De kleine Prelect. 51e Jaargang WOENSDAG 4 MEI 1921 No. 35 Drukker-Uitjrever T. K. KBEMEE Gemengd Nieuws. FEUILLETON. wordt gelezen te HOOGEZAND, Klel-Windeweer, Kropswolde, Westerbroek, Foxhol, SAPPEMEER, SLOCHTEREN, SlddebsiranHallra, SeiiSîdwoSda, Kolh&o Foxlma, Scharmer, Harkstede, Lagsland, Oversshiid, ÏEN BOER, NOORODSiK, NOOROBRGEK. ZUIDRRQEK, MUNTENDAM, ZUIDLAREN, PSOOROLAREN, HAREN enz Dit BLAD verschijnt iederen WOEN8DAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden 60 cent bij voor- uitbetaling. Franco per post 75 cent. v.h. BORGESIUS ZOON. SAPPEMEER. Tel. 418. ADVERTENTIËN van 16 .regels 50 cent, ieder regel meer 10 cent. Inzending van advertenties Dinsdagsmiddags en Vrijdags- middags voor 12 uur. Voor het plaatsen van Advertentiën betreffende Handel en Njjverheid is voor de stad Groningen alleen gerechtigd Groningen, Tel. 772. Voor Advertentiën en Réclamés buiten de provincie Groningen is alleen gerechtigd het Advertentiebureau „HOLLANDIA" het algemeen Advertentiebureau van H. WESTENBORG, Munnekeholm 8, 's Gravenhage, Tel. H 7614. De pers als weerspiegeling van den volksaard. Arr.-Rechtbank te Winschoten. OOST- GOORECHT Officieel Orgaan voor HOOGEZAND, SAPPEMEER en SLOCHTEREN. Het dag- en weekblad, de krant, is in onzen tijd meer dan ooit d6 uitdrukking geworden van wat er in elk volk omgaat, wat het bezighoudt en wat er Ieeft in zijn geest en gemoed. In kunst en literatuur en wetenschap en boeken van allerlei ge- aardheid moge zijn dieper wezen zich uit- spreken en zijn ziel zelve tôt openbaring komen, de krant, de pers is als 't ware de directe weerspiegeling van wat zich meer aan de oppervlakte beweegt en onder den onmiddelijken invioed staat van de omstandigheden en dageljjksche gebeurte- nissen. Het is de weerspiegeling van het meer tijdelijke, dat daarom telkens andere vormen aanneemt. Maar onder deze ver- anderde vormen is een vaster ondergrond, waarin het meer wezenlijke zich uitspreekt. En dat komt meer nog dan in den inhoud in den vorm der dag- en weekbladen tôt uiting. Met vorm is hier niet bedoeld, althans niet in de eerste plaats, het formaat der couranten. Zeker ook dat heeft beteekenis, zoo men tenoainste daaronder het formaat in het algemeen, niet van ieder blad af zonderlijk, begrijpt en formaat in den zin van uitgebreidheid, aantal bladen. Maar hoofdzakelijk wordt hier met vorm bedoeld de bepaalde rubrieken, in tegenstelling met wat er in iedere rubriek dagelijks gezegd wordt, de verhouding der adver- tenties tôt het redactioneel gedeelte, de inhoud der advertenties enz. Voor vorm zou men wellicht ook toon kunnen zeggen, ofschoon hiermee het be- grip ook niet geheel juist zou worden aangeduid. Het best is de bedoeling dus uit te drukken door van vorm en toon en ook inhoud gezamenlijk te spreken als van den vorm der pers. En in dezen zin gsnomen spreekt zich in het alge meen de geaardheid van een volk en de toon, waarop zijn publieke leven gestemd is, in dien vorm vrij duidelijk uit. De waarheid van deze bewering, die bij het overwegen van wat de pers ten slotte is dadelijk in het oog springt, kan men ook gemakkelijk controleeren door het bekijken van de groote bladen der verschillende landen, die allen hun eigen cachet hebben, waarin zrj de geaardheid van hun volk openbaren. Vergelijk maar Hollandsche met Fransche, Duitsche en Engelsche kranten. Maar zie daarnaast dan de Amerikaansche kranten. Zij wij- ken weer geheel af van de Europeesche, van welke ze met de Engelsche nog de meeste overeenkomst vertoonen. En in deze afwijking verloochenen ze niet de wat druk doenerige, schreeuwerige, opper- vlakkige, maar ook practische aard der Amerikanen en het zakelijke en drukke en lawaaierige van hun openbaar leven. Wat aan een Amerikaansche krant opvalt is het kolossale. De Amerikanen houden immers van het reusachtige, het groote meer dan het grootsche. Zij zoeken het in de kwaliteit. En hun hoofdbladen vertegenwoordigen dan ook in één num- mer ten naasten bij een boekdeel. Een nummer van 125 bladzijden in het for maat onzer groote bladen is geen zeld- zaamheid. Meer dan de helft dier ruimte wordt veelal ingenomen door advertenties, een bewijs wel van het drukke zaken- leven, maar ook van de zucht naar reclame en van een sterk begrip van de beteekenis dier reclame. Die reclamezucht openbaart zich ook in de talrijke vetgedrukte letters, de schreeuwerige opschriften en de vele hoofden. Ook in het redactioneel gedeelte zijn de Amerikaansche bladen erg gui met vetgedrukte opschriften en drukke, schreeuwerige hoofdjes. 't Is, of ze je ailes toe willen schreeuwen, uit vrees, dat je 't ander niet verstaan zult. Het drukke, jachtige en oorverdoovende van van hun leven maakt dat misschien veelal noodig, maar ons doet het vaak onaange- naam aan. Dat drukke, jachtige, oneven- wichtige komt ook tôt uitdrukking in de enorme verscheidenheid, doordat men er alleen heel korte artikeltjes in vindt. Degelijke beschouwingen, al was het maar een enkel, wat dieper gaande beoordeelin- gen over kunst en wetenschap en derge- lijke vindt men er niet in. Het redactio neel gedeelte bestaat uit nieuwe en korte artikeltjes, over een moorddrama, een echtscheidingsproces en dergolijke. De omvang maakt dus, dat er een enorme ver scheidenheid is en dit geeft aan de bladen iets kaleidoskoopachtigs, dat vermoeit. In zijn gedachten ziet men een drukke, Amerikaansche straat, waar ailes door elkaar heen jacht en toetert en raast. En de hoeveelheid der plotselinge indrukken verwart en doet onwillekeurig de oogen sluiten. In de advertentie-rubriek treft de over- stelpende massa aanprijzingen van kwak- zalversmiddelen, een bewijs van de bizon- dere zorg, die de Amerikaan aan zijn gezondheid besteedt, maar ook van den eigenaardigen stand der Amerikaansche medische wetenschap en van het gebrek aan bekwame artsen. Ook in het redac tioneel gedeelte is vaak een rubriek voor allerlei vragen de gezondheid betreffende, die echter allerminst medisch behandeld worden. Zoo geeft de geheele Amerikaansche krant een ander beeld dan de Europeesche en vooral dan de Hollandsche, die in veel opzichten van de Amerikaansche als het ware het tegengestelde is. Vergelijking met andere, met Duitsche en Fransche kranten, zou minder groote verschillen doen zien, maar toch even goed het ver- schil in volksgeaardheid uitdrukken. Maar aan de Amerikaansche laat zich de tegen stelling en daardoor ook de waarheid, dat in de pers de volksaard tôt uitdrukking komt, wel het duidelijkst demonstreeren. Mr. K. In de zitting van Vrijdag j.l. werden o.m. de volgende zaken behandeld VERDUISTERING VAN GELD. Daarvoor staat terecht Laurens 42 jaar, wissellooper te Nieuwe Schans, thans gedetineerd. De tegen hem uitgebrachte dagvaarding luidt „dat hij omstreeks in den ioop van de maanden Januari, Februari en Maart 1921 in het arr. Winschoten opzettelijk ver schillende aan anderen toebehoorende geldsommen in het geheel een bedrag van f 1600 althans van ongeveer 1200, welke geldsommen hij als wissellooper tegen geldelijke vergoeding ten behoeve van de kassiers K. Parrel te Winschoten en Ph. Polak te Oude Pekela. bij ver schillende menschen op wissels en kwi- tantiën geïnd had en had laten innen en uit dien hoofde anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend." De heer W. B. Wildeman, kassiersbe- diende bij den heer Parrel zegt, dat beklaagde wel eens wissels en kwitantiën inde voor 't kantoor Parrel. Beklaagde werd daarvoor beloond naar tarief. De heer Parrel is wegens ziekte afwezig. Getuige noemt de wissels en bedragen op die hij of den heer P. in genuemde maanden ter inning heeft meegegeven ten bedrage van f 904.06. Beklaagde heeft dat geld niet op 't kantoor afge- dragen. Hij kwam anders een of twee- maal per week afrekenen. Beklaagde heeft hierop geen aanmer- kingen. De heer D. A. Kuipers, procuratie- houder bij den heer Parrel te Winschoten, verklaart als de heer Wildeman. Getuige voegt er nog aan toe, dat beklaagde aan den heer Parrel gezegd had, dat hij de gelden had verloren. De heer I. J. Polak, kassier te Oude Pekela, wonende te Winschoten, zegt, dat beklaagde voor 't kantoor wissels en kwitantiën inde. Hij werd daarvoor pro- centsgewjjze beloond. Den 9 Maart j.l. was beklaagde op 't kantoor gekomen met de boodschap, dat hij de gelden had verloren. Het totaal bedrag hem aan wissels meegegeven was ruim f 700. Bekl. rekende elke week op 't kantoor af. De heer A. Mulder, wissellooper te Winschoten, zegt, dat met den bekl. was overeengekomen om ter gelegenheid wissels voor hem te innen. Getuige had te Mbeden voor bekl. geind een bedrag van f 329.86 en 114.73 en een wissel te Oostwold ten name van de wed. E. Kremer groot f 58.46. Deze gelden heeft hij aan den beklaagde afgedragen. De heer S. de Boer. wissellooper te Winschoten, verklaart, dat ook hij wel eens wissels en kwitantiën inde te Nieu- wolda. Zoo inde hij van den heer Wedde te 't Waar een wissel groot f 66.10 en een dito van den heer Haan te Nieuwolda groot f 18.25. Deze gelden heeft hij aan den beklaagde afgedragen. De opperwachtmeester A. Verbeek te Winschoten zegt, dat de beklaagde op den 8 Maart j.l. bij hem is gekomen zsggende, dat hij zijn portefeuille met ongeveer 1600 had verloren, welk geld toebehoorda aan de kassiers Parrel en Polak. Later heeft beklaagde bekend, dat hij dat geld ten eigen bate heeft aan- gewend. Beklaagde bekent. Hij had zich die gelden toegtëigend. Hij had gespeeuleerd in marken, welke speculatie hem was mislukt. 't Bedrag voor den heer Polak, zegt hij, was 722.06. Hij had een be drag van ongeveer 1600 niet aan de kassiers afgedragen, doch ten eigen bate aangewend van dat geld heeft hij ook schulden betaald. Toen hij wissellooper was had hij eens f 100 te weinig ontvangen, welk bedrag hij wiide dekken door speculatie in mar ken. Hij geraakte steeds dieper in de misère. Hoopte steeds dat de markenkoers hooger zou worden. Ten einde raad heeft hij aan de kassiers gezegd, dat hij de gelden heeft verloren, en daarvan ook aan de politie kennis gegeven, alsmede een advertentie doen plaatsen. Hij had ongeveer 35 salaria per week volgens informatiën. Een bedrag van 440 heeft hij ver- stopt gehouden. Het O. M. acht het wettig en overtui- gend bewijs volkomen geleverd zoodat alleen de straf nog bepaald dient te wor den. ZEA. had het eerst gedacht om een voorwaardelijke veroordeeling te vorderen, om beklaagde in de gelegenheid te stellen langzaam de verduisterde gelden terug te betalen. Spr. komt hiervan terug en vor- dert veroordeeling tôt 2 maanden gev. De heer Mr. W. R. Emmen Riedel, be- klaagdes verdediger, geeft een beschrijving van de levenswijze van den beklaagde, die eerst in Duitschland een schilders- affaire had, doch na den oorlog in Neder- land terugkeerde. Werk werd niet gevon- den, ailes was even duur, doch eindeiijk is hij in functie gekomen als wissellooper. De te min ontvangen f 100 in 't begin van zijn wisselloopersaffaire heeft hem parten gespeeld. Hij durfde dit niet te zeggen tegen zijn lastgever, en dacht dit geld op den duur terug te kunnen ver- dienen. Dit is hem niet gelukt en daar door is hij in de misère gekomen. Na het procès te hebben nagegaan, gelooft pleiter, dat een voorwaardelijke veroordeeling hier op zijn plaats is, en heeft ZEG. de eer daartoe te concludeeren. Pleiter zegt ten slotte, dat, wanneer de beklaagde voorwaardelijk wordt ver- oordeeld, hij volgens informatie direct als schilder geplaatst kan worden aan de woningbouw te Nieuwe Schans. Dan bestaat er kans dat beklaagde langzaam zijn schulden kan terugbetalen. Spr. vraagt ontslag van den beklaagde uit den preventieve hechtenis, welk verzoek echter door de Rechtbank wordt geweigerd. ONEERBARE HANDELINGEN. Overtreding van art. 251bis W. van Str. Daarvoor staat terecht Dirk P. 36 jaar, colporteur wonende te Hoogezand, thans gedetineerd. Deze zaak wordt met gesloten deuren behandeld. Naar wij vernemen is dé eisch tôt zijne veroordeeling twee jaar gev. DIEFSTAL VAN GOEDEREN. Aan Harm K., 40 jaar, arbeider te Hoogezand wordt ten laste gelegd dat hij in die gemeente op eon of meer tijdstip- pen gedurende 1921 heeft weggenomen en zich toegeeigend eenige draaiers, twee schaven zonder messen, een stuk drijfriem, eenige planken en een stuk riggeldraad, ailes toebehoorende aan J. van den Berg. Eisch 25 boete of 25 dagen hecht. Uitspraak heden 14 dagen. Te Amsterdam is opgericht de N. V. Bureau tôt Uitgave van Geheel- Onthouders Lectuur „Bugol". Het maatschappelijk kapitaal bedraagt 10.000.—verdeeld in 100 aandeelen van 100.— Op de statuten is bereids de Kon. bewiliiging verleend. Tôt Directeuren zijn benoemd de heeren N. Buijten en M. G. H. Schipperheijn en tôt commissarissen de heeren F. W. M. Uzuret, J. Lichtenveld en J. Harders, allen bekende personen in de onthou ders wereld. Het kantoor der vennootechap is ge- 5 Hoe rjjper onze ervaring wordt, hoe ruimer ook onze blik en hoe enger ons hart. Door d. 1* BRUYERE. (Nadruk verboden.) 4.) Ze plaatste de VaaS op een naast haar rustbed staande tafel en trok daarna een ring van onvergelijkelijke schoonheid van den vinger en reikte dien den kunste- naar over. Deze kuste de hem toegereikte hand en sprak „Hoe schoon deze ring ook zijn mag, hij is nog slechts eer» zwakke herinnering aan de stralende oogen van Uwe Hoogheid. „Dan hoop ik, dat u vaak komt", antwoordde de Prinses „om u te overtuigen, dat mijn oogen voor u steeds het vriendelijkste licht hebben, als de hemel" voegde zij er schalkslachend aan toe „in het kleurenspel van de regenboog." Terwijl Isabey den ring aan het eerste lid van zijn kleinen vinger stak, werd de portière even opgeheven en verscheen een gelaat met scherpe, beslist hatelijke trek- ken, kort grauwend haar en kleine ste- kende en doordringende oogen. De eenigs- zins vooruitstekende lippen lachten, maar toch verdween niet de trek van ironie van het gelaat, dat aan een op den loer liggenden vos herinnerde. Hst hoofd volgde een mager, doch krachtig gebouwde, niet forsche gestalte in het galakoatuum van een grootwaar- digheidsbekleeder, de breede, roode band van het Legioen van Eer liep van den schouder af, het zilveren kruis glànsde op de borst. Zucht, bijkans onhoorbaar, gleed de binnentredende over het zachte tapijt tôt nabij het rustbed der [Prinses. Hij droeg een groot bouquet van viooltjes in de hand en boog zich diep, doch met de waardigheid van een man, die zich ook zelfs tegenover de zuster van den wereld- heerscher nog een eigen wil en een zekere zelfstandigheid voorbehoudt. „Ah de hertog van Otranto", sprak de Prinses, terwijl haar wonderschoon ge- teekende wenkbrauwen zich een weinig samentrokken en in den verwonderden toon een licht verwijt klonk. Isabey verhief zich en begroette met een officieele buiging den chef der keizer- lijke politie, welker draden de heele wereld omspanden, en waarvoor zelfs in den schoot der familie geen geheim bestond. „Ik weet het", sprak Fouche, door den keizer met rijke gift tôt hertog van Ot ranto verheven, „dat uwe Keizerlijke Hoogheid bevel gegeven heeft, niemand toe te laten buiten weinige gelukkigen, waartoe natuurlijk de groote Isabey wel behoort, terwijl de arme hertog van Ot ranto aangewezen was, het rijk van schoonheid en aanminnigheid niet binnen te mogen treden. „Maar" voer hij spottend lachend voort „de minister van politie is als het hert der Giieksche fabbelleer, dat zijn tooverring de kracht gaf, onzichtbaar overal binnen te dringen en zijn vereering voor de meest geestvolle, en schoonste prinses der wereld moest niet zoo groot zijn, als die inderdaad is, dat hij niet van zijn macht gebruik zou maken, om zijn huldiging en zjjn geluk- wenschen aan haar voeten te leggen." Hij boog nogmaals en reikte de Prinses zijn bouquet over. Pauline lachte. „Ik moet mij wel", sprak zij, „evenals de heele wereld voor de geheime en onoverwinnelijke macht van de politie bukken. En daar u nu toch eenmaal hier is, heer hertog, blijft u en betuig ik u mijn dank voor uw op- merkzaamheid." Zij genoot een oogienblik de heerljjke geur der viooltjes en wierp toen den ruiker naast zich neer. „Ik begrijp het wel", sprak Fouché, ,,dat de koningin der schoonheid en aan minnigheid aan ons hof dat beteekent dus van de wereld zich liever in het heiiigdom der kunst met den hoogepriester terugtrekt, dan het droge onderhoud van ons, arme slaven van den arbeid, aan te hooren maar, mijn genadigde Prinses, de politie heeft toch immer één voordeel boven aile anderen takken van de regee- ring, dat is haar alwetendheid, welke in 't bij zonder bij de dames waardeering vindt, die toch, zooals men zegt, allen van moeder Eva de zoo beminnelijke zwakheid der nieuwsgierigheid geërfd hebben." „Ach, mijn hertog", antwoordde de Prinses lachend, „u zegt daar een com pliment en een impertinentie in éènmaal. Wat zullen toch de andere hofdames, de Keizerin en Koningin Hortense en aile andere zeggen, als ze hooren, dat u mij tôt Koningin der Schoonheid promoveert. Wat zou u zeggen, als u tegenover haar stond „Ik zou zwijgen, Keizerlijke Hoogheid,' sprak Fouché, „wijl ik overtuigd ben, dat aile dames ook zonder mijn bewering, overtuigd zjjn, van datgene, wat u vleierij noemt hier durf ik spreken omdat ik de waarheid kan zeggen." De Prinses lachte. „En een impertinentie is het", voer ze daarna voort, „dat u aile vrouwen, mij inbegrepen, voor nieuwsgierig verklaart. Ik tenminste, ben van dat gebrek vol komen vrij." „Ik heb niet van een gebrek gespro- ken", beweerde Fouché, „ma»r van een beminnelijke zwakheid doch, waar uwe Keizerlijke Hoogheid beveelt, zal ik zwij gen een vleierij te zeggen, verbiedt mijn geweten, maar de waarheid te ver- zwijgen, mag ik mij veroorloven." »Met u moet men niet beginnen", riep de Prinses ,ook onder de bloemen van uw galanterie schuifelt de slang doch" voegde ze er plagend bij, „al te zeer vrees ik toch niet voor u want ik moet het bekennen, waarde hertog, „ik geloof weinig van die alwetendheid." „Stel u mij dan eens op den proef, Prinses", sprak Fouché op uitdagenden toon. „Nu dan", zei Paulina, „u is hier binnen getreden, ofschoon ik bevolen had, nie mand toe te laten, doch dat beteekent weinig, want niemand van mijn lieden zal het wagen den minister van politie in ernst den toegang te weigeren maar" voer ze na eenig dralen voort „ik wil aan uw alwetendheid gelooven, als u me zegt, wat ik deed, voor u hier binnentrad." „De opgave, die u mij stelt, is werkelijk al te gemakkelijk, Prinses", lachte Fouché. „U bewees mijnheer Isabey de eer, een bouquet viooltjes van hem aan te nemen, waarvoor hij een porseleinen vaas schil- derde, met aile portretten der Keizerljjke familie." De Prinses wierp een snellen blik op de vaas. De beschilderde zijde stond van den spreker af. „Inderdaad, u wordt goed bediend, mijnheer de hertog neem u in acht, mjjnheer Isabey, in uw atelier, voor de geheime agenten van den hertog. En toen Toen, om dit geschenk, dat onschatbare waarde heeft, als aile stukken van den grooten meesler der kunst, waardig te beloonen, schonk u mijnheer Isabey den diamant vtn uw 6igen hand, dien hij daar aan de spit3 van zijn kleinen vinger draagt." „U doet mij bjjkans schrikken, mjjn heer", sprak de Prinses ietwat streng, „want ik weet, dat we alleen waren en ben zeker, dat het geen uwer geheime agenten gelukte, zich in mjjn vertrekken te verbergen." „Het zou hen gelukken" beweerde Fouché uitdrukkelijk, „als het moest en het moest, als Z. M. den Keizer het beval. Ditmaal echter", voegde hij er lachend aan toe, „wart,n mijn agenten slechts mijn eigen oogen, die verstaan te zien en mijn hoofd, dat te combineeren weet ik zei het u, di9 opgave was te gemakkelijk." „Nu", sprak de Prinses met schuwen blik, „ik vrees meer uw oogen en uw hoofd dan uw agenten." „Die beide tôt uw dienst zjjn, Prinses", luidde Fouché's antwoord, Ben ik heb slechts één wensch, dat u eenmaal van mijn macht, waarover u zoo geringschat- tend spreekt, gebruik zal willen maken. Aile dames van het hof, de keizerin niet uitgezonderd, hebben herhaaldelijk mij iets^te bevelen gehad, en ik rekende het mij tôt een eer er aan te voldoen, en hoop dat ze tevreden waren. U echter heeft tegenover mij nog nooit den gering sten wensch uitgesproken, en toch zou het mij buitengewoon gelukkig maken, u mijn vereering door mijn diensten te bewijzen." (Wordt vervolgd.)

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1921 | | pagina 1