No.
103
ZOMDA0 25 December 1892
22e Jaargang,
AAN DE SPEELBANK.
VAN
BORGESITJS ZOOM, SâPPEKIEB.
Inzending- van AdY$rtentiëia en Ingesondea Stukken des Binsdap- en Vrydagsavonds vôôr m.u bjg de ïïitgevèrs,
Bij deze courant behoort een bijvoegsel.
KERSTFEEST.
FEUILLETON.
Voor da Gemeenten HOQGEJZÀND, 8APFEMEJ3E SLOGHTEREBT VOOBDBBOEK, SUTBBSOEK, KTJIDLABSBT» HABEllSuis,
Dit BLAD verschijnt iederen ZONDAG en WOENSDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 35 cent».
franco per post 45 cent».
Enkele nommers 5 e®ïita.
PRIJS der ADVERTENTIËNVan 4—5 regels 85 «eut*,
iedere regei meer 1« «sent*. Groote lettere worden naar plaats-
ruimte berekend. Abonnement lager. Dezelfde advertentie, in eem
voor 3-maal piaatsing besteld, is de derde pftatafejc gratis.
DIENSTREGELING OP DE STA ATS-SPQQR WEGEN. AANGEVANGEN DEN 1 OCTOBER 1832. (TIJD VAN GREENWICH.)
WEEKEALENDER.
Zondag 25 December. Maandag 26. Dinsdag
27. Woensdag 28. Donderdag 29. Vrijdag
30. Zaterdag 31.
Zonsopgang, Vrijdag 30 Dec. te 8.13, onder
te 3.53.
Eerste kwartier, Maandag 26 Dec.
Spreekwoordelijk zijn de donkere dagen vôor
Kerstmis. Telken jare wordt het opgemerkt, dat
de natuur als in rouw gedompeld is. De zon ver-
toont zich maar even om spoedig weder te ver-
dwijnen. Het schijnt altijd nacht te zijn. Onder
al die somberheidwaarvan ook onze germaansche
voorouders een diepen indruk steeds ontvingen,
juichten en jubelden zij, zoodra de 25sten December
aangebroken was. Dat was hun midwinterfeest en
op dat feest vermeldden ze met blijdschap het
eerste lengen der dagen, de weder verschijning
van de zon en in de toekomst weer vruchtbaarheid
op de velden, welke zij gereed gemaakt hadden
tôt het ontvangen der goede zaadkorrels.
Na eeuwen is het niet anders. Tegenover de
somberheid der natuur spreekt de christenwereld
van lichtvan lichtdat opgegaan is in de duisternis
dat zich steeds duidelijker openbaren zal. Ondanks
al het duistere dat nog steeds in de wereld der
menschen zich vertoontprofeteert zij van een
heerlijk licht, dat onder den invloed van den geest
van den door haar hoogvereerden menschenzoon
steeds heerlijker schitteren en zich openbaren zal
op maatschappelijk en zedelijk gebied. Het licht
zal zegepralen over de duisternis, zoo zal blijken
dat de liefde meer is dan de haat, op deze
wijze roemen christenen op hun Kerstfeest.
Of zijn dat enkel klanken? Moet er gezegd
worden, dat al zoovele eeuwen gewacht is op dat
heerlijke licht, terwijl wij van dat licht nog niet
veel bespeuren Moet verklaard wordendatter
wijl geprofeteerd is van de meerderheid der liefde
nogthans de zelfzucht en de haat rondgaan in onze
maatschappij en niet alleen akelige misstanden in
het leven roepen, maar ook de gemoederen van
vele menschen verbitteren?
Het zou dwaasheid wezenal stemt ook de Kerst-
morgen tôt dankbare vreugde, te zeggen, dat het
licht reeds al de duisternis heeft overwonnen.
Ieder weet, dat er nog is duisternis in den vorm
van bekrompenheidvooroordeel, zelfzucht, haat
en grof egoïsme. Ieder weetdat er nog zijn
vooral in onze tegenwoordige maatschappijtoe-
standendie getuigen van weinig humaniteit. Ieder
spreekt er ook van, dat daarom het »vrede op
aarde", dat het geliefde lied geweest is in de
christenwereld, nog verre van werkelijkheid is
geworden. Maar vergeten worde niet, dat onze
germaansche voorouders, als hun midwinterfeest
aangebroken was, de vaste hoop en de stellige
verwachting uitspraken, dat in de natuur lang-
zaam de somberheid weggenomen zou wordendat
na den bangen winter de liefelijke lente zou aan-
hreken om weer vruchtbaarheid te geven aan de
aarde. En zouden we zulk een wenk van het
voorgeslacht niet dankbaar moeten aannemen?
Het licht wint het van de duisternis 1 Dat predikt
ons de geschiedenis. De onkunde alleen kan het
loochenen. Wie eenigszins vertrouwd is met wat
in vroegere eeuwen geweest is, bekend met de
toestanden, waarvan vroegere tijden gewagen en
hij vergelijkt daarmede wat wij in onze maatschappij
waarnemen, hij zal, indien hij eerlijk oordeelt,
moeten erkennen: er is veel verbeterd, er is een
toestand geboren, waarvan vroegere geslachten
niet hebben kunnen droomen, maar hij zal, met
het oog op de geschiedenis er bij moeten voegen:
dat licht is niet op eens verschenenmaar lang-
zamerhand en zeer geleidelijk. Evenals de dagen
langzaam lengenhet licht ieder dag meer in omvang
toeneemtzoo is het ook gegaan in de wereld der
menschen, langzamen maar zekeren vooruitgang is
er waar te nemen. En zoo zal het blijven. Ieder
Kerstmorgen spreekt van lichtmaar ook van
meer licht, dat komen moet en komen zal.
Maar wanneer? Zoo vraagt men, en het ant-
woord wie zal het geven De landmandie het
zaad aan de aarde toevertrouwd heeft, zal niet
telkens den grond omwoelen om te zien of hij de
vruehten van zijnen arbeid nog niet bespeuren kan.
De verstandige is geduldig, weet te wachten; hij
weet dat in de natuur niets met sprongen gaat,
dat eerst de vroege en de spade regen over het
gezaaide vallen moet voor er sprake zijn kan van
oogsten. De maatschappelijke hervormer neemt
daaraan een voorbeeld.
De geschiedenis heeft geleerd, dat door geweld
geen meerder licht komt in de maatschappij. De
fransche revolutie was vol van «vrijheid, gelijkheid
en broederschap" en hoewel er beginselen waren,
die ieder weldenkende moest toejuichen, wilden
enkelen reeds aanstonds de toepassing daarvan zien.
De geweldenaars vielen ten slotte evenals hun slacht-
oflers onder de guillotine en het einde was: de
tyrannie van Napoléon. Niet meerder licht, maar
voor langen tijd grooter duisternis.
Maar heeft men dan geen recht te vragen
wanneer zal dat meerdere licht komen Heeft men
daartoe geen rechtals op het Kerstfeest de aloude
juichkreet weerklinkt: het licht schijnt in de duis
ternis? Zeker, maar het antwoord is: het moet
eerst licht worden in 's menschen hart. Waar
menschen wrok koesteren en haatwaar menschen
zelfzuchtig zich niet bekommeren om anderer leed
waar menschen nog niet begrijpen en gevoelen dat
er toewijding komen moet aan het groote geheel
der menschelijke samenleving, daar heerscht de
duisternis. Maar die duisternis zal eenmaal wijken
voor het heerlijk licht der liefde en zelfverlooche-
ning. Wanneer
Zal 't lang nog wrake zijn én kamp
Voor koud belang, den volken vreemd,
Wordt langer nog door pulverdamp
De zonneschijn omfloerst in dal en gaarde en
beemd
Daagl nimmer de morgen der vrede op deze
aard?
Zoo vraagt eene onzer grootste dichteressen
Estella Hertzveld en op het Kerstfeest mogen we
met haar zeggen
Ja de morgen licht aan,
Niet eeuwig zal Kaïn zijn broeder verslaan:
Maar strijd zal er blijven
Ten oorlog maar niet van den mensch met den
mensch,
Ten oorlog met ieder verbodenen wensch;
Ten krijg met uw zelfzuchthoe edel ze U schijnt,
Ten strijd met uw driften, als 'tonrecht u pijnt.
Als dat licht meer opgaat in enkelen, dan reeds
is veel gewonnen, dan is men eene schrede nader
gekomen aan den tijd, dat allerwege het »vrede
op aarde" weerklinken zal.
Novelle uit het Duitsch
DOOR
A. G. t. SUTTRTER.
10)
Een pijnlijk half uur verliep, waarin meer ern-
stige gedachten bij Hein von Waltersberg opkwa-
men dan tôt nu toe in zijn geheele leven. Hij
was besloten voortaan zijn bescherming aan Hannie
te verleenen, haar te behoeden voor het gevaar,
dat haar ongetwijfeld door haar ellendigen stiefva-
der bedreigde, zoodra diens voordeel er bij in het
spel kwam. Geen onreine hand zou zich naar
haar uitstrekken, geen onwaardige zou deze bloei-
ende bloemknop afbreken, hij zou het verhinderen,
ook al moest hij er zijn leven voor wagen.
Eindelijk naderde de stoet langzaam het graf.
Waltersberg verschool zich achter eenige heesters
en wachtte tôt de treurige plechtigheid voorbij
was. Hij zag hoe de hardvochtige stiefvader zonder
een blik te slaan op de wanhopige wees, terstond
het kerkhof verliet. Daarop trad Waltersberg van
uit zijn schuilplaats te voorschijn, juist op het
oogenblik, dat Hannie bewusteloos ineenzonk.
Terstond bood hij jufïrouw Sibel zijn diensten
aan, maar toen het hem niet gelukte Hannie bij te
brengen, nam hij haar voorzichtig in zijn armen
en droeg haar naar zijn rijtuig.
»Wilt ge mij morgen even laten zeggen, hoe
het haar gaat?" fluisterde hij haar gezellin toe.
»Ik ben zeer, zeer bezorgd voor mijn arme Hannie.
Zeg haar dat als ze weer bij bewustzijn is ver-
geet het niet. Zeg haar, dat ze van nu af in
mij een trouwen beschermer zal vinden."
Juffrouw Sibel was zelf te ontroerd om te kun
nen antwoorden, zij knikte hem toe en daarop beval
Waltersberg den koetsier voorzichtig naar de woning
van den heer von Blansko te rijden.
Het was nog vroeg den volgenden morgen, toen
von Waltersberg door zijn bediende gewekt werd
met de woorden: »Diezelfde dame van de vorige
week is er weer en verzoekt dringend mijnheer
te spreken."
«Juffrouw Sibel?" vroeg hij, opschrikkend uit
den slaap.
»Ja mijnheer."
«Laat haar maar in de zijkamer; binnen tien
minuten ben ik klaar." Hij stond op en kleedde
zich haastig aan. Daarop begaf hij zich in het
aangrenzend vertrek.
Zijn bezoekster stond bij het venster, maar zoo
dra zij hem hoorde naderea, keerde zij zich haastig
om haar gelaat was zeer bleek.
»Hoe is het met Hannie?" riep hij ontsteld over
haar verschrikt gelaat.
»Ik weet het niet," zeide zij met trillende lippen.
»Zij heeft van morgen vroeg het huis verlaten en
ik weet niet waarheen zij is gegaan. Zoodra ik
het ontdekte, ben ik in mijn angst naar hier ge-
loopen."
«Misschien is zij weer naar het graf gegaan,"
zeide Waltersberg zich als een drenkeling aan een
stroohalm vastgrijpend. Zijn lippen durfden niet
uitspreken, wat zijn hart vreesde. »Kom, laten
wij er terstond heengaan." Zonder haar antwoord
af te wachten, maakte hij zich gereed.
»Ik hoop, dat gij gelijk hebt," zeide jufïrouw
Sibel, toen zij zich op weg begaven. «Zoodra
zij gisteren weer tôt zich zelf kwam, sprak zij
voortdurend over haar moeder; ik kon haar ge
dachten niet van haar verlies afleiden, zelfs wat gij
haar liet zeggen, bleef zonder uitwerking. Zij was
geheel overspannen, de gedachte aan haar overle-
den moeder zal haar den geheelen nacht uit den slaap
hebben gehouden en nu heeft ze van morgen
zeker in aile stilte het huis verlaten om nog eens
naar haar laatste rustplaats te gaan."
Waltersberg riep een wagen aan om sneller zijn
doel te bereiken; zijn ongeduld en angst stegen
van minuut tôt minuut. Eindelijk had men het
kerkhof bereikt, maar het pas gesloten graf lag
eenzaam en verlaten. Met toenemenden angst zag
hij zijn begeleidster aan.
Wat nu? las zij uit zijn gelaat.
«Zouden we niet kunnen vernemen of zij hier
geweest is?" zeide juffrouw Sibel eindelijk. «Als
wij den doodgraver navroegen
Een uitroep van Waltersberg deed haar niet
verder gaan.
«Zie eens!" riep hij uit, een zwarten hand-
schoen ophoudend dien hij in het gras vond liggen.
»Als zij hem hier gisteren niet verloren heeft,
dan
«Neen, neen, gisteren had zij beide handschoenen
aan, dat weet ik zeker, ik heb ze haar zelf uitge-
trokken. Zij moet hier van morgen geweest zijn."
Te zamen doorliepen ze het geheele kerkhof, maar
geen Hannie was te vinden.
«Misschien is ze inmiddels wel naar huis gegaan."
zeide juffrouw Sibel weifelend.
«Wilt ge mijn rijtuig nemen en naar huis rijden?"
stelde Waltersberg voor. «Ik blijf dan eerst hier
of liever, ik doorzoek den omtrek aan den anderen
kant van den heuvel zijn genoeg eenzame plekjes,
waar ze misschien haar toevlucht. heeft gezocht om
met haar vreeselijke smart alleen te zijn. Juffrouw
Sibel, zeg mij dit eene nog: weet zij dat haar
stiefvader haar geheele vermogen bijna verspeeld
heeft?
»Zij heeft ailes gehoord op den dag voor den
dood van haar moeder, ja, nog meer dan gy
denkt, want toen is gebleken dat mijnheer von
Blansko om aan geld te komen, een daad beging
die gelijk staat
«Ik weet ailes," zeide Waltersberg kortaf. «Ik
was er toevallig getuige van, toen hij zijn dief-
stal te koop bood. Wilt gij nu naar huis rijden,
dan zal ik hier mijn onderzoek voortzetten."
Zenuwachtig, gejaagd snelde Waltersberg nu
voort in de richting, waar de rots steil hellend in
zee uitloopt. Een vreeselijke gedachte was plotse-
ling bij hem opgekomen. Hij drong woest door
het dichte struikgewas heen zonder acht te slaan
op de stekelige alloes en caktusplanten, die overal
uit rotsspleten omhoog staken; of hij zich de han-
den tôt bloedens toe bezeerde, het deerde hem
niet hij moest, het koste wat het wilde, den kort-
sten weg volgen om de plek te bereiken, waar zijn
bang voorgevoel hem zeide, dat hij Hannie's spoor
zou vinden. Het laagst. uitstekende rotspunt had
hij bereikt; zonder aarzelen zette hij zijn voet
op een der vaste steenen en greep naar een ta-
melijk dikken struik. Zich daaraan vasthoudend,
liet hij zich naar beneden glijden. De stam echter
bleek niet in staat de zwaarte van zijn lichaam te
dragen; de wortels braken af en zijn steun ver-
liezend, viel hij naar beneden.
Een paar minuten bleef hij liggen half bedwelmd
door den val. Hij had zijn linkerarm bezeerd,
maar weldra spande hij al zijn krachten in om
weder op te staan en liet zijn blik onderzoekend
langs den oever gaan, waar groote rotsblokken op-
eengehoopt lagen.
Plotseling liet hij een kreet van schrik hooren,
in wilden haast sprong hij over de natte steen-
klompen heen naar de plek, waarop zijn oog strak
was gericht.
«Hannie! Hannie!" kwam in wanhopigen angst
over zijn lippen, maar zijn woorden stierven weg,
zonder dat een antwoord volgde.
Levenloos lag zij daar, tusschen twee rotsblokken,
waar de branding klotsend tegen aansloeg en met
zijn zilver schitterend sehuim haar lichaam bedekte.
Haar oogen waren gesloten, bleek als een doode
lag zij bewegingloos, het hoofdje half op zij gebogen,
op haar gelaat der diepste wanhoop gegrift. Wal
tersberg knielde naast haar neer en trachtte zijn
linkerarm onder haar schouders te .schuiven om
haar van de gevaarlijke plek weg te brengen, waar
een zware golfslag haar mede zou kunnen sleuren
in de wild bruisende zee.
Hij vermoedde terstond, wat haar hier heen had
gedreven zij wilde den dood zoeken Maar de zee
had het ofïer niet aangenomen! De vloed kwam
op, door een golfslag was zij weder terug gewor-
pen en tusschen de rotsblokken blijven liggen.
De meeste spoed was hier noodig; de zee werd
van oogenblik tôt oogenblik ontstuimiger telkens
hooger braken de golven door en met donderend
geweld klotste de branding tegen de rotswanden.
Waltersberg moest ook zijn gekwetsten arm te
hulp nemen, ondanks de bijna ondraaglijke pijn
en toen eerst gelukte het hem de levenlooze ge-
stalte omhoog te hetlen. Haastig klauterde hij nu
met zijn dierbaren last over de rotsblokken heen,
tôt het hem gelukte een plek te bereiken, vanwaar
hij een beteren weg kon vinden.
Eindelijk was hij in veiligheid voor den steeds
hooger klimmenden vloed. Voorzichtig legde hij het
meisje neer en nu eerst had hij den moed haar
in het doodsbleek gelaat te zien. Was er nog
leven in haar? Zijn hart dreigde te springen van
blijdschap, toen hij een flauwen blos op haar ge
laat meende te zien; hartstochtelijk drukte hij een
kus op haar lippen. Langzaam opende zij daarop
haar oogen, maar zij vielen weder dicht, zonder
dat zij hem herkende. Bijna ongemerkt ging haar
bewusteloosheid in een zachte sluimering over.
Aan Mej. Francisca Sibel te Weenen.
Napels 14 Mei.
Lieve vriendin!
»Ge hebt zeker reeds uit de couranten den zelf-
moord van den ongelukkigen man vernomen, die
zijn vermogen tôt op de laatste cent heeft verspeeld.
Hij was niet meer te redden, zoo moest het
einde komen!
Mijn lief vrouwtje is nu volkomen hersteld. Met
haar gezondheid is ook haar levenslust terugge-
keerd zij begint zeer te verlangen naar haar eigen
tehuis, dat nog geheel nieuw voor haar is en
dringt er telkens op aan nu spoedig de terugreis
te ondernemen. Natuurlijk geef ili met vreugde
mijn toestemming; het zal immers zulk een groot
genot voor mij zijn haar mijn woning binnen te
ieiden. Hannie zou echter gaarne zien, dat haar
goede vriendin Sibel vooruit ging, om ailes voor
onze ontvangst gereed te maken. Ik heb aan mijn
rentmeester geschreven, dat de kas ter uwer be-
schikking moet zijn, zoodat ge kunt nemen wat
ge noodig oordeelt, want denk er om: ailes moet
naar Hannie's smaak, dien gij zoo goed kent, in-
gericht worden.
Er is een kamer in den rechtervleugel met een
aangrenzende slaapkamer, die wij voor uwverblijf
bestemd hebben, lieve vriendin
Zie zoo, dat is ailes wat ik u heden te schrijven
heb. Of zal ik uitwijden over ons geluk? Neen,
daar zult ge u spoedig genoeg zeil van kunnen
overtuigen.
Natuurlijk laat mijn klein vrouwtje u hartelijk
groeten. Wilt ge terstond schrijven, wanneer wij
onzen inttocht kunnen houden? Voigens Hannie's
wensch, liefst zoo spoedig mogelijk.
Met een hartelijken handdruk, uw vriend
Waltersberg."
EINDE.
4 I
LKSBLA
00ST-600BBCHT EN 0IST1
Vsrtr.
N.-Schans
Winschoten
Soheemda
Zuidbroek
Hoogeiand
Kropswolde
Aank Groningen
Vertr.
Leeuwarden
Aank. Harlingen
Van '«BOSCH naar MEPPEL—GRONINGEN.
Van NIETTWE SCHANS naar HARLINGEN.
Van HARLINGEN naar NIEHWE SCHANS.
*5,52
8,9
6.21
6,84
6,48
6,55
7,9
»H
8.43
9,19
*7,27
7,47
7,69
8,11
8,25
8,82
8,46
9,35
11.34
12,10
11,15
11,80
11,48
11,58
12,2
12,8
12,21
1,25
2,53
8,29
*2,28
2,40
2,52
8,8
3,14
8,20
8,82
4,44
6.7
6.46
5,10
5,24
5,81
5,41
5,48
6,6
6,12
7,57
8,83
8.28
8,88
8,46
8,57
9,6
9,11
9,23
9.29
10,54
11,80
De met een gemerkte treinen «toppen a&n den Borger-
compagniesterweg (wachtp. 87)tôt het opnemen van reixigers.
Bovendien mogen aldaar die treinen verlaten reixigers, voor-
zien van plaatsbewijzen naar Hoogezand-Sappemeer.
Vertr. Harlingen
Leenwsrden
Aank. Groningen
Vertr.
Kropswolde
Hoogezand
Znidbroek
Scheemda
Winsckc.f'ii
N-SoFud»
Aank
De
*6.00
6,14
6.20
6,81
6,16
0.58
7,9
6,22 7,58
7,8 11,6
8,21 12,24
8,46 *12,88
9,—
9,6
9.15
9,80
9,88
9.52
12,52
12,58
1.9
1,24
1,82
1,48
12,50
1.86
2,48
2.58
8,7
3,18
3,22
8.87
3,45
3.59
2,51
4,46
6,4
*6,12
6,26
6,32
6,43
6,59
7,7
7,28
5,26
7,52
9,10
10,41
10,55
11,1
11,10
11,25
11,28
11,46
met een
gemerkte treinen stoppen aan den Borger-
compagniesterweg (waciitp. 87) tôt het v.itlaten van reizigers.
Bovendien hebben aldaar tôt die treinen toegang reizigers,
voorzien van terugreiBgedeelten van retourbiljetten naar Hoo
gezand-Sappemeer.
Sneldienst van Groningen 7,30 naar Amsterdam,
Van GRONINGEN naar MEPPEL—'s BOSCH.
Vertr. Groningen 6,— 7.Ï0 9,8 12,80 3,88 6,15 8,—
Haren 6,9 9,12 8,47 8,9
De Pnnt 6,17 9,20 12,48 8,55 8,17
Vries-Znidl. 6,26 9,29 4,4 8,26
Assen 6,40 7,58 9,58 1,4 4,22 6,41 8,44
Meppel 7,55 8,52 11.88 2,15 5,43 7,87 10,8
Zwolle 8,42 9,88 12,42 8,7 6,85 8.88 10,48
Aank. Zntfen 9,80 10,41 1,42 4,17 7,85 9,47
Arnhem 10,16 11,27 2,80 5,9 8,19 10,80
's Bosch
1,10 4,17 6,58 10,4
Van GRONINGEN naar DELFZIJL.
Vertr. Groningen 7,85 11,52 1,31 4,53 7,52 10,40
Loppersum 8,40 1,2,36 5,58 8,56 11,44
Appingedam 9,— 1,19 2,56 6,18 9,18 12,5
Aank. Delfzijl 9,10 1,29 8,6 6,28 9,29 12,14
welke des avonds te 10,86 aldaar retonrneert.
Vertr
's Bosch
Arnhem
Zntfen
Zwolle
Meppel
Assen
5,20
6,10
7.27
7,8
8,42
9,80
10,45
7,5 10,6 12,52
S,— 11,40
9,40 12,80
10,85 1,51
Vries-Znidl. 7,45 10,59
De Pnnt 7,54 11,8
Haron 8,2 11,16
Aank. Groningen 8,10 11,25
Van DELFZIJL
Vertr. Delfzijl 5,40
Appingedam 5,51
Loppersum 6,15
Aank. Groningen 7,18
11,11
12,-
2,86
8,51
4,5
4,14
4,22
4,80
naar GRONINGEN.
6,45 10,80 1,7
6,58 10,48 1,18
7,26 11,11 1,42
8,81 12,18 2,40
12,26
2,50
8.87
5,8
5,48
7,7
7,21
7,80
7.88
7,46
8,20
5.11
7,22
8,18
9,29
9,48
9,52
10,
10,8
4.12
4,24
4,48
5,48
5,81
7,6
7,46
8,45
9,21
10,11
10,86
8,16
8,27
8.51
9,48
■~a.--.v- --,