No. 71 ZONDAG 4 September 1892. 22e Jaargang. y a n Oc FEUILLETON. BORGKSÏÏÏS ZOON, BAPFIMEEE Inzending van Advertentiën en îngezonden Stukken des Dinsdags- en ¥rydagsavonds voor nnr bij de ïïitgevar». Voor Je Gemeenten HOOGEZANB, SAFPEMEER. SLOCHTEBEN MOORDBBOEK, IUIBBB01S, 1UIDLABEHS HABEH ans. Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 «en4s, franco per post 45 cents. Enkele nommera 5 cents. PRIJb der AJD *'LRTENTIËN van 15 regels 35 cents» kdere regel meer 1© cents.. Groote letters worden naar plaats- ruiïGte berekend. Abonnement, lager. Dezeifde advertentiein eens voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. WEEKEALENDER. Zondag 4 September. Maandag 5. Dinsdag 6. Woensdag 7. Donderdag 8. Vrijdag 9 Zaterdag 10 Zonsopgang, Zaterdag 10 Sept, te 5.27, onder te 6.26. Voile maan, Dinsdag 6 Sept. Jaar-, paarde- en beestemarkten. Maandag 5 Sept., Zuidlaren b. Woensdag 7. Sept., Scheemda b. Donderdag 8 Sept., Zuidbroek p. b. Raadsvergaderiug te Zuidbroek op Woensdag 31 Augnstns 1893. Aanwezig aile leden. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige vergadering gelezen en goedgekeurd. Aan de orde is. lo. Mededeeling van navolgende ingekomen stukken a. een adres van Nicolaas Koerts, verzoekende wegens verandering van woonplaats afschrijving van zijnen aanslag in den hoofdelijken omslag der gemeente voor den tijd van 4 maanden. Con- form besloten. b. een adres van de heeren R. Zandvoort, H. Jonker en B. ten Have, uitmakende het bestuur der Gymnastiekvereeniging alhier, met verzoek, hen een jaarlijksche subsidie van 50 te verleenen voor het geven van gymnastiek aan minvermogen- den in de gemeente. Op voorstel van den voor- zitter wordt besloten dit adres te behandelen bij de vaststelling der gemeentebegrooting over 1893. c. verslag van het gymnastiekonderwijs aan minvermogenden over 1891/92, onderteekend door de heeren R. Zandvoort c.s. Voor notificatie aan- genomen. d. de begrooting van het Burgerlijk Armbe- stuur over 1893. Wordt besloten, deze tegelijk met de gemeentebegrooting over 1893 in behan- deling te nemen. 2. Rapport van de commissie tôt naziening van de rekening van het Burgerlijk Armbestuur over 1891. Voordat de commissie zich opnieuw van hare taak kwijt, doet de secretaris op verzoek van den voorzitter mededeeling van de commissie van het Burgerlijk Armbestuur der gemeente. d.d. 9 Aug. j.l., waarbij de rekening over 1891 ander- maal ter goedkeuring aan den Raad wordt aange- boden. Het armbestuur deelt hierbij mede, dat het overeenkomstig de gemaakte aanmerkingen van de commissie enkele der bijlagen heeft veranderd en gewijzigd, ofschoon het niet kan nalaten op te merken, dat vele van deze aanmerkingen al zeer kleingeestig en enkele zelfs ongegrond waren, daar de raad vroeger bij gelijksoortige gevallen nimmer daarop had gelet, of althans daarin geen reden vond, om zijne goedkeuring aan de rekening te onthouden. Het armbestuur wil dan ook zijne voldoening aan de gemaakte aanmerkingen meer beschouwd hebben als een blijk van goeden wil wil van zijnen kant, om bij den raad aile redenen tôt weigering weg te nemen. De nota van Nieboer van Groningen voor geleverde boonen, groot 41.10, per order geteekend door een zijner bedienden, heeft het armbestuur niet kunnen doen veranderen, daargelaten de vraag, of deze wijze van kwiteering ongeoorloofd is, of afbreuk doet aan de rechtsgel- digheid van de kwitantie. Wat de verantwoording van de ontvangsten en uitgaven over de maand Januari betreft, zooals in de rekening is geschied, is het armbestuur niet voornemens daarin vooralsnog eenige verandering te brengen. Hoewel het zijne ingediende rekening geenszins als model wil aan- bevelen, meent het toch, dat op de wijze, zooals gedaan is, een overzicht van de ontvangsten en uitgaven over het geheele jaar voldoende verkregen wordt. Ware het anders, ook dan nog vermeent het armbestuur te kunnen volstaan met het indie- nen eener rekening over elf maanden, daar, inge- volge het 2e lid van art. 19 van het règlement voor het Burgerlijk armbestuur in deze gemeente de afgetreden secretarispenningmeester over de maand Januari nog rekenplichtig en verantwoor- delijk is. Evenmin is het armbestuur voornemens nu en in het vervolg verandering te brengen in de wijze van verantwoording en verrekening van de personeele belasting. Ook kan het vooralsnog niet overgaan, om de posten voor reiskosten naar Win- schoten en Groningen, alsmede die aan mr. H. liesse, voor rechtskundig ad vies, in de rekening te schrappen en doet het hem leed te moeten her- halen, dat de weinige welwillendheid van den Bur- gemeester hem genoodzaakt heeft tôt het doen van uitgaven, om aan zijnen plicht, omschreven in art. 1 van het règlement Burgerlijk Armbestuur en art. 21 der armenwet-onderzoek naar de volstrekte onvermijdelijkheid van bedeeling te kunnen vol- doen. Ook de posten voor locaalhuur meent het arm bestuur te moeten handhaven. Het bevreemdt. hem zeer, dat de Raad daarop aanmerking heeft gemaakt. Niet alleen, dat deze buitengewone vergaderingen geheel in het belang waren van de armen en door omstandigheden werden geboden, maar bovendien geschiedt de geheele administratie nu gratis, terwijl vroeger een betrekkelijk hooge bezoldiging door den Secretaris-penningmeester werd genoten, en het vroeger bestuur daarenboven nog beschikte over een geheim fonds, afkomstig uit de vroegere collectebus, aan het gemeentehuis aanwezig. Het Armbestuur begrijpt niet, dat voor dergelijke uit gaven 's Raads bijzondere machtiging zoude noodig zijn. Immers volgens art. 19 van het règlement heeft het armbestuur of de voorzitter te beoor- deelen, of er buitengewone vergaderingen noodig ziju en waar deze gehouden zullen worden, zoolang geen locaal op andere wijze daar voor is beschik- baar gesteld of aangewezen, gelijk dit het geval is bij de gewone maandelijksche vergaderingen. Even min is eene dergelijke machtiging noodig, zoolang de uitgaven zich binnen de grenzen der begrooting beperken, gelijk hier het geval is. Het armbestuur vertrouwt, dat de Raad nu geen verdere bezwaren zal maken om de rekening goed te keuren, Mocht dit onverhoopt wel het geval zijn, dan zal het in dezen gebruik maken van zijne be- voegdheid, hem toegestaan bij art. 19, 2 lid der armenwet en de beslissing vragen van Heeren Ged. Staten dezer provincie. De voorzitter verleent thans het woord aan den Ileer Terpstra, om namens de Commissie tôt na ziening der rekening van het Burgerlijk Armbestuur over 1891, opnieuw rapport daaro ver uit te brengen. De Heer Terpstra deelt hierop mede, dat alhoe- wel het armbestuur volgens zijn missive, de ver- zochte veranderingen in geen geval wenscht aan te brengen de commissie heeft gemeend te moeten adviseeren, om in de aangenomen clausule te vol- harden. Dan zal het armbestuur, ingevolge het slot van zijne missive voornoemd, gevolg moeten geven aan art. 19, 2 lid der armenwet en de tus- schenkomst inroepen van de Ged. Staten dezer provincie. De voorzitter stelt namens Burg. en Weth. voor, overeenkomstig het ad vies van de commissie te besluiten, waartoe na hoofdelijke oproeping op een na met algemeene stemmen wordt besloten. De Heer Edzes hield zich buiten stemming. 3. Rapport Commissie tôt naziening Gemeente- rekening 1891. De Heer Terpstra deelt namens de commissie mede, dat deze rekening door haar is nagezien en in orde bevonden, waarom zij ad- viseert die rekening goed te keuren. De Ontvang sten bedragen 26175.30}, de uitgaven 23399/17}, batig saldo 2776.13. De voorzitter stelt hierop voor de rekening vast te stellen onder goedkeuring van Ged. Staten, waartoe na hoofdelijke oproeping met algemeene stemmen wordt besloten. 4. Aanbieding begrooting 1893. De voorzitter biedt namens Burg. en Weth. den Raad aan de begrooting der gemeente voor 1893, houdende aan ontvangsten en uitgaven een gelijk bedrag van 25959.23, onder mededeeling, dat men bij de opmaking dier begrooting den hoofdel. omslag met 1000 heeft kunnen verlagen en de aflossing er niet onder geleden heeft. Spreker stelt voor deze begrooting in handen te stellen van dezeifde com missie, die met het onderzoek der Gemeentereke- ning is belast geweest. Conform besloten. 5. Wijziging règlement Burgerlijk Armbestuur. De voorzitter deelt mede, dat Burg. en Wethou- ders hebben gemeend, dat er in art. 2 van dit rè glement eene leemte is. Het luidt thans »Het Burgerlijk Armbestuur bestaat uit vijf leden, die benoemd worden door den Gemeenteraad enz. Van het ontslaan wordt niets gezegd. Burg. en Weth. stellen voor het artikel dien overeenkomstig tewij- zigen en vast te gtellen als volgt »Het Burgerlijk Armbestuur bestaat uit 5 leden, die benoemd en ontslagen worden door den Gemeenteraad. Voor iedere vacature zendt het armbestuur eene aanbe- veling van twee leden aan Burg. en Weth. Bij niet-inzending geschiedt dit door Burg. en Weth." De Heer Lantinga acht het eigenlijk niet noodig, dat het règlement in dier voege gewijzigd wordt., alleen omdat het op dit oogenblik eenigszins ge- spannen is. Wanneer de Raad oordeelt, dat het Armbestuur niet geschikt is, dan niet weer die leden benoemen bij eene volgende gelegenheid. De voorzitter acht het beter dat in de leemte wordt voorzien. In aile reglementen staat zoo iets. En is in de leemte voorzien, dan zou de Raad da- delijk het geheele armbestuur kunnen ontslaan, terwijl men anders 5 jaar in oneenigheid zou moeten leven, daar er ieder jaar maar één lid aftreedt. De Heer Lantinga blijft bij zijn gevoelen, dat het niet noodig is. Bij aile benoemingen is dit zoo, zoowel voor leden van den Gemeenteraad als voor die van de Tweede Kamer. Als de tijd ver- streken is, krijgen de kiezers het recht van benoe- ming terug. De voorzitter vindt het verschil tusschen wet en règlement nog al een beetje groot. De Heer Edzes zou wel willen voorstellen om dit punt te verdagen tôt de volgende vergadering. De voorzitter ziet niet in waarom. 't Is immers maar aanvulling eener leemte, en dat behoeft men toch niet uit te stellen. De Heer Edzes oordeelt. dat er dan toch ook geen bezwaar tegen kan zijn, om daartoe in de volgende vergadering het voorstel te doen. Dan kunnen wij ons er eens even op beraden. Spreker maakt er een voorstel van. De heer Lantinga kan zich met het voorstel Edzes best vereenigen. Zoo veel haast is er zeker toch niet mee. Misschien zou spreker zich bij eenig nadenken er wel mee kunnen vereenigen, maar nu niet. De heer Hekrnan maakt den Heer Lantinga er attent op, dat Burg. en Weth. dit voorstel niet doen, Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BALDU1N MiULHAUSEiV. 69) Inderdaad, zelts zijn beste vriend zou in dien bleeken, uitgeteerden zieke, een doode gelijk, ka pitein Houston ter nauwernood herkend hebben. Naast zijn legerstede vinden wij een ouden be- kende terug. Het is Oliva, die sedert acht dagen met de grootste toewijding de taak van liefdezuster bij den zieke vervult. Toen kapitein Durlach met zijn troepen op weg naar Kansas was, had de oude pachter zijn hulp ingeroepen. Hij deelde hem den gevaarlijken toestand van den gewonden offi cier mede en verzocht een geneesheer te zenden. Maurits vroeg naar den naam van den officier; zoodra Oliva en Nicodemo vernamen, dat hij Hou ston heette, waren zij bereid achter te blijven, terwijl Maurits voor geneeskundige hulp beloofde te zorgen. Het onderzoek van den dokter, die den volgen- den dag kwam, ontnam nog niet aile hoop op her- stel. Toch kon in de afgeloopen week Oliva nog weinig vooruitgang bespeuren. Kapitein Houston had haar wel herkend, zooals zijn dankbare blik haar zeide, maar hij sprak bijna nog geen enkel woord. Voor Oliva verliepen de dagen langzaam en eentonig; met steeds meer ongeduld zag ze uit naar de terugkomst van Nicodemo, die reeds den tweeden dag naar Kansas was vertrokken. Hij had een brief meêgenomen, geadresseerd aan den doodkistenfabrikant, Martijn Findegern en het was het antwoord daarop, wat Oliva in angstige spanning hield. Telkens berekende ze de uren, noodig voor de reis naar St. Louis, want zij verwachtte de komst van den ouden heer zelf en hoopte, dat hij niet alleen zou komen. Oliva beschouwde het als een gunstig teeken, dat kapitein Houston de laatste dagen wat meer belangstelling toonde in haar meêdeelingen van de gewichtige gebeurtenissen, die zij had beleefd. Over zijn eigen toestand sprak hij echter zoo ho- peloos mogelijk. »Gij wilt niet hebben, dat ik u mijn dank be- tuig," sprak de zieke met matte stem, «maar dat is immers het eenige wat ik nog doen kan. Och, waarom heeft de kogel mij niet in het hart ge- trolien; dat zou veel beter voor mij geweest zijn, dan zooals nu langzaam te moeten wegkwijnen." «Kom, gij moogt den moed niet verliezen," zeide Oliva, «de dokter zegt, dat gij nog herstellen kunt, en al is ook de militaire loopbaan voor u gesloten, gij kunt in een anderen werkkring ook nog geluk kig worden." «Gelukkig?" herhaalde de zieke ongeloovig. Daar- na, als om het gesprek een andere wending te geven, zeide hij «Oliva, als ik u aanzie, vraag ik mij telkens af, of gij wel dezeifde zijt als dien vermetele jonge man, dien ik in St. Louis leerde kennen «Ik ben dezeifde ook niet meer," viel Oliva hem haastig in de rede, alsof de herinnering haar pijn- lijk was. «Ik heb met het verleden gebroken en denk er zelfs niet gaarne aan terug. Alleen de dagen, die ik in de woning van den ouden Finde gern doorbracht, maken een uitzondering; die vroo- lijke, aardige Margaretha zou ik nog zoo graag weèrzien. Wat zou het voor haar een genot zijn, haar beide broers te ontmoeten; maar dat zal wel moeilijk gaan. Kapitein Durlach is nog aan den dienst gebonden en Markolf te somber gestemd, om de reis naar S. Louis te ondernemen, terwijl juist de invloed zijner zusler zoo goed op hem zou werken." «Niemand vermoedt zeker, hoe het met mij staat", zeide Houston, toen Oliva zweeg, «wie zou er zich ook over bekommeren of ik leef of sterf «Spreek zoo niet ik weet te goed, hoeveel de oude Findegern van u hield en zijn nicht niet minder," voegde zij er met een schalksch lachje bij. «Het is, dunkt mij, niet onmogelijk, dat Oom en nicht naar Kansas zijn vertrokken, om de beide broeders te zien en wie weet, of zij ons hier niet een bezoek brengen!" Dat is het laatste wat ik zou wenschen," sprak Houston kortaf. «Gij weet niet, hoe koel ons af- scheid was, geheel in strijd met de toespeling die gij eenmaal tegen mij maaktet." Oliva vroeg niet verder; zij begreep, dat er tus schen Margaretha en kapitein Houston verwijdering was ontstaan, waarvan de herinnering zeker na- deelig werkte op zijn gestel. Kende zij het meisje echter goed, dan zou zij na de ontvangst van haar brief zeker niet aarzelen over te komen, om elk misverstand uit den weg le ruimen. Het was op denzelfden kouden Novemberdag, dat twee reizigers op een open wagen den weg namen naar de pachthoeve. De heer was zoo in reisdekens gehuld, dat alleen de hooge hoed en de lange spitse neus te zien kwamen. De naast hem zittende gestalte was evenzear verhorgen onder een kostbare pels; zij liet echter den kouden wind vrij spelen om haar liet gel lat, dat met een fris- schen blos was gekleurd. Zij zagen beiden ernstig en nadenkend. «Ge kunt je toch niet vergissen, vriend die pachthoeve daar ginds behoort immers aan een ze- keren Gollins vroeg de reiziger aan den koetsier. «Zeker heet hij Gollins," luidde het antwoord, «ik zal toch mijn ouden buurman wel kennen. Wij zijn lang genoeg buren geweest, maar ik ben er niet zoo gelukkig afgekomen als hij hij kon zijn huis weer betrekken, het mijne is door die schurken van rebellen afgebrand." «Ja, die deugnieten, hebben wat op hun gewe- ten," gaf de reiziger tôt antwoord, in wien wij Martijn Findegern herkennen, «maar een huis is nog weer op te bouwen; als je lichaam'er door geleden heeft, is het erger. Dat kan men niet herstellen als een oud bouwvallig huis. Zeg, weet ge ook, hoe het met den zieken officier bij Gollins gaat «Ik heb er eergisteren den dokter nog heenge- reden, meer weet ik er ook niet van." «Hij leeft nog, Greta," zoo wendde Martijn zich tôt zijn nicht, die met angstige spanning had ge- luisterd, «zoolang er leven is, is er hoop. Al om het dadelijk in toepassing te brengen. 's Is eenvoudig maar bij voorkomende gevallen, dat de Raad dan daartoe kan overgaan. De voorzitter brengt hierop in stemming, of het voorstel van Burg. en Weth. dadelijk behandeld of uitgesteld zal worden. Voor dadelijk behandelen stemden de heeren Terpstra, Boer, Burema en Hekman, voor uitstel de heeren Lantinga, Geert- sema en Edzes. De voorzitter brengt hierop het voorstel van Burg. en Weth. tôt wijziging van het règlement, zooals hiervoren genoemd, in stemming, 't welk met 4 tegen 1 stem wordt aangenomen. Voor stemden de heeren Terpstra, Boer, Burema en Hekman, tegen de heer Geertsema. De heeren Edzes en Lantinga hielden zich buiten stemming. Hierna sluiting. Vergadering tan den nanti der getn. Slochteren, op Woensdag den 31 Aug. 1892, des namiddags te 3} uur. Aanwezig 14 leden. Afwezig de heer Ten Have. Nadat de vergadering door den voorzitter geopend was, werden de notulen der vorige zitting voorge- lezen, die zonder op- of aanmerkingen werden goedgekeurd. Aan de orde: 1. Rapport over de gemeenterekening, dienst- jaar 1891. Voorzitter Is de commissie, dit jaar met de naziening dier rekening belast, gereed en bereid rapport daaromtrent uit te brengen? De heer Geertsema De commissie heeft zich van hare taak gekweten en heeft de rekeningen en bescheiden nauwkeurig nagezien en ailes in goede orde bevonden. De ontvangsten duiden de som aan van 83577,29, de uitgaven 81500,17 zoodat het batig saldo bedraagt f 2077,12. De commissie stelt voor de rekening te doen goedkeuren. Voorzitter: Zijn er ook leden, die omtrent deze rekeningen het woord verlangen? Zoo niet, dan zal ik het voorstel van de commissie in rond vraag brengen met uitzondering van stemming door B. en W. Het voorstel wordt hierna in stemming gebracht en aangenomen met algemeene stemmen. Voorzitter: Alzoo is de gemeenterekening vast- gesteld, en zal ze nader onder worp en worden aan de goedkeuring van heeren Ged. Staten. 2. Aanbieding der begrooting der Plaatselijke inkomsten en uitgaven, dienst 1893. Voorzitter: B. en W. hebben de eer aan den Raad aan te bieden de begrooting over het dienst- jaar 1893. Ik stel voor ze bij de leden rond te zenden. Blaauw Zou het niet beter wezen, dat ieder der leden een afschrift van de begrooting kreeg. Dat doen ze in Noordbroek ook. Voorzitter: De begrooting wordt in circulatie gegeven en dan krijgt ieder 3 dagen leestijd. In Noordbroek zijn maar weinig leden van den Raad, daar kan ieder gemakkelijk een krijgen, maar hier zijn 15 raadsleden. Om ieder nu een afschrift te gevendaardoor zouden de werkzaamheden ter Secretarie te hezwaard worden. Er worden hier zes afschriften rondgezonden. Ik zie het nut er niet van in, dat ieder lid er een krijgt, doch mocht de Raad er anders over oordeelen. Maakt Blaauw er een voorstel van? Blaauw: Ja, ik maak er een voorstel van. Dit voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met 9 tegen 5 stemmen. Vôôr het voorstel Blaauw stemden Westers, Blaauw, Alting, R. G. Mulder en Klootsema. 3. Nieuw ingekomen adres omtrent de verhar- deugt hij later ook niet meer voor den dienst, dan komt het hem nog goed te pas, dat hij het schrijnwerken hij mij heeft geleerd." Margaretha antwoordde niet terstond. Haar blik was onafge- wend gericht op de hoeve in de verte, waarvan de omtrekken hoe langer hoe duidelijker zichtbaar werden. Eindelijk zeide zij «Het zou toch mis schien beter geweest zijn, als wij eerst naar Kansas waren gegaan, om Maurits en Mark te begroeten het is zoo lang geleden, dat ik hen heb gezien. Martijn zag zijn nicht ter sluiks met verbaasden blik aan; daarna volgens gewoonte zijn wenkbrau- wen hoog optrekkend, sprak hij «ten eerste zijn de beide jongens gezond en dan maakt het weinig uit, of ge hen een paar dagen eerder of later ziet ten tweede moet het met den kapitein niet zoo heel best staan, en dan maakt een dag groot ver schil ten derde, moet ik je er aan herinneren, dat je zelf degene waart, die zoo op spoad aandrong. Hij was zoo alleen op de wereid en hij had het wel aan ons verdiend, dat wij voor hem zorgden zoo waren je eigen woorden." Margaretha werd heurtelings rood en bleek. «Maar dokter Krehle gaf toch den doorslag," zeide zij. Hm, hm, om jou te helpen: dat kennen wij. Als we den kapitein tamelijk goed aantrell'en, dan zullen we hem meê naar huis nemen, waar hij blijven kan tôt hij weèr beter is. Wil hij later bij mij in de werkplaats, dat staat hem vrij. Hij denkt over eerlijken handarbeid beter dan je broers, die er te trotsch voor waren. Wat zullen ze nu beginnen? Ik heb geen geld genoeg om hen te ondersteunen. «Dat vragen ze immers ook niet van u," zeide Margaretha, die niet vermoedde, dat Martijn deze oude vete slechts ophaalde om haar gedachten af te leiden. «Neen, ik weet het wel ze zullen liever honger lijden dan den raad van hun oom volgen en zich op een eerhjk ambacht toe leggen. Brr! wat is het koud!" ging Martijn voort, »'t is echt No- vemberweer. Heb je er ook last van, kind?" (Wordt vervolgd.) V l fi s L A OOST-GOORECHT IN DOOR

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1