Ho. 73 ZOHDâG 11 September 1392. 22e Jaargang, y a n De ipioo. FEUILLETON. BOB0ESÏÏÏS ZOOM, SAPFEMEEB. ïazendiag van Âdvertentiën en Ingazonden Stnkken des Dinsdap- en Vrijdagsavonds vôôr zes aar by de ïïitgeverB. BUITEâLAHD. Voor de Gemeenten HOOGES5AHD, S AFFEMRER,SLOCKTEKEN NOORDBROIX, SUIDlliOEK, XUIDLJJU5N» HAREM an*. Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 85 cent*, franco per post 45 cents. Enkele nommera 5 conta. U i T G A V E PR1JS der ADVERTENTIËN: Van 15 regels 85 cent*, iedere regel meer 1© cent®. Groote letters worden naar plaats» rareté herekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie, in t ans voor 3-maal plaatsing besteld, is de derde plaatsing gratis. WEEKK1LENDEB. Zondag 11 September. Maandag 12. Dins- dag 13. Woensdag 14. Donderdag 15. Vrijdag 16 Zaterdag 17. Zonsopgang, Zaterdag 17 Sept, te 5.38, onder te 6.10. Laatste kwartier, Dinsdag 13 Sept. Jaar- paarde- en beestemarkteu. Donderdag 15 Sept., Noordbroek j. p. b. Moeten de bakens verzet worden? II De vraag, of de onderwijzers onzer volksschool ambtenaren van de Gemeente of van het Rijk moeten zijn, betreft niet alleen het onderwijs, doeh moet ook van andere gezichtspunten worden be- schouwd en geeft dan aanleiding tôt het opsommen van verschillende redenen voor en tegen. Spreekt de schrijver van de in het vorige artikel genoemde brochure (Dr. B. van der Meulen, Ons lager on derwijs) de wenschelijkheid uit, dat de onderwijzer ambtenaar der Gemeente zij en blijve en zijn tal van schoolmannen het daarin met hem eens, ande- ren beweren, dat het beter is, er een Rijksambte- naar van te maken. Wanneer ik naga, al wat ik daaromtrent heb gehoord en gelezen en rekening houd met de bestaande toestanden, die toch maar niet weggecijferd kunnen worden, dan zijn de mo- tieven voor deze verandering niet overtuigend en kom ik tôt het besluit, dat de school het best ge- diend is met onder wijzers als ambtenaren der Ge meente. Lotsverbetering van de onderwijzers is intusschen een eisch des tijds en om daartoe het zekerst te geraken is het van belang, dat de onderwijskosten geheel of voor een groot deel van het Rijk komen. Voor het zoover is, zal er nog veel water door den Rijn stroomen, doch dit neemt niets van het belang der kwestie af, die urgent genoeg is om haar ter gelegene plaatse aan eene grondige kritiek te on der werpen. Nog andere stemmen gaan op om de bakens op schoolgebied te verzetten. Velen hebben kennis gemaakt met hetgeen de heer F. W. van Eeden ruim een jaar geleden in Eigen Haard onder den titel van Onder wijshervorming" schreef enweten, dat hij met de tegenwoordige richting volstrekt niet tevreden is. Elk streven naar verbetering verdient waardeering en wie hervorming wil, moet op het gebrekkige de aandacht vestigen. In de school is zonder twijfel nog genoeg te verbeteren maar de onderwijzers houden het er voor, dat deze kritiek ons weinig baat. «Als wij nagaan", zegt de schrijver o.a. »hoe het met de beschaving is gesteld, komen wij tôt zeer ongunstige resultaten. Bij het grootste deel der minder gegoeden heerschen nog altijd ruwheid, onverschilligheid, onverdraagzaamheid en domheid. Luisteren wij naar de taal des volks. Voorheen was die taal wel ruw, maar oorspronkelijk en dik- wijls geestig thans bestaat zij voor drievierden uit een tôt vervelens herhaald eentonig gevloek. Elke leege muur of schutting draagt, met de bewijzen onzer jongens in de edele schrijfkunst, die van het peil hunner beschaving. Glasruiten ingooien, rus- tige voorbijgangers uitschelden, met aarde en vuil werpen, vrouwen, kinderen en dieren plagen, is hunne aangenaamste bezigheid. Oude volksliedjes hooren we niet meer, wel het rauw gekrijsch van vertaalde, bedorven deunen. Eerbied voor hef ge- zag bestaat nagenoeg niet meer en vooral bij de schooljeugd zien wij daarvan de treurige bewijzen. Bij de »beschaafden" zien we algemeen meer wetenschap dan wijsheid, meer dressuur dan ka- rakter, meer belezenheid dan oorspronkelijken zin ziedaar mijne bevinding omtrent onze volksbe- schaving en haar peil. Ik heb daarin sedert mijne jeugd geene verbetering bespeurd, integendeel ach- teruitgang. En dat, niettegenstaande het onderwijs in de laatste 40 jaren zoo kolossaal is uitgebreid, niettegenstaande duizenden leeraren dagelijks staan te onderwijzen en aile goedgezinden van het on derwijs aile heil in de toekomst verwachten. En de voorstanders van leerplicht mogen wel eens degelijk overdenken, of zij werkelijk iets wen- schelijks voor ons volk begeeren. Laten wij het ronduit erkennen De grondleggers van ons tegen- woordig onderwijs zijn van verkeerde beginselen uitgegaan. Zij hebben het peil der beschaving niet verhoogd en evenmin de kinderen opgevoed tôt nuttige zelfstandige menschen. Integendeel, wij zien allengs een geest van halfheid, van karakter- loosheid heerschen, die aan sluwe raddraaiers vrij spel geeft en in plaats van geleidelijke samenwer- king slechts verwijdering en verbittering kweekt." Op eenige van deze schaduwzijden is ook in dit blad gewezen en ieder, die in de maatschappij rondkijkt, weet, dat er nog o zoo veel.valt af te breken en op te bouwen. Maar men legge de schuld niet alleen op de school, die wel aan de opvoeding van het jeugdig geslacht medewerkt, doch haar niet geheel voor hare rekening neemt. De school neemt een deel van de taak der ouders over. «Het schoolonderwijs wordt", zegt de wet, sonder het aanleeren van gepaste en nuttige kun- digheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en aan hunne opleiding tôt aile Christelijke en maat- schappelijke deugden." De school streeft derhalve naar het doel ver standelijke ontwikkeling en zedelijke vorming en gebruikt om daartoe te geraken als middel het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden. Een groot aantal leervakken, door de wet genoemd, moeten aan het kind worden onderwezen en onder den druk van dat velerlei komt, in weerwil van de goede bedoeling der wet, de opleiding tôt aile Christelijke en maatschappelijke deugden niet vol- doende tôt haar recht. De zedelijke ontwikkeling is niet in die mate vooruitgegaan als iiet geval is met de inrichting der scholen, de méthode van onderwijs en meer zaken, waardoor het heden zich gunstig van 't verleden onderscheidt. Velen zijn van meening, dat de menschen wel loozer worden, maar tegelijk slechter. Als het laatste een gevolg van het eerste moest zijn, als de misdaden niet ondanks, maar door meer ontwikkeling toenamen, dan maar aile onderwijs afgeschaft en van het licht naar de duisternis teruggekeerd Maar neen al- gemeene ontwikkeling verbetert en veredelt den mensch naar hoofd en hart, kweekt al het goede in hem aan en daartoe moet de school medewer- ken. Een eenzijdig onderwijs kan dat niet en is ook niet overeenkomstig den geest der wet. Is het werkelijk ontaard in dressuur en is het aan- brengen van een weinig kennis uit allerlei weten- "schappen de hoofdschotel geworden, dan vult het zonder te voeden. »De voornaamste werkzaamheid van 's menschen geest is het willen, omdat dit zich in handelingen en daden uit. Zeer zeker is datgeen, wat hij weet, gewiehtig voor den mensch veel gewichtiger echter is datgeen, wat hij wil. Wanneer wij over de waarde of onwaarde van een mensch ons uitlaten, dan beoordeelen wij hem niet naar zijn kennis, maar naar zijn willen en hande- len. Het karakter is geen vorm van het weten maar van het willen." (Geluk.) Zal de school aan hare roeping beantwoorden, dan moet zij niet alleen kennis aanbrengen, maar ook het karakter leiden en dat heeft plaats, als zij op het in de wet aangegeven doel aanhoudt. Toe voeging van een nieuw leervak is daartoe niet noodig. De heer Van Eeden, die geen verband ziet tusschen ons lager onderwijs en de bestemming van den mensch, die den mensch, door het tegen- woordig onderwijs opgevoed, vergelijkt bij een windmolen, wiens werking alleen uit den kop komt, aangedreven door geblaas van buiten en die den mensch wenscht als het stoomwerktuig, dat door het vuur van een welgesmeden haard inwendig wordt in werking gebracht, meent een afdoend middel ter verbetering in Zweden te hebben ge- vonden, waar hij in kennis kwam met slôjd, d.i. handenarbeid voor jongens. »Sedert ik in Aug. 1887 het seminarium van den heer Abrahamson op Naâs bij Gotenburg heb bezocht, heb ik eerst begrepen, dat er ook weldadig degelijk onderwijs kan bestaan." De heer Van Eeden wil door de invoering van slôjd onze scholen hervormen Handenarbeid is een belangrijk opvoedingsmiddel. Rousseau zeide reeds «Het groote geheim der op voeding is te maken, dat de oefening van het lichaam en die van den geest elkander wederkeerig tôt ontspanning dienen." Toch zou ik niet gaarne de rij van de leervakken op onze volksschool weder vermeerderd zien door de toevoeging van slôjd. Eenige jaren geleden sprak een hoogleeraar op eene vergadering van het Ned. Ond. Genootschap te Groningen »schrap aardrijkskunde en geschiedenis en vormleer, schrap maar aile leervakken, maar neem daarvoor het onderwijs in de staathuishoud- kunde op de lagere school." Deze raad is niet gevolgd. Een voorstander van sténographié schrijft men moge het willen loochenen, het is een feit, dat de sténographié, die reeds in tal van naburige landen een verplicht leervak op tçd van scholen geworden is, ook eenmaal, en wellicht eerder dan we vermoeden, ook hier het burgerrecht verkrijgen zal." Een leervak voor de lagere school zal deze nuttige kunst wel niet worden. Ook den handen arbeid beschouw ik als een nuttig middel ter ont wikkeling, maar voor de gewone lagere school niet als een wenschçlijk leervak. Nu hij tegenwoordig meer algemeen bekend wordt, zal hij, vrij van over- drijving, juister naar zijne waarde worden be- oordeeld. Hrn. H. B. In de nabijheid van het stadje B. was een bataillon van het berlijnsche garnizoen gekampeerd voor de manœuvres. De majoor zou binnen kort jarig zijn en de muziekkapel wilde bij die gelegenheid den majoor een serenade brengen. Om het muziekstuk in te studeeren, begaven de muziekanten zich naar een weiland, op eenigen afstand van 't kamp ge- legen, en juist wilde de kapelmeester het sein ge- ven om te beginnen, toen gij op eenigen afstand een knaapje zag, dat luid schreiend, vluchtte voor een slier, die hem vervolgde. Ook de andere mu - sici kregen nu 't beest in 't gezicht en ontstelden zeer. Zij waren evenwel te ver van den stier ver- wijderd om hem door een aanval te verjagen. De afstand tusschen het knaapje en de gehoornde, tôt stooten gereede kop werd kleiner en kleiner. Nog eenige schreden en het kind zou aangevallen wor den, toen de kapelmeester plotseling het sein gaf om met de serenade te beginnen. De eerste tonen deden zich hooren en de stier, door 't ongewone geluid verschrikt, bleef plotseling staan. Nogmaals klonk het koper, en de stier keerde zich schuw blikkend naar den kant, van waar 't geluid kwam en rende toen als razend, tegenovergestelde rich ting uit. Het knaapje was gered door de macht der muziek, op'tjuiste oogenblik door den dapperen kapelmeester gebruikt. In de Oostenrijksche Alpen is de temperatuur sinds een paar dagen 20° R gedaald. Na hevige onweders is er veel sneeuw gevallen, waardoor het landschap er hier en daar winterachtig uitzag. Te Ischl en Aussee bleef de sneeuw eenigen tijd liggen en van Bregenz tôt de Ernsthaler Àlpen ligt een massa versche sneeuw op de bergen tôt diep in het dal. Dit natuurverschijnsel viel, op één dag na, saam met een van de door Falb voorspelde »kritieke dagen." Uien zijn, volgens het Engelsche geneeskundige blad The Hospital, een voorbehoedmiddel tegen cho iera. Bij de vorige epidemie in Engeland bleven de bewoners van een huisje, ergens in een achterbuurt, geheel vrij van de ziekte, naar het blad verzekert door een rist uien, welke in de schamele woning hing. Ook bij het heerschen van kwaadaardige koort- sen te Somerst.own en St. Giles werd opgemerkt dat Fransche geestelijken, die in al hun voedsel knoflook gebruikten, zonder nadeelige gevolgen de ergste zieken konden bezoeken, terwijl andere gees telijken door zulke bezoeken zelven de gevreesde koortsen kregen. Te Frankfort a/M. is een man gevat, die zijn werk maakte van huwelijksoplichterijen en daarmee een aantal menschen veel geld afgezet, zelfs een bejaarde dame tôt zelfmoord gebracht heeft. Die Roman uit den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, BALDUItf MttlXHACSEH. 71) »Zoo, geloof je dat? Ik ben van een andere meening. Je hebt bij mij geleerd, dat men van een stuk hout, voor men het doorzaagt, niet kan weten, hoe 't er van binnen uitziet, en dat is bij den mensch niet anders. Wat bij 't hout de zaag doet, heeft bij jou de kogel gedaan. Hij heeft bewezen, dat je van binnen deugdelijk bent en daaruit volgt, dat je nu op weg zijt weer een ge- zonde kerel te worden. Toen ik haar dat zeide Wie »Een van de medereizigers, een dame. Je denkt toch niet, dat ik alleen aan boord was? Maar je brengt mij met je vragen van de wijs. Ik had onderweg zoo'n mooie toespraak bedacht. 't Is nu net of ik bij 't houtzagen op een spijker kom, dan moet ik weer van voren af aan beginnen. Ik wou dan zeggen, dat je beter bent dan ik dacht en dat we je heel best mee kunnen nemen naar Kansas. En van daar gaat het per boot verder, precies als in een weg, en voor je er aan denkt, hg je al ge- makkelijk in 't Slakkenhuis. Niet tegenpraten ka- pitein," zeide Martijn dringend, toen Houston met angstigen blik hem de hand op den arm legde en hem in de rede wilde vallen. «Niet tegenpraten anders komt de zaag weer op een spijker en breekt een half dozijn tanden. Straks als ik uitgesproken heb, mag je zooveel praten als je wilt; maar veel zal 't je niet helpen, want ailes is er al voor klaar. Dokter Krehle hij mag van veel dingen geen verstand hebben, maar goed is hij toch staat zijn kamer aan jou af, Vagevuur bedient. je, ik zorg voor dokter en apotheker, en als je weer op de been bent, heb je ook nog 't voordeel, dat je bij mij in de werkplaats kunt meehelpen." Martijn zag den zieke vragend aan, de angstige spanning op diens gelaat scheen hem te vermaken. Daarop voegde hij er met een glimlach bij En als er nu nog bijzondere verpleging noodig is, dan zal Greta »Niet verder nu, mijnheer Findegern viel Hou ston hem in de rede, »ge hebt ailes gedaan wat ge voor mij kondt doen. Ik ben u dankbaar voor uw bezoek, maar het overige »Het overige is mijn zaak, Een zieke zooals gij heeft geen eigen wil meer, en als de voornaam ste dames zieken gaan bezoeken en verplegen, dan is Greta er ook niet te goed voor." «Heb medelijden met mij, mijnheer Findegern." »Medelijden? Wel, kapitein, als ik dat niet had, dan zou ik mij wel tienmaal bedacht hebben, eer ik dien dwazen dokter Krehle" Martijn wierp een angstigen blik om zich heen, als vreesde hij, dat de dokter hem beluisterde »mijn armzalig boeltje had toevertrouwd, om hier heen te kunnen reizen. Ik kan er zeker van zijn, dal hij de dood- kisten tegen spotprijzen verkoopt en al 't geld aan verf besteedt. Ik verwed er mijn eerlijken naam onder, dat gij bij onze thuiskomst uw oogen zult vergasten aan de meeste bonté schilderstukken." Gedachteloos voegde hij er bij »Over de verpleging zal Oliva Greta nu wel inlichting geven." «Greta? Om Gods wil, mijnheer Findegern, zeg het mij, is zij hier?" riep Houston op gejaagden toon, terwijl een blos zijn bleek gelaat bedekte. De anders onverstoorbare Martijn zag nu onbe- holpen en verlegen als ^pen op heeterdaad betrapte schooljongen. Hij had zich versproken en zocht naar een uitvlucht. Op dit oogenblik werd de deur geopend. Oliva had in angstige spanning naar den uitslag geluisterd van Martijn's gesprek. Ze wilde bij de hand zijn, indien dit soms nadeeligen invloed op den zieke had. Zij hoorde ook hoe de oude Martijn de aanwezigheid van Margaretha verried en besloot deze nu maar bij den zieke te brengen. Aarzelend gaf Margaretha aan haar wensch ge- hoor. Nauwelijks echter was zij de ziekenkamer binnengegaan en zag zij het doodsbleeke, uitgeteerde gelaat van den kapitein, of zij overwon haar valsche schaamte en snelde naar het bed. «Margaretha, is het geen droom, zijt gij 't wer kelijk?" sprak een fluisterende stem op iilnigen toon. Margaretha lag voor de legerstede geknield en de magere handen in de hare nemend, bracht ze snikkend uit: «Moest ik u zoo weervinden? 0, wat zult ge geleden hebben Ik, ik heb ook geen rust gekend de gedachte aan onze koele scheiding vervolgde mij dag en nacht «Denk daaraan niet meer; door uw komst hebt gij ailes goed gemaakt; het geluk van dit oogen blik maakt mij 't sterven gemakkelijk." «Gij moogt niet sterven, gij moet leven om mij- nentwil!" «Ik vrees, ik vrees, zie dezen arm eens, liefstel" Hij stak zijn vermagerden arm omhoog «daar is geen kracht meer in, maar nu zulk een groot geluk mij wacht, keert de hoop terug." Hij kon niet verder spreken. Margaretha boog zich over hem heen en kuste hem, terwijl ze met zachte stem hem vriendelijke, bemoedigende woor- den toesprak. Hij zag haar aan als in een droom, zijn trekken werden helderder, eindelijk sluimerde hij zacht in. Het was de eerste rustige slaap, die hem nieuwe levenskracht zou schenken Martijn was de kamer uitgeslopen en begaf zich naar Oliva. «Dat liep goed af," zeide hij met een zucht van verlichting. «Ge zult zien, ons wacht een goede toekomst Ik laat een mooi huis zetten met een uit- hangbord waarover ik met dokter Krehle heb gespro- ken «Meubelfabriek van Martijn Findegern, Houston en gebroeders Durlach." Dat zal er in de mooiste letters op te lezen staan." «Ik hoop ten minste, dat het onverwachte weer- zien niet nadéelig op zijn toestand zal werken," sprak Oliva. «Het zal gunstig werken, zelfs meer dan gunstig zeg ik u," beweerde Martijn uit voile overtuiging «Men sterft niet zoo licht van vreugde", dat weet ik bij ondervinding. Ik was zelf eens op 't punt te trouwen Oliva keerde zich lachend om en begaf zich naar de huiskamer, het bekende verhaal ontloopend. Eenige uren later was op de pachthoeve ailes in rust. Alleen in de ziekenkamer brandde nog licht. Martijn had zich niet het voorrecht willen laten ontnemen bij den zieke te waken. Het was echter een gemakkelijke taak, want Houston sliep rustig door. 't Was alsof met Margaretha een goede engel was binnengekomen, die den afgetobden man tôt een nieuw leven zou opwekken. DRIE-EN-DERTIGSTE HOOFDSTCJK. Oliva's bezorgdheid bleek ongegrond. Het weer- zien, hoezeer 't hem ook eerst schokte, had de gunstigste uitwerking. Houston nam snel in krach- ten toe. Eenige dagen later nam Martijn vergezeld door Nieodemodie juist was teruggekeerd, weder de reis aan naar Kansas, waar de beide broeders Durlach reeds op zijn komst waren voorbereid. Het trof den ouden Martijn, in zijn jongsten, eens zoo levenslustigen neef nu een stil, ernstig man weer te vinden, die nog diep gebukt ging onder zijn zwaar leed. Een week later ver- gunde de dokter, dat ook Houston onder de goede zorgen van Oliva en Margaretha naar Kansas werd vervoerd, hetgeen gelukkig zonder nadeelige ge volgen geschiedde. Nog eenige dagen bleven de vrienden bijeen, om 't huwelijk bij te wonen van Oliva met Nieodemo. Daarna aanvaardden allen de reis naar St. Louis, behalve Maurits, die weer bij zijn regiment was opgeroepen en Markolf, die zich noch door de gulden beloften van Martijn, noch door de smeekbeden van Margaretha wilde làten bewegen hen te vergezellen. «Ik behoor niet meer onder de gelukkige menschen," zeide hij en vluchtte op zekeren avond zonder afscheid te nemen naar zijn wildernissen. Dokter Krehle had met behulp van Gleopatra en Vagevuur ailes in het Slakkenhuis tôt een fees- telijke ontvangst gereed van zijn bewoners en van den gast, dien Martijn meebracht. (Wordt vervolgd.) V OLKSBLAD OOST-GOORICBT IN 0HST11EIN. VAN OOO©G0O DOOR

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1892 | | pagina 1