22e-te«S5E?l No 55 ZONDAG 10 Jnli 1892, 22e Jaargang, Een heilstaat. l>e FEUILLETON tB VAN BOKGESITJS E0O1, SAPPEMEEE. Inzending van AdvertentiëH en'lngezonden Stukkan de» Pinsdagg- en VrijdagBavond» vèér se» uni bij de ïïitgever». BINNENLAND. I Voor de Qemeenten HOOOEZA1ÎD, SAPPSSŒEB.SLOCHTEBEK NOOBDBBOEK, ZVIDBBOEK, ZTJIDLABSlf, HABEH ora. Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG. A BONNEMENTSPRIJS per drie ma and en »5 franco per post 45 cents» Enkele nommers 5 cents. u l T G A V E PRIJS deî ADVERTENTIËNVan 1---5 regels 35 cents, isdere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats- ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie, in eens voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. tele nommers L__- WEEKKA1ENDE R. Zondag 10 Juli. Maandag 11. Dinsdag 12. Woensdag 13. Donderdag 14. Vrydag 15. ZaZonsopgang, Zaterdag 16 Juli te 3.57 onder te 8 13 Voile maan, Zondag 10 Juli. Jaar-, paarde- en beestenmarkten. Maandag 11 Juli, Slochteren j. p. b. Raadsvergadering te Hoogezand op heden Zater dag den 9 Juli 1892, des n/m te 21 uur. Aan de orde is 1. Aanbesteding onderwijzerswoning te Krops wolde. 2. Voordracht-Zetters. 3. Aanbieding der gemeenterekenmg over 1891 en benoeming eener commissie tôt naziening. 4. Besluit begraafplaats. 5. Procesverbaal Kasopnemmg. 6 Mededeelingen en ingekomen stukken. Daar wordt tegenwoordig door velen geleeraard en geijverd voor een heilstaat, waar men afgelegd heeft aile kwaads, dat de tegenwoordige maatschappij aankleeft. Dat streven is echter niet nieuw; mte- gendeel. Ongeveer vierhonderd jaar geleden schreef een geleerd Engelschman Thomas More een werk, getiteld Utopia of aardsch paradijs. Aan de oprecht- heid en eerlijkheid van dien schrijver twijfelen wij niet, te minder, daar hij om zijne oprechtheid m 1535 te Londen werd onthoofd, toen hij kloek en kordaat tegen de slechte streken van den Engel- schen Koning Hendrik den achtste, berucht als vrouwenbeul, was te velde getrokken. Wat hij van de maatschappij verwachtte Hij wilde dat aile arbeid gelijkelijk werd beloond, dat aile ge- brek zou verdwijnen en aile onderscheid tusschen rijk en arm werd weggenomen. Hij wilde, dat aile hoovaardij en eigenbaat zou worden uitgeban- nen en allen een gelijk aandeel hadden in de maat- schappelijke rechten en plichten. Dit ailes moest voeren tôt eenen model- of gelukstaat. Wel, zoo begint hij zijn betoog, wat vreemd toch, dat wij b.v. de dieven ophangen. Alsof dit werkelijk goed zou zijn voor de maatschappij. Doch beseft men dan niet, dat de dieven niet stelen voor hun plei- zier, maar enkel uit nood Stop daarom aile bron- nen' waaruit de misdaad voortvloeit en geef eerst aan' aile menschen een redelijk bestaan. Schaf ook de groote grondbezitters af, die het brood en vleesch duur maken. Schaf mede aile geld at en breng ïjle noodige hervormingen in ailes. En of men lem terecht ook tegenwierp, dat zoo er me- mand meer iets bezat en allen gelijk recht hadden op ailes, aile zedelijke kracht en inspanning en ijver ook gevaar zouden loopen, de dweper wilde daarvan niets weten en schetste maar door van zijn wonderland. In dat wonderland, een eiland, dacht hij zich vijfenveertig steden, op zijn hoogst een dagreis van elkander gelegen. Tusschenbeiden liggen boerde- rijen verspreid, ieder door eene vaste familie be- woond, bestaande uit twintig mannen, evenveel vrouwen en twee slaven. De slaven waren de misdadigers, die hierin hunne straf vonden. Iedere familie erkent eenen vader en eene moeder als hoofd, een dertig zulke famifieën staan telkens onder eenen directeur. Elk jaar wisselen twintig van zoo'n familie weer met evenveel stedelingen, opdat ieder op zijn beurt zijn aandeel in het land- werk drage. Of er aanleg en lust voor zulken werkkring bestaat bij Jan en alleman, daar loopt de schrijver overheen. In den oogsttijd wordt aile hand voor het werk opgeroepen, om koren te ver zamelen voor aller behoeften en ook voor de kwade tijden, die komen kunnen. In de steden worden aile huizen naar één model gebouwd en daarna onderling verloot. Elke tien jaar volgt weer eene nieuwe verloting en moet ieder ver huizen. Benevens den landbouw moet ook ieder een be- paald vak leeren, dat hij later beoefent. Voor de mannen is het zwaarste werk weggelegd, voor de vrouwen het lichlere. De werktijd is slechts zes uren per dag, drie uren voor- en drie uren na den middag. Aan de regeering is de zorg, dat niemand zich aan zijne dagtaak onttrekt. Hoe de regeering daarin echter moet voorzien, blijft ons een raadsel. Aile vrije tijd is bestemd voor onderwijs en ont- spanning. Aile mode en weelde en overdaad wor den te niet gedaan; daardoor blijtt er ons gemak kelijk voldoende tijd beschikbaar voor het leveren van het strikt noodige. Het vuile werk b voor de slaven en gedeeltelijk ook voor de vreemdelingen, die tôt de kolonie overkomen. Wat er gemaakt en geoogst en gewonnen wordt is ailes gemeen- schappelijk eigendom en wordt opgestapeld in de staatsmagazijnen. Ieder, die wat noodig heeft, haalt het daaruit. Voor misbruik van dit recht is geen gevaar, daar er geen geld bestaat in den heilstaat en men dus met het overtollige niets zou kunnen uit voeren. Wat de staatsmagazijnen over hebben, dat wordt naar den vreemde uitgevoerd en daar geruild tegen goud en zilver, 't welk bewaard wordt om de vreemde huurtroepen te betalen in tijden van oorlog. Wat betreft het eten en drinken, zoo moet regel zijn, dat allen daarvoor samenkomen aan openbare tafels, daartoe aangericht in staats- gebouwen. Door de vrouwen worden om beurten de spijzen bereid, terwijl aan de jongeren de be- diening is opgedragen. Na afloop van den avond- maaltijd volgt telkens eene gezellige bijeenkomst tôt onderlinge leering en ontspanning. De bevol- king moet in aile huis en stad en boerderij even groot zijn. Geen huis mag minder dan tien of meer dan zestien jongelui bevatten in elke stad mogen niet meer dan zesduizend families samen- wonen. Heeft eene lamilie te veel kinderen, dan worden ze eenvoudig overgedaan ('t is een heilstaat waarvan we spreken aan andere families, die minder rijk gezegend zijn. En die families hebben maar aan te nemen en zich te schikken. Dat zoo iets ailes bij wijze van maatregel van orde is te regelen daaraan twijfelt de schrijver geen oogen- blik. Doch wij voor ons beseffen te goed, dat de menschen geen halven dag in vrede zouden leven. Voor het geval, dat er groote vruchtbaarheid mocht zijn in Utopia en het getal inwoners te sterk toeneemt, worden aile overtolligen zonder vorm van procès eenvoudig genoodzaakt te verhuizen naar andere eilanden of het vaste land. Dat dit bijzonder lief is van heilstaatbewoners, kan ik nu juist niet vinden. Doch men moet er al wat op vinden, als men met zijne plannen aan aile kanten vastraakt. En zooals men in een roman of feuil leton overbodig gevonden personen of figuranten op tijd laat verdrinken of op andere wijze omko- men, zoo is hier verbanning het eenige redmiddel. Als zalfje op de wond voor de uitgestootenen blijft het de plicht der achtergeblevenen, om door oorlog en geweld van wapenen (ook al een deel van den gelukstaat!) de buren te dwingen de landverhui- zers tôt eene nieuwe kolonie te vereenigen of an- ders hen te verjagen en het terrein voor de ver- bannenen vrij te laten. Ziedaar in hoofdtrekken den inhoud van een werk, dat indertijd zooveel van zich heeft doen spreken. En het kan niet uitblijven, of men krijgt hart voor den man, die ailes op het spel zette, om het goede te willen voor de maatschappij doch de toepassing van zijne ideën vinden we in vele op- zichten onhoudbaar en bespottelijk. Want waar geen geld is, daar is voor velen aile prikkel voor arbeid weggenomen. Waar de staatsruif al het noodige biedt aan allen, daar zal men inspanning dwaasheid heeten en in 'tluilakken eene eer stel- len. En waar men dweept met vrijheid, daar is hier ailes dwang en stelsel. Wat een baantje ook voor de regeering, om zulken staat te regelen. De vorst, gekozen door het volk en de vertegenwoor- diging zooals hij zich die denkt, ze zouden het ge- regeld te kwaad krijgen en elken dag op onover- komelijke moeilijkheden stuiten. Wie jaagt naar een heilstaat als Utopia, die doet een dwaas werk. Toch zijn er ook thans, die uit onkunde of soms uit opzettelijk bedrog zulke droombeelden den volke voorhouden en kortzichtigheid daarmee lee ren dwepen. Doch »droomen, droomen zijn be drog zoo was 't voorheen en zoo is 't nog." De eenige weg om tôt het betere te komen, is aile kwaad aan te tasten, waar men het vindt en zoo ieder op zijn terrein en in zijnen werkkring te werken aan den gestadigen opbouw en de ontwik- keling van het goede. Eerst moet het goede, waarnaar men streeft., algemeen en welbegrepen beginsel van het volk zijn geworden, eer men op de verwezenlijking van eenig ideaal mag hopen. Aile vooruitgang gaat geleidelijk wie met spron- gen vooruit wil, springt zich een ongeluk Gron. Juli 1892. De Dr. Men schrijft uit Leeuwarden Eene van mannen uit de volksklasse uitgaande oproeping is aan de ingezetenen gedaan tôt oprichting van een »Oranje- bond." Het doel is hoofdzakelijk het onderhouden en aankweeken van de opgewekte liefde tôt het Oranjehuis, zonder politieke nevenbedoelingen. Bij voldoende belangstelling wenscht men zich ook op meer practisch terrein te begeven, als het oprich- ten van arbeidsraden, het stichten van een zieken- fonds enz. Zuidbroek, 5 Juli. Bij de verkiezing van een lid van het Hoofdbestuur van het waterschap »01- dambt", tevens voorzitter van het 8e onderdeel, ontstaan door het bedanken van den heer Zijlker, werden op de onderstaande heeren het achter hunne namen geplaatst aantal stemmen uitgebracht en wel op L. Buringh 92, F. J. Zijlker 77, D. Westinga 70 en E. Eppens 7 stemmen. Haren, 6 Juli Gisteren werd in ons dorp op schitterende wijze teest gevierd naar aanleiding van de veertigjarige ambsvervulling van den heer L. T. Jorissen, burgemeester. In aile deelen der gemeente waren gelden bijeenverzameld om daarvoor den jubelaris een stolfelijk blijk van hulde en sympathie aan te bieden. De feestcommissie had voor het doel een geheel zilveren schenkblad uitgekozen eu twee kristallen karaffen met zilver gemonteerd, welk geschenk des avonds den burgemeester bij monde van den heer H. Bos in de voile zaal van Abels werd overhandigd. Des namiddags had er eene plechtige raadsvergadering in het versierde gemeentehuis plaats, waar het geschenk der heeren raadsleden, een fraaie leuningstoel, den voorzitter door den oudsten wethouder, den heer R. Hornhuis, werd aangeboden, bij welk geschenk de gemeente- veldwachter nog een fraaie bokaal voegde. Intus- schen hadden de schoolkinderen te Haren een feest naar hunnen zin, daartoe in staat gesteld door de bijdragen van een aantal welwillenden iii en bij het dorp, een feest, dat nimmer uit hunne herinnering zal gaan. Van den draaimolen werd drukgebruik gemaakt, van de bij een schoolfeest gebruikelijke versnaperingen volop genoten, nadat de schooljeugd eerst met muziek voorop eene ovatie aan den bur gemeester had gebracht, die daarvoor zijne erken- telijkheid betuigde. Des avonds te halftien werd tôt slot een mooi vuurwerk ontstoken, eindigende met een Hulde aan den burgemeester." Dat het dorp getooid was met vlaggen, dat de jubelaris voor de onderscheiden bewijzen van hoog- achting zijn dank betuigde, dat er een massa volk op de been was en dat na afloop van het vuur werk, toen het begon te regenen, de logementen opgevuld waren en de draaimolen niet ledig, dat er overal eene recht feestelijke stemming heerschte, zijn dingen, die niet behoeven te worden vermeld. En het volksfeest, en het schoolfeest ailes liep in de beste orde en met het grootste genoegen ten einde. Aan het Boterdiep te Groningen had Woensdag- middag een allertreurigst ongeval plaats. Het ze- venjarig eenigst, zoontje van J. Gaspers, wonende in de Langesteeg, speelde bij bovengenoemd diep, waarin hij achterover viel en dadelijk naar de diepte zonk. Hoewel onmiddellijk vele pogingen tôt red- ding werden beproefd, mocht men er niet in slagen hem te redden. Het knaapje werd levenloos op- gehaald. Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BALDUIN JWLLHAÏSEÏf. 57) »Moet er gevochten worden, dan is dat de zaak der légers en niet van den vreedzamen burger. Wordt men echter verraderlijk aangevallen, dan heeft men het recht zich te verdedigen. Zoo gaat het mij Heeft men beproefd, twee rechtschapen mannen, die onder mijn dak gastvrijheid hadden genoten, op hun reis te overrompelen en te ver- moorden, den afgeloopen nacht is beproefd mijn huis in de asch te leggen. Voor dergelyke aan- vallen wil ik eens vooral zeker zijn. Dat gy m den aanslag op mijn huis en mijn leven de hand in het spel hadt, verwacht ik niet van u maar wel weet ik uit de buitgemaakte papieren, dat gy erooten invloed hebt op de samenzweerders, die voor geen misdaad terugschrikken. Zoo gij wilt, zeg dan aan hen: Indien ook maar weer de minste aanstalten gemaakt worden, mij of de mijnen te benadeelen, dan zullen de papieren, die m het bezit ziin van mij en mijn vrienden, nog op hetzeltde uur aan den reehter en aan het volk worden be- kend gemaakt; dan zullen wij eens zien, ofermet van de schurken aan de galg komen." Palmer trad dichter op Martijn toe. Zijn gelaat was doodsbleek; het zweet stond hem ophetvoor- hoofd. Hij gevoelde zich in een vreeselijken toe- stand"; afhankelijk te moeten zijn van een eenvou- digen schrijnwerker was erger dan hij meende te kunnen vei'dragen. Zijn angst streed om den voor- rang met zijn onbeschrijfelijke woede, dat hij de vreeselijkste beschuldigingen ongestraft moest aan- hooren van een man, die in zijn oogen niet meer waard was dan het stof onder zijn voet. »Ik sta zelf verbaasd over mijn lankmoedigheid, sprak hij en de woorden sisten tusschen de lippen door, »dat ik mij in mijn eigen huis laat beschimpen, zonder gebruik te maken van de mij ten dienste staande middelen om dit gesprek af te breken. De oorzaak echter daarvan is mijn on- uitsprekelijke minachting voor uw persoon. Ik herhaal nog eens, ge zijt met uw onzinnige praat bij den verkeerde gekomen. Ik bekommer mij even weinig om uw papieren als om mogelijke brandstichtingen of andere verdachtmakingen, die alleen in een waanzinnig brein kunnen opkomen. Voor het laatst beveel ik u heen^te gaan, als ik geen geweld zal moeten gebruiken." j Geweld vroeg Martijn met een listig knipoogje. ,;Mij dunkt daar is geen haast bij en later zult gij blij zijn mij niet tôt het uiterste te hebben gedreven. Het blijft er dus bij Voor de veiligheid van mijn huis en zijn bewoners zijn degenen verantwoordelijk, wier namen in de gevonden brieven staan opge- teekend. Nog iets tôt slot: »Ik onderstel, dat gij ook zonder mijn verzoek miss Harriet Palmer zult beletten de lessen bij mijn nicht voort te zetten. Het past mij evenmin als u dat vreemde neuzen zich in onze zaken mengen." Als een getergde leeuw, wien de klauwen en tanden zijn ontroofd, stond Palmer daar, terwijl Martijn met een eenigszins spottende beleefde buiging en de houding van een overwinnaar de kamer ver- liet. Hij nam de overtuiging met zich mee, zich tegen verdere vervolging te hebben beveiligd. Nadat de deur achter hem in het slot viel, bleef Palmer eenige seconden onbeweeglijk in dezelfde houding staan. Eerst toen de klank zijner voet- stappen wegstierf, wierp hij zich in den naastbij- ziinden stoel. Met beide handen in het wittehaar tastend, boog hij diep het hoofd. De vernedermgen, die hij had moeten verdragen, waren te groot, te ongehoord in zijn hooge maatschappelijke betrek- king om hem niet te doen ineenzinken. Zoo zat hij daar in machtelooze woede, het uur verwen- schend, waarop hij zich door verhlindende dweepers tôt daden had laten verleiden, die met zijn begin- selen in strijd waren, maar waartoe dehaatjegens den vijand hem had gedrongen. En te midden van zijn woede kwam de angst bij hem op voor de gevolgen, wanneer de buitgemaakte brieven in han den van de overheid kwamen. Wie den uiterlijk zoo eerwaardigen grijsaard daar zag, verpletterd onder het gewicht der schande, zou medelijden met hem hebben gevoeld. »Weg, weg van hier," mompelde hij, »vloek over de Unie! Vloek over elken medeplichtige, die zijn hulp verleende tôt de omverwerping van eeuwenoude instellingen! Vloek en dood Hij hield op. In de aangrenzende kamer hoorde hij naderende voetstappen. Het was zijn dochter. Met bijna bovenmenschelijke inspanning trachtte hij zich te herstellen. »Arrn, trouw kind," lispelde hij, sais ge wist, welk een beteekenis aan uw hel- denmoed werd toegeschreven Toen Harriet bin- nentrad, stond zijn gelaat weder kalm. In zijn hart echter knaagde de door dweepzucht geboren en door bittere haat gevoelde vergiftige worm steeds verder. VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Terwijl Martijn Findergern haastig zijnsweegs ging, had kapitein Houston zich naar de werkplaats begeven, waar dokter Krehle hem een uitvoerig verslag gaf van de nachtelijke overrompeling. Daarna zocht hij Margaretha op in den tuin. Zij was ijverig bezig met het inzamelen van bloemzaad; zoodra zij hem echter bemerkte, trad zij hem tegemoet en reikte hem de hand. »Deze vreeselijke nacht heeft mij elk gevoel van veiligheid ontnomen," zeide zij, in antwoord op het door Houston begonnen gesprek. »Gij moet niet vergeten, dat de oorlog ten einde loopt en dan ook het geheime drijven der samen zweerders uit zal zijn. Bovendien vernam ik van den dokter, dat uw oom tôt den stap is overgegaan, die aan hem en aan u allen de grootste veiligheid waarborgt." Wat. beteekent een waarborg in deze vreeselijke tijden, waarin, zooals de afgeloopen nacht mij toonde, men onverwacht aan het grootste gevaar blootstaat »Dan moeten wij het onze er toe bijdragen verder gevaar te voorkomen en dat ligt in onze macht, als wij de strengste voorzichtigheid in acht nemen." Margaretha zag den kapitein uitvorschend aan. De toon zijner stem zeide haar, dat de laatste woorden niet zonder bedoeling waren gekozen. Zij antwoordde nadenkend »Gij spreekt in raadselen, er ligt een geheimzinnige beteekenis in uw woorden." »Dat ontken ik niet," stemde Houston aarzelend toe »ik vrees echter uw ongenoegen op te wekken, wanneer ik duidelijker spreek. Reeds eenmaal, toen ik mij in dergelijken zin uitliet, had ik het ongeluk uw toorn op te wekken." Hij beschouwde opmerkzaam het lieftallig gelaat voor hem. Margaretha fronsde even de wenkbrauwen en sprak daarop met een spottenden lach: »Ik raad het al gij zmspeelt weer op miss Harriet, een van de beminnelijkste meisjes der wereld." »Ge raadt het, en daar ge mij toch niet gelooft, herinner ik u alleen aan mijn vroegere waarschu- wing." »En ge behoudt uw slechte gedachte over het on- schuldige meisje," nam Margaretha vol vuur het woord, terwijl een diepe blos haar wangen kleurde, »neen, neen, zoo gemakkelijk komt gij niet van mij af. Wat gij ook weer op haar te zeggen hebt, ik moet het weten om het te kunnen verdedigen." Langzaam voortwandelend hadden zij een bank bereikt, waarop Margaretha zich neerzette en den kapitein vraagde naast haar plaats te nemen. De zaadbuisjes in iiaar schort begon zij los te maken, terwijl de kapitein, met een bewonderenden blik op haar lieftallig gelaat,. vroeg: Staat ge er op dat ik openhartig spreek?" »Ik sta er op," luidde het besliste antwoord. »Ik zeg u, dat ik slechts op uw uitdrukkelijk verlangen er toe overga." »Mijn nieuwsgierigheid wordt nog grooter, het klinkt alsof het iets vreeselijks gold." »Ja het is vreeselijk, als men bedenkt, aan wie het ten laste wordt gelegd," bevestigde Houston eenigszins heftig, »want vreeselijk mag het genoemd worden, als een nauwelijks aan de kinderschoenen ontwassen meisje, onder het voorwendsel van mu- zieklessen te nemen, een bevriend huis binnendringt en het haar betoonde vertrouwen misbruikt, om jegens zijn bewoners verraad te plegen." (Wordt vervolgd). K PI M l V 0LKSBI1D OOST-SOORECHT IN 0MSTREK1N VAN -o DOOR Si

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1