Offlcieel Orgaaa Yoor HOOGEZAND, SAPPEMEER en SLOCHTEREN.
HET PORTRET.
51e Jaargang
ZATEKDAG 10 DECEMBER 1921
No. 98
Van week tôt week.
YOETBAL.
FEUILLETON.
Kantongerecht te Zuidbroek,
■7
VerscbUnt Woenadag» en Zaterdaga. Drnkker-Uitgever: T. K. EREHEB, Sappemeer.
EER8TE BLA U.
WEERKALENDER.
Zondag 11 December. Maandag 12.
Dinsdag 13. Woensdag 14. Don-
derdag 15. Vrijdag 16. Zaterdag 17.
Voile Maan Donderdag 15 December.
Achteruit.
De regeering wees ia haar memorie van
Antwoord op het voorloopig verslag over
Hoofdstuk I der Staatbegrooting voor 1922,
op den zorgvoilen toeatand der Rijks-
financiën.
De vlottende schuld, die apreekt van
een tekort a»n eigen toekomsten tôt dek-
king der Staatsuitgaven, is tôt een aan-
tnerkflijke hoogle gest< gen. Nn»r yerluidt
reedts ver over een h*lf milliard.
EerlaDg zal dan ook moeten worden
overgegaan tôt het afdoen van deze schuld
door een Staatsleening.
Eenerzijds kau dan achulddolging plaats
hebben anderzijds echter maken we op-
nieuw schuld en verhoogen we hetgeen
jaarlijks aan rente en aflosaing moet
worden opgebracht niet onaanzienlijk.
En dat, terwijl de Staatabegrooting reeds
een tekort aanwgst van 50 millioen, een
bedrag, dat naar velen meening zal blij-
ken minstens 100 pet. te laag te zgn.
En dan zwijgen we er nog uaaar van,
dat naar algemeene gevoelen de période
der daleude rijkaiukomsten ia aangebroken.
Het Nederlandsche volk moet zich deze
dingen bewust zijn en zich daarvan ten
voile rekenachap geven.
De lasten zijn reeds zwaar. Zij jzullen
evenwel nog moeten stijgen, indien niet
ean omvangrijke vermindering der uit-
gaven kan worden verkiegsn.
Het bedrag, dat jaarlijks aan belastin-
gen wordt opgebracht vormt een aanmer-
kelrjk deel van het nationale inkomen.
Volgens een door de regeering gemaakte
berekening valt dat inkomen te stellen
op 2300 millioen gulden. Het rjjk heeft
daarvan alleen aan belastingen 540 mil
lioen en de gemeenten nog een 300 mil
lioen'
Deze cgfeis vertegenwoordigen natuur-
lgk alechts een deel van hetgean van de
inkomaten der Nederlandseh burgers voor
den publieken dienat word geabaorbeerd.
Hetgeen voor vertering en besparing
overblijft is dus betrekkelgk bescheiden
en wijst er tevena op hoezeer het alge-
meen welvaartspeil gedasld moet zijn.
De welvaart van de laatate jaren is in
hat we/.on der zaak slechts schijn in
weikelgkheiJ zijn wg sterk achteruitge-
gaan.
Aan de gevolgen van dit feit ontkomt
nieta en niemand. Noch de staat, noch
de maatBchappij, noch eenig deel der be-
volking.
Geen nieuwe belastingen.
De regeering is van oordeel, dat de
oplossiDg der financieele moeljjkheden
alleen moet worden verkregen door be-
zuiniging. Het ligt niet in de bedoeling
om in het invoeren van nieuwe belas
tingen of het verhoogen van bestaande,
het middel te zoeken om de financieele
moeilijkheden te boven te koraen.
Zij hoopt, dat de Kamer haar het trouw
blijven aar die bedoeling zal mogelgk
maken, door haar krachtig te ateunen op
den weg der bezuiniging. De reeds aan-
genomen of ingedunde belastingen op
weke opbrengat gerekend is ataan hier
natuurlijk kuiten.
De regeering verklaart verder niet voor-
nemens te zgn, tôt invoering van een
weeldebelaating een voorstel te doen.
Evenmin wenscht zij thaus over te gaan
tôt invoering van Staatserfreeht of
of tôt een heffing ineena, bestaande in
het zich torëigeuen door den Staat van
een zeker pBrcontaga in het aandeelen-
kapitaal van grooten ondernemingen en
in het vertigen van een Staatshypotheak
tôt een gelgk peraentage op het grootere
grondbezit.
Althans een klein luchtstrasltje in een
overigens donkeren nacht.
Arbtidtwetgeving.
Verschenen ia de Memorie van Ant
woord op het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer over de Staatabegrooting.
Daarin verklaart de regeering door-
drongen te s;jjn van den ernat der tijden.
Dwaaa ware het echter de oorzaak van
de malaise, wa&ronder het bedrijfsleven
ten onzent gebukt ga&t, te zoeken in
bepaalde maatregelen van aocialen aard
in dj laatate jaren, met medewerking van
de Steten-Generaal genomen. Zou dit
juist zijn, dan zou de toeatand elders
minder ongunstig moeten zijn dan ia ons
land, Het tegendeel is achter waar.
Het bevreemdt, dat thans van een over-
haaste invoering van den acht-urendag
wordt gesproken. Immers, eerst werd
van aile zijden in de Tweede Kamer bij
de regeering er op aangedrongen, dat zij
zoo spoedig mogelijk met een desbetref-
fend wetsvooratel zou komen. Trouwens,
die invoering was allerminst overhaast.
Bij de uitvoering der wet is voorts ten
voile rekening gehouden met de moeilijke
omstandigheden, waarmede de Neder
landsche nijverheid moest werken.
Over wgziging in de Arbeidswet 1919
aan te brengen, zal weldra een goede
basis van bespreking en overleg met de
Staten-Generaal aanwezig zgn, wanneer
het ontwerp in de Tweede Kamer zal
zgn ingediend.
Met genoegen vernam de regeering, dat
van aile zgden werd toegegeven, dat ook
van arbeidszgde met de eischen der
concurrentie rekening moet worden ge
houden en dat niemand het stellen van
overdreven eischen van de een of andere
greep, die van elke toevallige omstandig-
heid gebruik tracht te maken, om zich
een uitzonderingspositie te verzekeren,
in bescherming nam.
Wanneer de practijk aan deze schoone
woorden zal beantwoorden, mag met
reden worden verwacht, dat zonder
ernstige confiicten het moeilgke tijdperk,
dat wij thana beleven, zal worden door-
staan.
De regeering meent voorts, niet on-
weersproken te laten de opmerking, dat
de toepassing der wet wordt bedorven
door ambtenarij. Voorts wordt meege-
deeld, dat er op het oogenblik nagenoeg
geen enkele industrie, die met de buiten-
landsche concurrentie te worstelen heeft,
valt aan te wgzen, aan welke niet voor
korter of langer tijd een verlenging van
den wettelijken arbeidsduur is toegestaan,
zoodat de 45-urige arbeidsweek bij geen
der industrieôn oorzaak is of kan zijn
van de malaise.
Stemplicht.
Nu met vrjj groote meerderheid de
stemplicht alvast uit de grondwet is ge-
licht, zal op dezelfde gronden de aige-
heele afschaffing wel volgen. Daarover
kunnen wg ons niet anders dan verheugen.
Want het was ongetwijfeld een groot
bezwRar, dat de wetgever van het atem-
men een „moeten" maakte in denzelfden
geest als krijgadienst en belastingbetaling
Stemmen ia nu eecmaal geea „dienst",
geen „functie uitoefenen". Overheid en
volk zijn twee. In de St&ten Genera&l
spreekt het volk. En aan dit worde de
samenatelling opgedrsgen ia dien zin, dat
ieder daaraan kan meewerken die wil.
Ieder, die lid van een der politieke
partijen is, zal door zijn stem, invloed
op de samenstelling willen uitoefenen.
Hij zal ook zonder de verplichting tôt
stemmen, ter stembus tijge^. Het stem
men wordt hem een moreele plicht. En
opheffing van den stemplicht, als het
daar straks, geljjk we verwachten mogen,
toe zal komen, verandert voor hem niets.
Hij zal de opheffing der stemplicht toe-
juichen, omdat deze reeds aanleiding heeft
gegeven tôt droeve exussen. Ook om
die voor de toekomst te voorkomen, zij
de atemdwang geweerd. S.
Overzicht.
Na een Zondag van absolute voetbal-
rust laat het zich aanzien dat ga en
weder dienende er Zondag a.s. ge-
speeld zal kunnen worden. Voor den
N. V. B. is het wedstrgd- programma
echter zeer klein. Het Noord-Nederlandsch
elftal gaat namelijk in Hamburg het
Duitsche dito bekampen. Vrij belangrgke
wijzigingen zgn er ten slotte nog in de
ploeg gebracht, die daardoor tevens aan
den gewenschten „kleurrijkdom" gewon-
nen heeft. Of dit elftal echter sterker
zal zgn? We hopen op een zege der
Noordelgken, maar erg gerust zgn we er
toch niet op.
In de le klasse slechts de wedstrgd
zonder publiek Upright—G. V. V.
Hier zullen de zwarthemden wel met
gering verschil weten te winnen en zoo
doende G. V. V. nog dieper in den fata-
len hoek drukken. In II A twee Friesche
wedstrijden. Friesland—Alcides II, een
overwinning voor de thuisclub en Leeu-
warden—Frisia II waarin de partgen
elkaar weinig ontloopen. In II B slechts
W. V. V. IIAchilles II, de eerste
thuiswedstrgd der rood-zwarte reserves.
Een gelgk spel lijkt ons hier niet uit-
gesloten.
Se klasse Hier de belangrgke wed
strgd G. V. A*. V—Warffum. Winnen
de kanaries dit dan zgn ze een heel eind
op weg naar 't Kampioenschap Verder
de plaatselijke ontmoeting Attila II—Aler
te waarin we den gasten de beste kans
geven.
G. V. B. Sappemeer II mag een bezoek
gaan afleggen bij Winschoten pas door
Bato geslagen de Winachoters zullen
wel ailes in 't werk stellen om hun
kansje op een kampioenschap te behouden.
Verder H. S. C. III—Veendam III te
Hoogezand, welke wedstrgd de kraaien
die hard aan 't afdalen zijn ter afwisse-
ling maar eens moesten winnen. Sappe
meer III gaat naar Wildervank en zal
vandaar zeker wel ten minste een puntje
mee terug brengen. Veendam IV—Zuid-
broek II zal wel op een zege der gasten
tiitloopen.
Ter tereehtzitting van Woensdag 7
December 1921 zgn de navolgende per-
sonen veroordeeld.
Wegens openbare dronkenschap A. B
te Muntendam E. B te Sappemeer, en
R. G te Stadskanaal, ieder tôt 10 d. h.
H. A. te Muntendam, tôt 7 d. h, E. B.
te Muntendam, tôt 16 b. of 12 d. h.
B. T. te Muntendam, tôt 8 b. of 6 d. h.
S. B. te Muntendam en A. S. te Stads
kanaal (W) en J. D. te Noorddijk, ieder
tôt f 6 b. of 5 d h. en J. D. te Munten
dam en R. N. en H. S. te Wildervank,
ieder tôt 4 b. of 3 d, h.
Wegens in de gemeente Wildervank
te licht brood verkoopen, J. G, te Stads
kanaal, tôt 10 b. of 8 d, h.
Wegens niet voldoen aan een bevel
van de politie, A. S. te Muntendam tôt.
8 b. of 7. d. h. en H. V. te Wilder
vank tôt f 6 b. of 5 d. h.
Wegens overtr. der jachtwet J. S. te
Westerlee, tôt f 8 b. of 6 d. h. en
J. H, R. H. en H. J. N. te Hoogezand
ieder tôt 8 b. of 2 d. h.
Wegens overtr. wapenwet B. S. zonder
bekende woonpl&ats tôt /7.50 b. of 5 d. h
met verbeurdverklaring van den wapen-
stok.
Wegens overtr. arbeidswet, S. C. te
Martenshoek, tôt 7 b. of 6 d. h. H. J. L.
te Veendam en A. B. te Westerlee, ieder,
tôt 6 b. of 5 d. h, J. v. d. V. te Stads
kanaal (W) tôt 8 X 5 b. of 3 X 4 d. h.
P. V. te Sappemeer tôt 2 X b. of
2 X 4 d. h. H. J. H. te Sappemeer,
J. B. te Martenshoek en B. M. B. ta
Termunten, ieder tôt f 6 b. of 4 d. h.
P. S. te Veendam tôt 2 X 4 b. of
2 X d. h. E. de G. te Termunten, tôt
8 X 3 b. of 3 X 2 d. h. J. W. te
Termunten, tôt 2 X f 3 b. of 2 X 2 d. h.
en R. A. te Nieuwolda, tôt f 4 b. of 3
d. h.
Wegens vanaf een rgwiel een paard
besturen, H. B. te Slochteren en J. P.
te Groningen, ieder tôt f 6 b. of 5 d. h.
Wegens overtr. waterschap Oldambt.
S. H. te Scheemda tôt 4 b. of 3 d. h.
Wegens vee op anders grond laten
loopen Tj. L. te Woldendorp tôt /4 b.
of 3 d. h.
Wegens overtreding Leerplichtwet
A. B. te Veendam. tôt 5 b. of 4 d. h.
A. B. en P. S. te Veendam, ieder tôt
De goede mensch straft, de slechte
wreekt zich.
Uit het Duitsch vertaald naar een novelle
van Wiihelm Hauff.
12)
Voor zeker, ik heb ailes, ailes naar
waarheid en nauwkeurig verteld."
„En dit meisj^", ging zg verder, „is
missehien hetzelfde, waarvan gij laatst
hebt gesproken Herinnert gij u niet,
toen wg van Victor en Chlotilde spraken,
dat gg mij gezegd hebt, dat gij hopeloos
bemindet. Is zij 't voorwerp uwer liefde
„Zij is het, zeide hij treurig „neen,
gij lacht mij om deae dwaasheid niet uit,
gij gevoelt te diep, dan dat gg dit bela-
ohelijk zoudt vinden. Ik weet ailes, wat
er tegen ingebracht kan worden, ik schold
mij zelf dikwijls genoeg een dwaas, die
een schaduwbeeld najaagt ik weet im
mers niet eena of zg mij bemint."
„Zij bemint u", riep Jozephe onwille-
keurig uit, maar over haar eigene woorden
blozend, veegde zij er bij „Zg moet u
wel beminnen, gelooft gg dan, dat zooveel
edelmoedigheid geen indruk moest maken
op een meisjeshart van zeventien jaren,
en in aile hare woorden, die ge ons hebt
medegedeeld, lag, of ik moest mg zeer
vergissen, groote liefde voor u opgesloten."
De jorgo man scheen verrukt naar
hare woorden te luisteren. „Hoe dikwijls
riep ik mg ditzelfde toe", sprak hg, wan
neer ik zoo geheel zonder troost was en
treurig in 't verleden terugblikte maar
met wat doel toeh Missehien om mij
nog ongelukkiger te maken. Ik heb dik-
wgls met mgzelf gestreden, heb in het
gewoel der menschen verstrooilug in
bezigheden verdooving gezocht, het mocht
mg niet baten. Steeds zweefde mij het
liefelgke, ongelukkige wezen voor oogen.
Mgn eenige wenseh was haar slechts
nog eenmaal te zien. Het is thans nog
mgn wenseh, ik mag het u bekennen,
want gij weet mgn gevoel t,e waardeeren.
Ook deze reis ondernam ik alleen, wgl
mijn verlangen mij voortdreef haar te
zoeken, haar nog eens te zien. En wan
neer ik dan over dien wenseh nadenk,
betrap ik mij dikwijls op de gedachte,
hw voor altgd te bezitten. Jozephe, gij
richt uw oog van mij af? O, ik versta
u gij denkt, een schepsel in dergelgke
omstandigheden en wier positie zoo ge-
heimzinnig is, zou ik niet durven kiezen.
Gij denkt aan het oordeel der menschen.
Aan dit ailes heb ik ook dikwijls gedacht,
maar zoo waar ik leef, wanneer ik haar
zco terugvind, als ik haar verliet, ik zou
niemand dan mgn hart raadplegen. En
zoudt gij mg dan zoo streng beoordeelen
Jozephe
Zg antwoordde niet nog steeds afge-
wend met het hoofd leunende op de hané,
gaf zij hem een boek en verzocht hem
voor te lezen.
Hij nam het dralend aan en zag vra-
gand naar haar op. Het was de eerste
maal, dat hg haar gedrag niet recht wist
te verklaren. Maar zij wenkte hem te
lezen en hg gehoorzaamde, ofsehoon hg
nog graag zgn hart langer had laten
spreken. Hij las in 't begin verstrooid.
Maar langzamerhand frok hem het onder-
werp aan, bet ontfrok meer en meer
zgne gedachten aan het vorige gesprek,
en eindeljjk werd hij geheel meegesleept,
zoodat hg onder het lezen niet merkte,
dat Jozephe hem vol weemoed aanzag,
dat hare blikken vol teederheid op hem
rustten, dat haar oog zich dikwjjls met
tranen wilde vullen, die zg slechts met
moeite kon terughouden. Eerst na ge-
ruimen tijd eindigde hg en Jozephe had
zich in zooverre hersteld, dat zg kalm
over 't gelezene spreken kon, maar toch
was het den jongen man, of hare stem
nu en dan beefde, alsof de vroegere ver-
trouwelijkheid, die zg den vriend van
haar echtgenoot bewezen had, verdwenen
was. Hij zou zich ongelukkig gevoeld
hebben, wanneer niet die lichten de straal
van een warmer. gevoel, die uit haar oog
hem tegenblonk, deze gedachten weer-
sproken had.
Wgl de baron eerst tegen den avond
zou terugkeeren en Jozephe zich na het
voorlezen in hare kamer had teruggetrok-
ken, besloot Frtben zich ten minste
eenige uren aan zijne kwellende gedachten
te onttrekken, en gedurende den heeten
middagtijd voor het eten wat te dutten.
In het prifiel, dat hem door zoo menig
schoon oogenblik, dat hg met de bemin-
nelgke vrouw er in had doorgebracht,
dierbaar was geworden, legde hg zich op
de mosbank neer en sliep spoedig in.
Zgne zorgen volgden hem niet door de
poort der droomen, slechts aangename
herinneringen vereenigden zich tôt liefe-
lijke, bekoorlijke beelden. Het meisje uit
de St. Severin straat kwam tôt hem
zweven, en vertelde hem van hare moeder
met hare smeltende stem. Hrj knorde
op haar, dat zij zoo lang op zich had
laten wachten, daar hg toch steeds den
eersten en den vgftienden was gekoman
hij wilde haar tôt straf kussen, maar zij
wuerde hem *f. Hij hief d»n plui»r op
en dwong haar, met de hand hare kin
omhoog heffende, tôt hem op te zien
en het was Don Pedro, die zich in de
kleeren van het meisje gestoken had, en
Diëgo, zgn knecht, lachte zich half dood
om de onbetaalbare grap.
Dan was hij weer in Stuttgart bij de
sehilderij-verzameling. Men had ailes an
ders geschikt, en hoe hij de zalen door-
zoeht, het dierbare beeld was niet te
vinden. Hg weende, hij begon te roepen
en luid te klagen. Toen kwam de gale-
rijbediende en verzocht hem stil te zgn
en de beelden niet te wekken, die thans
aile sliepen. Opeens zag hg in een hoek
de langgezochte schilderg hangen, doch
niet het borstbeeld, zooals vroeger, maar
levensgroot. Zij zag hem plagend met
schelmachtige blikken aan. Zij trad be-
vend uit de Iijst en omarmde den onge
lukkige. Hij voelde een heeten langen
kus op zgne lippen
Zooals het wel eens gaat, dat men in
den droom meent te ontwakcn en droo-
mend tôt zich zegt, dat men slechts ge-
droomd heeft, zoo scheen het thans ook
den jongen man te gaan. Hij meende
door den langen kus gewekt te zgn, de
oogen te openen un zie, een bloeiend ge-
laat, dat hem bekend daeht, had zich
over hem neergebogen. Vol vreugde over
den zoeten adem, de warme kussen, die
hg inzoog, sloot hg weder de oogen, hij
hoorde een geruisch, sloeg de oogen nog
eenmaal op en zag eene gestalte in zwarten
mantel, met zwarten hoed en groenen
sluier wegzweven. Juist toen zij om een
hoek wilde verdwijnen, keerdo zg zich
nog eens om. Het waren de trekken
van het geliefde meisje, maar e venais
toen, had zg het halfmasker weer aan-
genomen.
(Wordt vervolgd.)