De kleine Preiect. 51e Jîiargang WOENSDAO 1 JUNI 1921 No. 42 Brukker-ïïitgever T. K EBEME1 FEUILLETON. ïûg©sondeïi Stukken. wordi gelezsn ta H08REZÂMD, Kiel-WtadfcwsefKrepswolde, Westarbnsak, Foxhal, SAPPEMEER, SLOCHTEREN3lddôbaranHalliiia, Ssislidwclda, Kalhasj FaxhanSoharmer, Harkstoda, Lageland, ûvsrsehîid, TEH BOER, ROORODiiK, NQQROERûEK, 2U108R0EK, MUNTENDAM, ZUÎDLÂREN, MOÛRDL.AREN, MARES mi Kantongerecht te Zuidbroek. •♦♦♦♦♦♦♦♦■♦♦♦♦♦♦♦♦J Qfiicieel Orgaaa voor H90GEZAND, SAPPEMEEB Dit BLAD ynrscbtjnt iederen WOEN8DAG en ZÀTERDÀG, ABONNEMENTSPKIJS per drio nsasnden 60 cent bij yoor- uitbetaling. Franco per post 75 cent. v.h. BORGESIUS ZOON. SAPPEMEEB. Tel. 413. ADVERTENTIËN van 1—5 regels 50 cent, ieder regel raeer 10 cent. Insending van advertenties Dinsdagsmiddags en Vrijdags- middaga voor 12 uur. Voor het plantsen van Advertentiën betrefFende Handol on Nyvorhold fs voor de siad Gronlngeu alleex gorechtigd het algemeen Advortentiebureau van H. WESTENBORG, Munnekeholm S, Groningen, Tel. 772. - Voor Advertentiën en Reclames hniten de provinçie Groningen is alleen gerechtigd het Àdverlentiebureau «EOiLLANDIA" 's Gravenhage, Tel. H 7614. MHMMPJ—II Ter terechtsitting van Woensdag 25 Mei zijn de navolgende peraonen veroor- deeld Wegena een beweegbare brug met een zwaardere vracht dan 2500 K.G. berjjdeu, zonder er voor eerat posten over te leggen J. M. te Midwolda, tôt 20 b. af 14 d. h. Wegena in de gemeente Wildervank den openbaren weg met een motorrijtuig berjjden met eene grootere anelheid dan 25 K.M. per uur N. v. Z. te Aaaen, tôt 12.50 b. of 8 d. hG. P. v. G. te Veendam, en R. D. te Anloo, ieder tôt 10 b. of 7 d. h., en S. V. te Wilder vank, H. D. te Muaselkaaaal en D. S. te Aaaen ieder tôt 7,50 b. of 5 d. h. Wegena aau de politie een valschen naaco opgeven J. V. te Stadakanaal, tôt 12,50 b. of 10 d. h. en H. M. te Win- echoten tôt f 5 b. of 4 d. h. Wegena openbare dronkenachap B S. te Muntendam tôt 8 X 7 d. h., E. A, te Hoogezand tôt 15 b. of 12 d. h., J. H. te Winachoten tôt 8 b. of 6 d. h. G. P. te Muntendam, K. M. te Veendam en J. S. te Stadakanaal ieder tôt /6 b. of5d.h., W. B. en K. de V. te Veendam, P. S. K. T. en H. O. te Wildervank ieder tôt 4 b. of 3 d. h. Wegen8 het Kieldiep met een motor- vaartuig bevaren met eene grootere anel heid dan 50 M. in de minuut M, v. d. A. te Kielwindeweer tôt 2 X 10 k of 2 X 7 d, h, Wegena niet voldoen aan een bevel van de politie F. J. te Wildervank tôt 7.50 b. of 5 d. h. Wegena straatschenderij. P. F te Fox- hal tôt 6 b. of 5 d. h. Wegena zonder vergunning een wapen bjj zich dragende G. v. d. D. Hoogezand tôt 6 b. of 5 d. h. met verbeurdver- klaring van het in bealaggenomen dolk- mea. Wegena kippen op een anders grond laten loopen G. B. te Vesndamtot /5 b. of 4 d. h. Wegen8 te Hoogezand vee over de voet- paden leiden S. W. te Onstwedde tôt 5 b. of 4 d. h. Wegena overtreding van de wet op de hondfidolheid A. B. te Muntendam, E. V., J. T. N. en T. t. V. te Wildervank, J. H. en J. D. te Hoogezand, G. D. te Nieuwolda en F. B. en B. L. te Noord broek. ieder tôt 5 b. of 3 d. h. en J. W. te Muntendam tôt 3 b. of 2 d. h. ieder met verbeurdverklaring en laat tôt uitlevering van den hond, bij niet vol doen hieraan te vervangen door 25 b. of 14 d. h, voor F. B,, door 5 b. of 3 d. h. voor T. t. V., J. H. en G. D., door/3 b. of 2 d. h. voor J. W., door 2.50 b. of 2 d. h. voor B. Ldoor 1 b. of 1 d. b. voo J. T. N., A. b. en E. V. en door 0.50 of 1 d. h. voor J. D. Wegena rijden met een motorrijtuig zonder rij- cf nummerbewijs M. J. W. te Hoogezand K. R. T. te Smilde en C. D. Goede miinieren veredelen en ver- auugenamen het maatschappelyk A' leven. te Sappemeer, ieder tôt 2 X b- 2 X 2 d. b., en M. t. B. te Groningen en H. J. te Zuidlaren ieder tôt 3 b. of 2 d. h. Wegena op Zondag arbeid verrichten L. H. te Kolham tôt 3 b. of 2 d. h. Wegena ovortreding der IJkwet J. V. te Winachoten, tôt 2 X 3 b. of 2 X 2 d. h., met verbeurdverklaring van de ge- wichten. Wegena het maken van nachtrumoer B. N,, A. D. en J. 8. te Hoogezand en B. F. en H. E. v. D. te Veendam ieder tôt 3 b. of 2 d. h., en L. P. te Veendam tôt lb. of 1 week tuchtscbooi. Wegena rijden met gekoppelde voor- tuigen U. M. te Heiligeriee tôt /3 b. of 2 d. h. Wegena rijden met een voertuig zonder liekt K. B. te Ooatwold, tôt 3 h. of 2 d. h. Wegens rijden met een rijwiel zonder licht J. D. te Zuidbroek J. K. en A. B. te Noordbroek, E. H R. H. v. D G. D., G. V. en J. L. L. te Veendam, K. V., K. W., J. M,, A. R., E. S., G. v. d. L. en B. D. te Muntendam, R. V., W. v. d. L. P. W., M. Z., H, Z., J. H., D. R., B. V G. v. d. S., K. K., H. M., G. L., F. E. Hr L., A. L., en H. L. alien te Wilder- vdnk, H. M., A. B., E. W. J. H. D. J. H allen te Stadakanaal, O. B. te Sappemeer, E. SA. B., F. B., J. R. H., J. B. en H. W. te Hoogezand, J. M. te Nieuwolda, S. Z. te Nieuwe Pekela, H. de B. te Anloo, T. S., U. O., en S. O. te Ooatwold, J. S. te Winachoten, P. v. d. L, te Sloch- teren ieder tôt 3 b. of 2 d. h. en F. K. te Hoogezand, tôt 1 b. of 1 week tucht scbooi. Wegens overtreding der trekhondenwet N. L. te Slochteren tôt 2 X 2 b. of 2 X d. h. Wegens margarine verkoopen, zonder den naam «margarine" op de winkeideur of het winkelraam vermeld hebben N. de R. te Scheemda, tôt 2 b. of 2 d. h. Wegens rijden met een rijwiel op een voetpad H. de J. te Sappemeer, J. A. M. en T. A. te Veendam, A. R. te Wil dervank, W. J., H. D., en M. v. d. V. te Winschoten, P. O. te Groningen en G. L. te Gieten tôt 1 b of 1 d. h. Wegens rijden met een rijwiel zonder bel E. L. te Muntendam tôt 1.50 b. of 1 d. h. Wegens ala werkgever geen rentezegels plakken voor een bjj hem werkzaamd zijnd persoon K. D. te Veendam, tôt 5 X f L50 b. of 5 X 1 d. h. Wegens aan een miudsrj&rige aterken drank verkoopen G. O. te Kropawolde tôt 1 b. of 1 d. h. Teruggegeven aan zijn ouders souder toepassing van atraf D. K. te Gieten, terechtgeataan wegens straatschenderij Vrijgesproken H. B. en J. H. te Gro ningen, terechtgeataan wegena met een motorrijtuig te hard rijden in de gemeente Wildervank. Nalruk verboden. M. de if. Beleefd verzoek ik U mij een plaats- ruimte in uw blad te wilien afstaan, teneinde me te kunnen verdedigen tegen- over het Hoofd der Oosterachooi, den heer Schoemaker. 1k zou wilien beginnen mat boven mijn verweer te plaatsen het motto: Gjj, die in anderen slechts zonde vindt en schuld, Van leelijke gedachten ia vast uw ziei vervuld. laimers van wat booze dingen wordt ik niet si beschuldigd ik ben een leu- genaar, lafasrd, vleier, verrader, ja wat niet al meer De achrjjver heeft zeker brj 't opstellsn gedacht Ik zal hsm dade- lijk eena de voile laag geven, zoodat bij subiet plat tegen den grond Jigt. Degenen, die mij van vroeger tôt later kennen, zullen zeker dan ook wel ver- baaad hebben geataan, dat ai deze slechte hoedanigheden piotseliug in mij vereenigd optraden en dat juist de heer Schosmaker ze ontdekte. Intusachon gaat het den heer Sch. werkelijk ala een hoogapringer, die, alvorens hjj zijn acrobatische toeren gaat verrichten, een aanloopje neemt. Tooneel Vergaderzaal Oosterschool. Aanloopje: De heer Sch. vrasgt de col- lega'a cf hjj namens hen mag apreken. De saltomortale: Op de vorige vraaggeeft eerat niemand antwoord tôt eindelijk alleen een ander Hoofd het woord neemt en zegt „Laten we dat nog niet doen, Mijn- heer de Voorz. Ik wensch mijn oordeel nog eerat op te schorten en wil ook nog eerat met mijn personeel over de zaak apreken. We kunnen dan op de verga- dering van a s. Maandag altijd nog zien, hoe we wilien handelen." (la dit misschien ook een bewuste onwaarheid, Mijnheer Sch. Welnu, hierop zei niemand ieta, ook ik zweeg, natuurlijk, wat behoef ja daar ook op te zeggen (Hoogstena kan men zeggen „J», dat ;s goed," zooals een der onderwijzereaaen deed, maar 't behoeft Diet-) Geredeneerd nu volgens de methoda- Schoemaker „Die zwijgt, stemt toe", is het duidelijk, dat allen het met de laatste spreker eens waren en de heer Sch. niet gemachtigd was namens de onderwijztrs te apreken. Laat ik mjjn tegenstander echter nog even in den waaD laten, dat hij dit tcèl mocht namens een groot deel (zooals hij zelf zegt), dan is het toch eveneens duidelijk, dat tôt dat deel onmogelijk konden behooren het zoo straks gtnoemde Hoofd en het ge- heele personeel, waarmee dat Hoofd van plan was nog es te praten. (Tôt dat personeel behoor ook ik.) Immers door deze conferentie zou dit personeel van gedacht9 kunnen verandsren. Automa- tiach voigt hieruit, dat de onderwijzers van bedoeld personeel verplicht waren het hun Hoofd ta zeggen, indien ze het over- bodig achtten nog met hem te spreken. Ze deden dit niet, waaruit voigt, dat ze wel genegen waren met hem te coofe- reeren, waardoor dit goheeie personnel onmogelijk gebonden was aan den heer Sch. (Is deze eenvoudige gedachtengang niet voor de hand liggend De vergadering in de Oosterschool was hiertnee geoindigd en ik concludeer krach- tons 't voorgsande nadrukkelijk De heer Sch. mocht niet spreken namens de aan- wezigen, zelfs niet namens een groot deel daarvan, ook niet namens mij, aiieen voor zijn eig9n personeel (waardoor hij reeds vôôr de vergadering' was gemachtigd). Hij kon alleen meenen te spreken namens een groot deel. In dit verband haal ik even aan, dat ik in mijn eerste atukje dezelfde conclusie heb getrokken (men zie aidaar en ik zou reeds hierbjj dadelijk den lezers de vraag kunnen voorieggeu, of ik in mijn schrijven niet volkomen gerechtigd was asn BEaniga onderwgzers" te vragen. waarom zjj zich aanmatigden te schrijven „Ue onderwijzers van Sappemeer hebben nadrukkelijk verklaard, dat enz. Iets verklaren en dan nog wel nadrukkelijk doet men toch zeker bij monde van iemand, en die iemand was niet benoemd Met deze saltomoriaie van den heer Sch. (logisch redeneerend môet men wel tôt mijn conclusie komen staat en valt zijn geheele beteog. Ik zou hiermee kunnen volstaan maar vril ook de andere uitdrukkingen de revue laten pasaeeren, teneinde ze terug te brengen tôt datgene, wat ze zijn aller- treurigate uitdrukkingen en insinnaiies van 't laagste soort, een Hoofd eener School onwa&rdig Tweede tooneel. Vergaderzaal van den heer Boa. De conclueies van den heer Sch. zijn hier niet ongelijk aan de evoluties van een koorddanser op het koord. Het Hoofd der Chr. School zat eerat het standpunt der Ger. onderwijzers uit- een. Daarna 't Hoofd der Oosterschool, die zegt zeker namens een groot deel der onderwijzers te spreken, ala hij beweert, dat ze niet te vinden zijn voor een onder- deel tôt opluistering der kermis, evenmin voor een schoolfeest tijdens de kermis later zal getracht worden een algemeen schoolfeest te organiseeren. Ik noteer hierbij, dat het Hoofd kon meenen te mogen spreken namens e6n groot deel der ond., gemachtigd daartoe was hij niet (mijn con clusie boven Door mij is toen nog „een kiein op- merkingetje gemaakt", (zooaia de heer Sch. 't uitdrukt.) Ik sprak aldua „Mijn- heer de voorz., ik zou nog wel graag een kleine toelichting wilien vragen. U hebt kunnen hooren, dat men niet veel gevoelt voor medewerking bij een mogelijk onder- deel der kermis, en wat dat betreft ben ik het met den vorigen spreker eens ook ik zou er niet voor te vinden zijn, als 't dat werkelijk werd. Wat is nu eigenlijk Door d. 1. BRUYERE. (Nadruk verboden.) 9.) „U heeft", vroeg hij, terwijl Charles met al de appétit van een vjjfectwintig- jarige de tafel aller eer aandeed, u heeft de Keizer gezien De Prinses deeide mij mee, dat Z M. met u sprak." "„Ja, mijnheer de Hertog", riep Charles. „Z. M. verscheen, terwijl ik de Prinses mijn gelukwensch voordroeg en had de genade, buitengewoon vriendelijk met mij te spreken o, ik zal nooit den blik vergeten, toen ik zoo tegenover den groo- ten held stond, die Frankrijk van de ver- derfelijke heerschappij der Jacobijnen bevrijdde". Fouché trok de wenkbrauwen samen hij zelf was een der ergate Jacobijnen geweest, doch het door zjjn geluk oe- dwelmde jongmenach dacht in de verste verte niet aan de mogelijkheid, dat een hertog van het keizerrijk, door allen aria- tocratischen glana van zijn booge positie omgeven, toenmaala zoo ijverig daaraan had medegewerkt, den laatsten drager van den kroon op het schavot te brengen. „Ik koorde" voer hij voort, „de stem dea Keizers ala klokgelui, al inijn zinnen waren verward en toch drong ieder zyner woorden diep mijn hart door." „En hy aprak met u over poiitiek vorschte Fouché. „Ik had de Prinses", ging Charles voort, „de godin des vredes genoemd en hasr gebeden den krijgsgod den vredeatak te reiken, opdat hij bet vadarland, ïijk aan lauwers, de zegeningen des vredes zou brengen." „En daarover werd de Keizer niet boos vroeg Fouché steeds opmerkzamer. „Integendeel", antwoordde Charles, „hij roemde mijn overtuiging en was onte- vreden op de vijandan, die het hem on mogelijk maakten, den vrede te hand- haven. 01" voegde hij er huiverend bij, „ik zou voor aileo ter wereld niet tôt zijn vjjanden wilien behooren en alleen reeds in de aarde verzinken, nog voor cie spits van zijn zwaard op mij gericht werd." Fouché biikta getroffen voor zich. Hij heeft hem geroemd, dacht hij ,om- dat hij naar vrede vorlangde, en ik wordt gewanti'ouwd, omdat ik tôt vrede raad, die vrij toch behoeven om rustig het ver- worvene te genieten. Zou ik mij dan toch in hem vergist hebben, zou hij toch het rustig bezit van z'n troon ateiien boven gevaren en nieuwe onzekerheid 't la nauwelijka te geiooven, eu toch „De Keizer", sprak hij denjoDgenman scherp opnemend, „k&n niet van den vrede houden, mijnheer hij is inder- daad de oorlogsgod, zooals u hem noem- de, de strjjd is zijn element, de oorzaak van zijn roem en zijn macht." „Neen mijnheer de hertog, neen 1" riep Charles, terwijl hij zich zelf nog een glas Bourgondiôr inschonk, „neen, u vergist zich, de Keizer houdt van vrede, hij wil dien, verlangt er naar en haat hen, die hem tôt den strijd dwingen." Was dat zijn werkelijks overtuiging, dacht Fouché dan zou men naar zijnzin handelen, als men den weg tôt vrede effende- Wel zou het denkbaar zjjn, dat hij sltcbts een oorlogszuchtig waeker aannam, om angst en schrik te brengen men kan ied6r beheerschen, selfs dezsn trotscheu Titaan, aia men maar zijn geheimste gedachten kent. „En de Keizer heeft met u over uw aansteliing gespro- ken BNeen, mijnheer, neen" weerlegde Charles snel. De gedaehte schoot hem door ,t hoofd dat het wellicht misbruik van vertrouwen was, verder over zjjn onderhoud met den Keizer te spreken. „Neen, alleen de Prinses gsf mij den brief, dien men mij hier in 't hotei van den Hertog afnam." Fouché zag den jongen man onderzoe- kend aau. Voor een spion, dacht hij, schijnt hij te jong en onervaren en bedriegt het ge- laat vaak wellicht zal hij trachten zich in mijn vertrouwen te dringen. Neen, neen wij zullen aan het meest voor de hand iiggende vasthouden, en het wegga- worpen spseltuig der Prinses ter zijde schuiven om dan af te wachten, wat volgen zal. Zal men dan toch trachten, hem in mijn n&bijheid te breDgen, welnu, dan ben ik gewasrschuwd en zal ik mijn maatre- gelen treffen, want een spion dien men kent, ia onschadelijk. Laat men hem ginds blijven, dan heb ik in elk gev&i de Sehoone Pauline een dienst bewezen en durf op haar goedkeuring rekeaen. Zijn besluit was genomeD. Hij sprak nog een tjjdlang met zjjn gaat, maakte hem door eenige glasen champag- nog spraakzamer en trachte hem over al zjjn verhoudingen en meeningen uit te hooren. Charles bleef, ofschoon opgewonden door den vurigen wjjD, bij ailes wat den Keizer betrof, zeer terughoudend, terwijl zijn vervoering steeds hooger steeg, als het gesprek op de Prinses kwam. Fouché kreeg aldus de overtuiging, dat Charles ala speeltuig van de vorsteljjke luimen der Prinses gediend had, of voor zijn jaren en zijn uiterijjk buitengewoon goed wist te veinzeD, waarom het hom raadza&m leek, hem te verwijderen, en daardoor beslist onschadelijk te maken. „Nu mjjn jonge vriend", sprak Fouché na een half uur ongeveer, ^laat ons thans eens over uw aansteliing sprekeD, die de Prinses voor u vrasgt. Haar wensch ia mjj natuurlijk een gebod, dat ik te eerder uitvoer, wjjl ik mij nu persoonljjk van de groote gaven van haar beschermeling heb overtuigd. Op 't oogenrjiik zjjn er in mijn ressort weinige posten open en on der deze schijnt mij de meest goschikte voor u, die van Prefect van politie op het eiland Elba. U vindt daar een voor- treffeljjk klimaat, een aangename omge- ving een licht te besturen bevolking, die juist in een jongen man als u, welHra haar voile vertrouwen zal stellen. Wel is 't wat ver van Parjjs verwjjderd", aprak hij er met een bjjzondere blik bij. Charles meende niet goed le verstaan een prefect was zoo iets ongeloofljjk vooruaams, zoo hoog, oribereikbaar voor hem, dat hij niet begreep, voor zoo iets in a&nmerking te kunnen komen. Zijn gelaat teekende ontsteltenis. Ah dacht Fouché, ik heb me niet vergist, die vorvrijdering bevalt hem niet, en dsarom des te meer mo9t bij weg. „Wst de bezoldiging betreft", voer hjj voort, „die bedrasgt twintigduizend franc bjjzondere uitgaven voor den dienat uitgenomen. Ala vergoeding voor uwe reis ontvacgt u een a&nwijzing op de Keizerlijke kaa van tienduizend franc, doch ik zou dan ook gaarne zien, dat u zoodra mogelijk uw ambt aanvaardde. De prefectuur is reeds eenigen tjjd vacant, en ik vind het gewenscht, daar iemand vol toewjjding te weten, voor wiena be- uw bedoeling, wilt U een schoolfeest in dan gewonen zin van het woord, n.l. in de echolen, cf wilt U misschien ieta anders MisschienT dat de ond. daar dan wil voor te vinden waren Kan men daaruit nu ieta anders be- sluiten, dau dat ik wel véôr een schoolfeest tjjdens de kermis kon zijn Als ik er tegen waa, zou ik toch zôô niet apreken Echter, de heer Sch. concludeert op een andere manier hij moet zich staande houden op het koord en zegt: „Behou- dens een klein opmerkicgetje zweeg de de heer Smid en atemde dua toe. Ik wil hier naar voren halen, dat ik 't eer8te gedeelte rnjjner vraag eens was en nog ben met den heer Sch. Ook thana denk ik daarover nog preciea eendor, en ala 't geval werkeljjk een stuk kermia- opluistering wordt, zou ik daaraan thana evenmin wilien meewerken, Zeker Die- mand, die er goed over nadenkt, zal d&t den onderwijzers kwaljjk kunnen nemen. In mjju eerste stukje ben ik „Eenige onderwjjzGrB" daarover ook niet aange- vallen, alleen over de beide andere punten van huu schrjjven (schoolfeest tijdens de kermis en kweatie kermiçstaangeld) de betreffende vrasg van mtj aan „EeDige onderwjjzers" slaat aileen op die beide punten, Ik concludeer diia andsrmaal 1k was niet gebenden aan den heer Sch. of de anderen dit door hifn zwjjgen wel waren, beschouw ik nog ala een open vraag. De klucht speelt verder. Qpmiju vraag antwoordt de Voorz., wat* aile toen aan- wezigen zeker nog wel weten, n.l. dat er nog heele maal niets door V. v. V. besloten wsa, dat hjj niet wist, of e| wel voldoende geld beschikbaar was voor een schoolfeest, en dat hjj daarom voorstelde een commissie te vormen, teneinde verschillende dingen nader te kunnen besprejten. Op zijn vraag, wie in de commisse zitting wou nemen, zei niemand iets. ook ik niet. Nu zal ieder het zeker met me eena zjju, dat men daarom nog niet tegen eventueele voorstellen van de V. v. V. behoeft te zijn ieder kan zjjn persoonljjke rédenen hebben, dat hjj niet in de commissis zitting nemep wil. Zoo had ook ik die 't zijn dezelfde redenen, waarom ik een week eerder niet op een uitnoodiging van de V. v, V. ben iogegaan om verschillende dingen betref- fend9 zang, waarvôor mijn liefde toch zeker bekend mag heeteD, te regelen. En alweer wordt mjjn zwjjgen mij door den heer Sch. ten nadeele uitgelegd. Toen niemand antwoordde op de vraag van den Voorz., viel de hamer en de vooratelling waa afgeloopen. „De heer L. Smid waa een dergenen, dis door woord en gelach na afloop der vergadering bljjk gaven,zeer met den ailcop te zijn ingenomen," zegt de heer Schoe maker, Zéker heb ik na afloop gelachen, natuurlijk, waarom ook niet Nooit eerder van mjjn leven maakte ik zéô'n verga dering mee, r.66 kort en zôô eigenaardig. Ik herinner me nog, dat een der aanzit- kwaamheid eu overtuigmg mij het woord der Prinses waarborgt." «Prefect van Eiba tienduizend franc stamelde Charles, die ateeds grooter oogen opzette „o, mjjnheer, dat ia meer dan ik ooit had durven hopen. Mijn wenschen beperkten zich tôt een of andere plaats aan een bureau." Ah dacht Fouché, hij wil niet gaan, en daarom moet hjj te gauwer op reis. «Houd maar moed, mjjn jonge vriend", zei hjj, Hgjj zult u in die vreemde positie spoedig genoeg thuis gevoelen, aia gij slechta goed uit uw oogen ziet en het vertrouwen der bevolking tracht te wiu- uen voor den dienat vindt u betrouw- bare smbtenaren." „Mijn God I" riep Charles, terwjjl hij met de handen naar zjju voorhoofd tastte, „hoe zal ik de Prinses daar voor mijn dank breDgen «Daar moet u wat mee wachten", zei Fouché met seherpeu blik, «H. K. Hoog- heid ia naar de b&den te Barôge gegaan, 't is heel niet bekend, wsnneer ze terug zal komen." «Nasr de baden riep Charles. «Dan zal ik haar niet meer zien, haar niet meer mijn dank kunnen batuigen «Gij zult daarvoor later gelegenheid vinden", antwoordde Fouché, «voor heden hebt gij hoogere plichten, door welker stipte naleving gij de Prinses op de beats wijze kunt dank zeggen. En nu, mijn heer de prefect" sprak hjj, opataand, «dient u uwe voorbereidende maatregelen te tréffen." Hij trad snel in het kabinet naast het salon en schreef een aanwijzing voor tien duizend francs, die hij Charles beleefd overreikte. (Wordt vervolgd.)

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1921 | | pagina 1