 *8,55 11,41*2,52 7,58 9,12 11,56 3,09 9,23 12,08 3,21 9,84 12,19 3,32 9,45 12,28 3,43 9,50 12,34 3,49 5,30 5,44 5,51 6,00 6,08 6,13 6,26 6,3 8,33 8,48 8,56 9,07 9,16 9,21 9,33 9,40 Aank. Groningen 7,32 3 12,47 4,1 Vertr. - 7,86 10,8 1,45 5,4 Leeuwarden 9,03 11,31 3,13 6,27 Aank. Harlingen 9,89 12,7 8,49 7,6 De met een gemerkte treinen atoppen aan den Borgercompagnieaterweg (wachtp. 87), tôt het opnemen en uitlaten van reiziger». De trein welke des voorm. 8.56 van N.-Schana vertrekt, neemt Dinadaga geen reizigera op voor Groningen. 9,44 11,4 10,20 11,40 Van HARLINGEN naar NIEUWE SCHANS. Vertr. Harlingen Leenwarden Aank. Groningen Vertr. Kropawolde Hoogezand Zuidbroek Scheemda Winschoten Aank. N.-Schana *6.30 6,44 6,50 7,1 7,16 7.24 7,40 7,2 7,43 9,1 9,6 9,20 9,26 9.35 9,50 9,58 10,12 9,40 11,26 12,44 *12,49 1,03 1,09 1,20 1,35 1,43 1,59 1,10 1,56 3,8 3,22 3,29 6,24 *6,32 3,36 6,46 3,42 6,52 3,51 7,3 4,6 7,19 4,14 7,27 4,28 7,43 Van GRONINGEN naar Aankomat DELFZIJL 5,46 8,00 9,18 10,45 10,59 11,05 11,14 11,29 11,37 11,51 Van GRONINGEN naar MEPPEL—ARNHEM. Vertr. Groningen Haren De Pnnt Vriea-Zuidl. Aaaen Meppel Aank. Zwolle Deventer Zntfen Arnhem 6,26 6,35 6,42 6,51 7,7 8,15 8,54 8,— 10,23 12,62 4,9 10,32 1,1 4,18 DELFZIJL 10,40 1,9 4,26 10,49 1,18 4,35 8,26 11,7 1,35 4,55 9,17 12,23 2,50 6,10 9,49 1,3 3,30 6,50 9,40 10,24 2,15 4,15 7,38 9,59 10,42 2,56 4,38 8,3 10,37 11,15 8,37 5,26 8,57 7,45 11,18 1,48 5,14 7,56 10,46 9,20 12,50 3,23 6,49 9,33 12,20 Van ARNHEM naar MEPPEL—GRONINGEN. Sneldienat van Groningen 8,naar Amaterdam, welke dea avonda te 10,42 aldaar retonmeert. 6,80 8,10 Vertr. Arnhem 6,26 p 8,19 Zntfen 7,18 8,27 Deventer 7,48 8,36 Zwolle 5,58 8,38 6,56 8,52 Meppel 6,42 9,18 7,47 10,10 Aaaen 7.56 10,34 8.17 10,50 Vriea-Zuidl. 8,15 10,48 9,41 De Pnnt 8,24 10,57 10,5 Haren 8,82 11,5 10,50 Aank. Groningen 8,40 11,18 Il Van DELFZIJL naar GRONINGEN 6,— Aankomat GRONINGEN 7,83 9,20 10,6 10,24 10,58 11,83 12,20 12,45 7,12 8,58 9,20 10.6 10,24 11.7 11,50 1,3 1.17 1,26 1,34 1,42 10,44 12,27 10,10 2,52 11,48 8,88 12,18 4,22 1,59 6,51 2,47 7,42 4,2 8,56 4,16 9,10 4,25 9,19 4,88 9,27 4,41 9,85 1,24 4,52 2,57 6,25 7,5 7,41 8,5 8,52 9,29 10,17 10,42 8,80 10,2 DOOR t «I k I

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1