No. 62.
WOENSDAÔ 3 Angnstns 1892.
22e Jaargang.
VAN
BORGESIÏÏS ZOOM, SAPPEMEEB.
Inzending van Advertentiën en Ingezonden Stukken des Dinsdags- en Vrydagsavonds vôôr zes nnr by de ïïitgevers
Overzicht van 24 tôt 34 Juli 1892.
UIT GRUNO.
Voor de Gemeenten HOOGEZAND, 8AFPEMEER SLOGHTEREN NOORDBROEK, EUIDBBO^K. SUIDLASEN, HAB.EN en*.
Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cent«,
Iranco per post 45 cents.
Enkele nommera 5 cents.
PRIJS der ADVERTENTIËN: Van 1-5 regels 85 cents,
iedere regel meer 10 cents. Groote letters worden naar plaats-
ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie in eens
voor 3-maal pïaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis.
BUITENLAND.
Allerwege worden in Europa uitgebreide, en naar
men hopen mag doeltrefïende maatregelen genomen,
om de gevreesde ziekte, die over de aziatische grens
ons werelddeel is binnengedrongen, in haar loop
te stuiten.
Vooral in Oostenrijk—Hongarije wapent men zich
kraehtig, en niet zonder reden. In het begin van
Juni toch kwamen de eerste berichten uit Peters-
burg, dat er maatregelen genomen waren tegen
de verbreiding der choiera, die in Perzië heerschte,
en nu nog geen twee maanden later heeft zij den
weg tusschen de Kaspische en de Zwarte Zee af-
gelegd en is tôt Odessa en langs de Wolga tôt
Moskou doorgedrongen. De half barbaarsche be-
volking van oostelijk Rusland werkte de maatre
gelen der regeering op aile wijzen tegen. De doc-
toren door de regeering gezonden werden mishandeld,
sommige zelfs gedood, de zieken werden uit de
hospitalen gesleurd en dikwijls op wreede wijze ge-
marteld en omgebracht.
Zoowel in Duitschland als in Oostenrijk houdt
men thans een zeer nauwlettend toezicht aan de
grenzen op reizigers en goederen; de hulpmiddelen
waarover tegenwoordig de wetenschap beschikt zijn
van dien aard, dat een voortdringen als in Rusland
niet waarschijnlijk is.
Naar uit Londen gemeld wordt rekent Glad
stone bij de opening van het parlement vast op den
val van het tegenwoordig kabinet, zijn ministerie
moet hij al klaar hebben. Toch valt het nog te
betwijfelen of ailes wel gaan zal, zooals de nog
krachtige tachtigjarige dat wenscht. Zelfs zijn
vrienden ontveinzen het niet, dat hij een hoogst
netelig vraagstuk heeft op te lossen. In één voor-
naam opzicht komt zijne stelling volkomen overeen
met die van Lord Salisbury. Kon deze slechts
regeeren door de hulp der afvallige liberalen, die
Gladstone niet in ailes wilden volgen, deze blijft
afhankelijk van zijn iersche vrienden. Zoo hij die
bevredigt zuilen zij hem steunen, in het tegenover
gestelde geval zuilen zij hem den dienst opzeggen.
Maar het blijft de vraag of hij een ontwerp van
Home Rule, van zelfregeering voor Ierland, kan
samenstellen, dat zoo ver gaat als de Ieren willen
zonder een deel van zijn eigen partij te ontstemmen,
want de gematigde liberalen hebben geen trek
zoover te gaan als Parnell in der tijd verlangde.
Velen beschouwen de drankkwestie en het arbei-
dersvraagstuk veel gewichtiger. De kracht der
stokpaardjes die bij de verkiezingen hebben dienst
gedaan, moet uit de daden van het nieuwe kabinet
als het oude is gevallen, nog blijken.
De Bulgaren hebben Gladstone tal van adressen
aangeboden om hunne zaak bij hem aan te bevelen.
De libérale kabinetten in Engeland waren in hunne
buitenlandsche politiek altijd meer op de hand der
Bulgaren, zij lieten Rusland gewoonlijk wat meer
de tanden zien dan de conservatieve, van daar dat
de Bulgaren hopen, dat de wisseling van bestuur
in Engeland hunne belangen zal ten goede komen.
De Fransche bladen beginnen er op te ha-
meren dat de »ondertrouw" tusschen de fransche
republiek en Rusland aangegaan, eindelijk eens
haar beslag dient te krijgen in een »huwelijk."
Zij wijzen er op hoe de ontvangst der fransche
vloot in Kroonstadt zoowel in Frankrijk als in
Rusland het gevoel heeft doen ontwaken, dat beider
belangen medebrengen geheel samen te gaan.
Door de russische bladen wordt dit voorstel ailes
behalve gunstig opgenomen. Zij vinden de prettige
verkeering heel aardig, maar er ernst van te maken,
neen dat nog niet. Met andere woorden het sluiten
van een bepaald tractaat wordt geacht niet in
overeenstemming te zijn met de russische belangen.
Men wijst er op dat Frankrijks doel is, Elzas-
Lotharingen te veroveren en gelukkig voor Europa,
vindt dat plan geen steun bij den Gzaar.
Niettegenstaande de geringe toenadering van
Rusland, blijft de fransche pers ailes hekelen wat
in Bulgarije ge'neurt. In zeer hevige artikelen wordt
het kleine vorstendom aangevallen, omdat het den
moed had, de vier moordenaars van den minister
Bellchef, handlangers en huurlingen van Rusland,
ter dood te brengen. Die strafvoltrekking, zulk
een gruweldaad, zegt o.a. de Temps, is een schande
voor onzen tijd, die ondanks zijne tekortkomingen
zich van de justifie een streng en hoog ideaal heeft
gevormd. Daar prins Ferdinand van Goburg en
de heer Stambouloff opzettelijk het oor gesloten
hebben voor de waarschuwing, zuilen zij de straf
ten laatste er toe voordragen, de een wegens zijn
lafïe gedienstigheid, de ander wegens zijn lafïe
wreedheid.
BINNENLAND.
Dinsdag had de laatste zitting der tweede kamer
plaats. Eenige zaken die niet konden uitgesteld
worden werden behandeld, waarop de kamer uit-
eenging. In deze laatste zitting werd o.a. het
schoolverslag over 189091 aangeboden. Naar
aanleiding daarvan werd tôt de regeering de vraag
gericht of zij met de bestaande middelen voldoende
gelegenheid had het schoolverzuim tegen te gaan.
De minister van binnenlandsche zaken deelde mede,
dat de overheid doet wat zij verrnag te doen om
het schoolverzuim tegen te gaan. Ter gelegener
tijd zal blijken welke middelen de regeering verder
noodig acht.
Wat de verdere arbeid betreft vermeent men bij
geruchte dat bij de terugkomst der kamer in Sep-
tember het nieuwe ontwerp der kieswet, dat het
kiezerscorps brengt op 7 8 maal honderdduizend
direct zal worden ingediend, terwijl volgens de
bepaalde toezeggingen van den minister van finan-
ciën ook het ontwerp, dat de gehate patentbelasting
in een bedrijfsbelasting zal omzetten gereed zal zijn,
te meer noodig daar ook die belasting in Mei 1893
tegelijk met de vermogensbelasting zal worden
ingevoerd.
Séquah, de groote Séquah, is van ons heenge-
gaan. Arm Groningen! Zie, of ik wilde of niet,
ik zal voor de derde, maar dan ook beslist voor
de laatste maal nog weer iets van zijne séances
moeten schrijven. En 't spijt mij, dat ik Groningen
veel te goed had geacht en een veel te goeden
dunk had van den gezonden, praktischen zin der
Groningers, dan dat ik had durven denken, dat het
op zulke kwakzalversvereering was uitgeloopen.
Nog eens, hij is een handig masseur, die een frap
pant succès kreeg met een paar patiënten, welke
hij uit een zeer groot aantal uitzocht elken middag,
maar meer is hij ook niet. Ja toch, iets meer
is hij, en daarin schuilt niet het minst van zijne
kracht: hij is een man van humbug en reclame,
zooals ze er zelden worden gevonden. Zijne gees-
tige toespraken, aardigheden, zijne handigheden en
cadeautjes, ze maakten, dat de zaal in 't laatst lang
niet al de honderden kon bevatten, welke den man
hunne vereering moesten laten blijken. En zoo
beleefde men het schouwspel, dat er van de eerste
dames en heeren tegelijk optrokken met de Ca-
tooljes en Annemie's, die het daar 's avonds buiten
wel gezellig vonden, en samen in die overpropte
zaal de vunze luchten en de kapitale aardigheden
van den clown genoten en volks- en straatliederen
hoorden uitgalmen, soms onderbroken door den
ruwen lach eens grappenmakers of de quasi ern-
stige bestraffingen van den masseur. Want ook
zijne reclame was een groote klucht gelijk heel
zijn optreden. En omdat men meer en meer in
de finesses zijner reclame werd ingewijd, zal hij
ook begrepen hebben maar niet langer meer te
moeten toeven. 't Gezond verstand had eens weer
de overhand kunnen krijgen. Zoo liet hij zich
trekken in zijn rijtuig om dan als een vorst ten
slotte het volk van het balcon toe te spreken. En
helaas de Groninger vernederde zich tôt zoo schan-
delijke laagte, dat hij paardendiensten ging verrich-
ten en niets beter had verdiend, dan met de zweep
geranseld te worden. Doch hoe kreeg de man dat
gedaan? Vooreerst door zooals ik u meldde, aan
't argeloos publiek eindelijk eens verlof te geven
hem te mogen trekken; doch ten andere, door in
stilte vierentwintig lui voor dien paardendienst te
betalen met- kommando om direct aan te pakken
en voort te trekken, totdat ook het volk toepakte
en zij zich afgelost konden achten. En diezelfde
man, och, hij heette zoo belangeloos. Welzeker,
wat kon het hem schelen, al verkocht hij ook geen
enkel fleschje olie. En 't volk applaudisseerde bij
zulke belangeloosheid en bedacht geen oogenhlik,
dat zijn optreden hier hoegenaamd geen ander
doel beoogde dan den verkoop dier olie. Als hij
met zijne kunstenarijen niet bereikte, dat er vraag
kwam naar olie, den rijkmaker der vennootschap
dan zou zijn optreden geen dag meer geduld en
hij zelf uitgestooten worden. Zôô de kiezen-
trekker op de kermis, zoo Séquah. 't Allermooiste
van zijnen humbug was echter, dat hij noodzake-
lijk weg moest en eenige dagen rust noodig had,
omdat het procès hem zoo zenuwachtig maakte en
hem geheel van streek bracht. Doch zoover was
het Groninger publiek gelukkig nog niet afgedwaald,
of die onzin werd doorzien, en een uitbundig ge-
lach brak telkens los, als hij in grooten ootmoed
die zwarigheid ter sprake bracht. N.B. hij zou er
tegen opzien en rust noodig hebben tegenover een
procès, dat hem graag zeven dagen rust had wil
len gunnen. Hij, die rijden ging en rossen of vis-
schen bij de Punt of Champagne drinken met
dames-bewonderaars, hij zou 't met de zenuwen te
doen hebben Humbug hier, humbug daar, hum
bug overal. Gelukkig daarom, dat de kwakzalver is
opgestapt, anders had hij nog de heele stad op hol
gebraeht. Ja, zoo was er al een, die door de zaal
riep, dat als Séquah zeven dagen moest brommen,
hij dat dan wel voor hem doen zou. Of die man
al gewreven was, weet ik niet; doch de hersenen
hadden 't misschien wel noodig gehad. Ook kon
het zijn, dat hij rekende op vorstelijke betaling
van zijne celdiensten in elk geval, wie voor centen
zulken man gaat trekken, die waagt er ook het
szitten" aan. Doch hij is nu weg; onder behoor-
lijk uitgeleide ging hij henen met kransen en bloe-
men en de lieve duiten, en ik mag lijden,
dat we hem hier nooit meer terugzien. Het Leger
des Heils kan nu zijne zaal terugkrijgen en zijne
campagne weer voortzetten. Dit heeft inmiddels
al een paar vergaderingen in de open lucht moeten
houden, die wel in den smaak zijn gevallen.
In de Martinikerk hadden we in d'afgeloopen
week een orgelconcert, waar de eerste meesters
de H.H. Yerheijen en Van 't Kruijs uit Amsterdam
en Rotterdam hunne beste nummers hebben ge-
geven; terwijl ook onze Van Bruggen en Dado en
Van Oortmerssen kraehtig aan het welslagen heb
ben medegewerkt. Doch nooit beter hebben we
mogen hooren welk een maehtig effect een kerk-
orgel kan maken, bespeeld door eene meesterhand
als die van deze artisten. Buiten de Heerepoort
geraakte een paard op hol. Nu is dit altoos een
angstig schouwspel, maar vooral op eenen wandel-
weg, waar tal van kinderen en van kinderwagentjes
dooreenwoelen. De eene moeder had dan ook
maar juist even den tijd, om met wagentje en al
in den greppel naast den weg te springen; zoodat
de kleine bij dien sprong uit den wagen tuimelde
terwijl eene andere moeder fluks haar lieveling uit
den wagen nam en den wagen in den steek liet,
die direct daarop door het hollende paard geheel
werd verbrijzeld. In het Reitdiep ging een jonge
letterzetter zwemmen op eene plaats, die eigenlijk
geheel niet geschikt is voor zwemplaats. Op het
geroep der kameraden weer aan den wal willende
gaan, begaven hem plotseling de krachten en zonk
hij weg in de diepte, vanwaar hij straks levenloos
door de politie werd opgehaald.
In de Harmonie is plotseling bij stil weder,
zou men zoo zeggen eene der gaskronen boven
de biljarten naar beneden gevallen en sloeg in
dien val een gat in 't biljart. Bij dien val bleek,
dat de schroefgang veel te kort en ook reeds ver-
sleten was; zoodat meerdere ongelukken kunnen
volgen, als niet tijdig of eigenlijk had het al
eerder moeten zijn ailes beter wordt nagezien
en verbeterd. De leverantie is wat overhaast ge-
schied en zoodoende is het toezicht niet scherp
genoeg geweest. Eigenaardig mag het heeten, dat
na 't ongeluk niemand der bedienden of aanwezigen
de hoofdkraan wist te vinden, die het gas moet
afsluiten en men ten slotte een prop in de opene
gasbuis moest slaan.
Verblijdend was voor ons het bericht, dat de
perronkaarten bij de aanstaande winterdienstregeling
weer zuilen worden afgeschaft. Dat is een last,
die geregeld door op allen drukt, die familie of
kennissen aan of van het spoor willen halen of
brengen. Doch niet om die reden zal de afschaf-
fing volgen; maar nu het proefondervindelijk is ge-
bleken, dat de regeling meer kwaad doet dan goed
en menigeen, gewapend, met zoo'n perronkaartje,
heele einden kosteloos per trein aflegde, zonder dat
er hen of haan naar kraaide, nu het geval zich
voordeed, dat een reiziger met een stationchef
wedde, dat hij met zoo'n stuivers kaartje heen en
terug van Amsterdam naar Den Haag zou reizen,
wat hem in optima forma gelukte, nu ieder die
wilde de maatschappij naar believen kon foppen
en daarbij de publieke opinie aan zijne zijde had,
welke die beetneming een verdiend loon achtte
voor de kinderachtige en kleingeestige plagerij met
die perronkaartjes, nu zal de maatschappij zich
haasten in eigen belang de begane fout te herstel-
len en het publiek zal reden hebben zich te ver-
blijden.
VERGADERING
van den Raad der gemeente Zuidbroek,
op Vrijdag den 29 Juli 1892.
Aanwezig aile leden.
Na opening der vergadering worden de notulen
der vorige vergadering gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen is een adres van den heer S. Boon,
daarbij mededeelende, dat hij met Mei j.l. de ge-
meente heeft verlaten, waarom hij afschrijving ver-
zoekt van zijnen aanslag in den hoofdelijken omslag,
voor zoover de wet dit toelaat. Aangezien volgens
opgave van den voorzitter de heer Boon den 31
Mei 1892 de gemeente heeft verlaten, wordt met
algemeene stemmen besloten hem voor 7 maanden
afschrijving te verleenen.
Aan de orde is
1. het rapport van de commissie in zake de
rekening van het burgerlijk armbestuur over 1891.
Vôôr dit wordt uitgebracht doet de secretaris voor-
lezing der missive van het burgerlijk armbestuur,
d.d. 22 Juli j.l., waarbij de rekening over 1891
andermaal ter goedkeuring is ingezonden. Het
armbestuur deelt hierbij mede, dat het de verschil-
lende aan- en opmerkingen van de commissie nauw-
keurig heeft overwogen en daarvan een dankbaar
gebruik heeft gemaakt bij de herstelling der ver-
schillende leemten, voor zoover het deze aan- en
opmerkingen gegrond acht.
Ongegrond acht evenwel het armbestuur de op-
merking, dat in de rekening niet zouden zijn opge
nomen de ontvangsten en uitgaven van de maand
Januari. Op pagina 1 en 2 komt ailes immers
zeer nauwkeurig voor, een en ander geteekend door
den afgetreden secretaris-penningmeester, die het
batig saldo overdroeg aan zijn opvolger en welke
hetzelfde bedrag weder heeft verantwoord op de
een na laatste pagina der rekening. De rekening
is dus volledig. Het armbestuur vindt dan ook
geen redenen, om haar op dit punt te wijzigen.
Het moet echter erkennen, dat de afdeeling keien
en werkloonen 10 te laag was opgesteld. Het
boeken der kloploonen is eveneens veranderd. Het
kloploon van Dec. 1890 75, was als uitgaaf en
als betaald door Verver overbodig geboekt. De
som door den penningmeester uitgegeven, blijft
alzoo dezelfde. De opmerking, dat in de recapitu-
latie te weinig is geboekt, is volkomen juist, evenals
de opmerking, dat de 50 stere macadam moet
worden gewijzigd in 30 stere 8 H.L. Dat er nota's
loopen over 1890 is niet de schuld van het tegen
woordig bestuur, maar veeleer de schuld van den
afgetreden secretaris-penningmeester, die verzuimd
heeft aile schuldvordeiingen tijdig te voldoen en
te verantwoorden. De juistheid dezer schuldvorde-
ringen is voldoende geconstateerd en daar zij niet
verjaard zijn, was het bestuur verplicht deze te
voldoen, tenzij de Raad meent, dat de afgetreden
secretaris-penningmeester daartoe alsnog verplicht
kan worden, in welk geval de Raad dezen daartoe
zal kunnen aanmanen en kan het geld bij restitutie
in de volgende rekening van het burgerlijk arm
bestuur als ontvangst worden verantwoord. Het
tegenwoordig bestuur mag echter in geen geval
aansprakelijk worden gesteld voor eene nalatigheid
van het vroeger bestuur. Van enkele schuldvor-
deringen, waarvan het bewijs onvoldoende bleek,
o.a. van D. Hartman voor 't vervoeren van de
Wed. Hoeksema en Bultema, daar er geene bons
waren overlegd, zijn deze door het armbestuur
geweigerd te betalen. Wat de kwitanties betreft
daaronder waren twee, waarop de aard van het
geleverde niet stond vermeld, welke onder de di-
versen waren geboekt. Onder het vorige armbe
stuur is echter ook veel onder diversen en voor-
schotten betaald. Mochten ook al niet aile kwitanties
zijn zooals de wet het eischt, het bewijs van betaling
is er toch mede verzekerd.
De opmerkingen omtrent de personeele belasting
zijn juist. Evenwel behoorde de personeele belasting
over 1891/92, niet voor de helft maar voor -7/10
gedeelte verantwoord te worden, want den laatsten
December zijn 7 van de 10 termijnen verstreken,
waarom liet armbestuur dit bedrag met het 3/10
gedeelte heeft verminderd. Dat er nu op deze
rekening 12/io gedeelten van de personeele belasting
over 2 dienstjaren verantwoord moeten worden is
eene tout van den afgetreden secretaris-penning
meester, die hiermede nu hersteld wordt. Verant-
woording van plakzegel in de nota's zelf acht het
armbestuur geoorloofd. Alsdan komt volgens zijn
gevoelen geen afzonderlijke verantwoording te pas.
Dat er een paar posten van ruim 10 zouden
voorkomen onder de administratiekosten is niet
juist daar deze in zijn geheel slechts 2.50 be-
dragen. Ook de opmerking omtrent de in verre-
kening gebrachte reiskosten acht het armbestuur
ongegrond, daar ze niet gemaakt zijn in het per-
soonlijk belang van de leden van het armbestuur.
Verder schrijft liet armbestuur, dat indien het
meer welwillendheid van den Burgemeester dezer
gemeente of van de politie had ondervonden, het
niet noodig geweest zou zijn die reiskosten te maken,
waarom het dien post op de rekening onveranderd
blijft handhaven. Het verheugt echter het armbe
stuur te mogen vertrouwen, dat het van nuafaan
meer welwillendheid van het gemeentebestuur zal
ondervinden, het welk hij meent te mogen afleiden
uit de bereidvaardigheid, waarmede gemeentelocalen
toekomstig ter zijner beschikking zuilen worden
gesteld.
Vôôr de voorzitter aan de commissie tôt nazien
van de rekening van het Burgerlijk Armbestuur
het woord verleent, om bij monde van den Heer
Terpstra voor de tweede maal rapport over de re
kening uit te brengen, acht hij zich verplicht in
de eerste plaats zelf het woord te voeren naar
aanleiding van eene beschuldiging, voorkomende in
het schrijven van het Burg. armbestuur aan den
raad gezonden. Hierin komt o.a. voor: »hadden
we meer welwillendheid van den burgemeester
dezer gemeente of van de politie ondervonden, mis
schien enz." Hoewel spreker voor politiezaken
geen verantwoording aan den raad schuldig is, ver
meent hij echter in dit speciaal geval eene uitzon-
dering te moeten maken, daar het hier niet alleen
betreft eene beschuldiging hem ten laste gelegd,
maar ook de onder hem staande veldwachters. In
plaats van feiten te noemen, waaruit die mindere
welwillendheid zou kunnen blijken, vindt het arm
bestuur goed eene algemeene beschuldiging tegen
de politie in te brengen, waartegen spreker, als
zijnde dit geheel bezijden de waarheid, met kracht
meent te moeten opkomen. Daar het armbestuur
in gebreke is gebleven één feit te noemen, zij het
hem vergund, dat feit mede te deelen, waarbij het
bestuur geweigerd werd, om ten allen tijde eigen-
machtig over de politie te beschikken. De Heer
Gommissaris der Koningin aan wien het Armbe
stuur gemeend heeft eene klacht over hem te moe
ten inzenden, was eveneens dit gevoelen toegedaan.
Blijkens het antwoord van den Heer Gommissaris
der Koningin, hetwelk spreker straks zal voorlezen,
blijkt, dat die klacht ten eenenmale ongegrond is.
Spreker had dan ook verwacht, dat het armbestuur
het hierbij had gelaten en niet nogmaals hierop
zou doelen. Van zijn kant had hij het die onrecht-
vaardige beschuldiging reeds lang vergeven. Ver
der wordt door het armbestuur getwijfeld, of de
groote sommen aan diversen geboekt door het vorige
bestuur wel door kwitanties zijn gedekt. Hoe dit
armbestuur dien twijfel kan koesteren, verklaart
spreker niet te begrijpen, daar dit weer uit niets
wordt bewezen. De rekening met de kwitanties
zijn steeds door eene commissie van twee leden
nagezien ware zulks dus het geval geweest, dan toch
zou die commissie niet steeds geadviseerd hebben
tôt goedkeuring en zouden Heeren Ged. Staten er
zeker wel op gevallen zijn. Ten overvloede kan
spreker nog mededeelen, dat de Secretaris aan een
der leden van deze commissie inzage heeft verleend
van de vorige rekening en waarmede dit lid zich
heeft vereenigd.
De voorzitter doet hierna lecture van de hierover
gewisselde stukken, waarvan de korte inhoud hier
wordt vermeld.
Den 10 April 1891 kreeg spreker een schrijven
van het Burgerlijk Armbestuur, waarbij verzocht
werd of het collège bij voorkomende noodzakelijke
gevallen op de hulp en bijstand der gemeentepolitie
mocht rekenen. Hierop heeft spreker den 11 April
d.a.v. geantwoord, dat evenals ieder persoon aan-
spraak kan maken op de hulp en bescherming der
politie, eene corporatie dezelfde rechten heeft.°
Mochten er gevallen voorkomen, waarbij door
het Burgerlijk Armbestuur hulp en bijstand noodig
geoordeeld werd, dan zou de politie ten allen tijde
bereid zijn die hulp en bijstand te verleenen, mits
van te voren bij hem aangevraagd en tôt de taak
der politie behoorende.
VOLKSBLiD
00ST-60ÛRECHT IN 0MST1EKEN.