Edele
H ARTEN.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD
Officieel Orgaan voor Hoogezand en Sappemeer
71e Jaaréanj* ZA TÊRXIAXi 32. A nrfiietuc -UUX. n
71e Jaargang
ZATËRDAG 16 Augustus 1941
Oplaag 8000 exemplaren No. 32
Dit BLAD verschijnt ZATERDAGS
Franco per post f 1.20 per jaar.
Drukker-Uitgever T. K. KREMER
SAPPEMEER ïh T JopBl?r^1l817IJoS&Zn- Telefoon 213.
Inzending van advertenties vôôr Vrijdagmiddag 12 uur.
TUINBOUWSCHOOL
te Sappemeer.
Oogsten met oordeel
is oogsten met voordeel.
Het gevolg.
Uit het boek.
,,Gedachten van
Fredcrik den Groote".
Frederik den Groote, kern-
spreuken van den Staatsman,
soldaat en denker.
„De strijd om de Fjorden"
een Noorsch oorlogsdagboek
door Overste Getz, comman
dant van de 5de brigade van
het voormalige Noorsche
leger.
Uitgave W. J. Thieme en Cie.,
Zutphen.
,,Hoe sterk is de Britsche
vloot
door Dr. Otto Groos.
FEUILLETON.
OOSTGOORECHT
wordt huis aan huis gelezen te HOOGEZAND, Kiel-Windeweer, Kropswolde, Westerbroek, Foxhol, SAPPEMEER, Borgercompagnie, SLOCHTEREN Siddehuren
Hélium, Kolham, Harkstede, Scharmer, Lageland, Overschild, NOORDBROEK, ZUIDBROEK enz. UaeDUren' octlIiawolde,
Hoofdredacteur R. F. KREMER, Sappemeer.
HoogezandSappemeer is een be-
langrijk centrum voor Tuinbouw in
de provincie Groningen. De ontwik-
keling van deze cultuur is reedsjaren
geleden bevorderd door het geven van
cursussen en door de exploitatie van
den gemeentelijken proeftuin. Onge-
twijfeld hebben deze cursussen en de
proeftuin het hunne bijgedragen tôt
den uitbouw der cultures. Anderzijds
zijn de economische toestanden, nu
eens gunstig, dan weer ongunstig,
daarop van grooten invloed geweest.
Van hoeveel nut de cursussen ook
zijn geweest, de tijden, waarin wij
leven, hebben de behoefte doen gevoe-
len aan uitgebreidere en diepere kennis.
En zoo mogen wij ons erover ver-
heugen dat met medewerking van de
Directie van den Landbouw het streven
naar een centraal gelegen onderwijs-
inrichting met een gunstigen uitslag
is bekroond.
De praktijkschool voor groenten- en
fruitteelt te Sappemeer, gebouwd op
den proeftuin, is zoo goed als gereed
en zal eerstdaags worden geopend.
De school is bestemd voor toekom-
stige kweekers. Daarom worden alleen
leerlingen toegelaten, die in het tuin-
bouwbedrijf werkzaam zijn en die reeds
met vrucht het onderwijs hebben
gevolgd aan een land- of tuinbouw-
winterschool, lagere tuinbouwschool
of een algemeenen tuinbouweursus, of
die een daarmede overeenkomende
kennis bezitten.
Het onderwijs, dat gegeven wordt,
betreft de théorie en de praktijk van
de vollegronds- en glascultuur voor
groenten- en fruitteelt. Aan de school
is een laboratorium verbonden. In de
school wordt theoretische kennis op-
gedaan, terwijl de proeftuin, welke een
oppervlakte heeft van 4 HA., gelegen-
heid zal bieden tôt toepassing van het
geleerde in de praktijk. Dat zal
mogelijk zijn zoowel voor de groen
ten- als voor de fruitteelt.
Er wordt gedurende 1 dag per week
lesgegeven, 11.1. 3 uur théorie- en 3
uur praktijklessen, terwijl de geheele
cursusduur ruim i'/2 jaar bedraagt met
in totaal 75 lesdagen, zoodat met
weinig tijdverlies voor het bedrijf,
waarin men werkzaam is, een beter
vakopleiding mogelijk wordt.
Uit deze korte mededeeling kan het
nut der school worden afgeleid. Er
wordt dan ook niet aan getwijfeld,
dat deze onderwijsinrichting in de
provincie Groningen in een behoefte
De persdienst van het Ned. Agr.
Front schrijft
Eerst op het land stond de tarwe te wuiven,
Voordat de sikkel er doorsneed met lust.
Maar toen de zomerzon de aren deed bu gen
Uit was het ruischen en uit was de rust.
Werd ze gesneden in schoven gebonden.
Stond ze gebonden in garven goudgeel.
Werd ze gedroogd op de zengende gronden.
Toen op den wagen gebracht naar de deel
(F. Bastiaanse).
Reeds ratelen de machines hier en
daar tusschen het koren, reeds worden
de zeisen gescherpt om het rijpe graan
te maaien, reeds staan hier en daar de
schoven op den akker. De oogsttijd
is aangebroken. De droogte is oorzaak
dat op verschillende plaatsen vroeger
geoogst wordt dan wenschelijk ware,
want op de hooge akkers is het koren
doodgebrand inplaats van natuurlijk
gerijpt. Dat is echter het risico, dat
de boer loopt, dat is een factor die
hij niet in de hand heeft, evenmin als
zijn koren verhagelt of er ziekte komt
onder zijn vee. De boer begrijpt, meer
dan menig ander wasdom en gedijen,
liggen in des Hoogsten Hand. Als het
koren echtcr gemaaid is, kan het
oogsten toch nog zeer ongelijk ge-
schieden. D.w.z. overhaast of met in
achtneming van verschillende regels al
naar gelang de weersomstandigheden
zijn. In de eerste plaats kan het schoven
zetten op verschillende wijzen plaats
vinden. Niet iedereen besteedt daaraan
altijd voldoende zorg. De garven
worden ook wcl eens tegen elkander
geslingerd op een wijze of men denkt
dat er nooit regen zal komen en
nooit wind. We weten voorts te goed
hoe verschillend de boeren reageeren
op het weer tijdens het oogsten. De
een heeft zijn koren veel vlugger droog
dan de ander, hoewel op beider akkers
evenveel regen is gevallen of even
weinig zon heeft geschenen. Niet
iederen boer heeft voldoende geduld
om zijn tijd van oogsten af te wachten.
Velen willen vooruit met hun werk,
willen collega's in tempo de loef
afsteken en rijden reeds met den wage*
naar den akker op een tijdstip dat het
koren amper droog is. Zij halen hun
oogst te vroeg binnen. Maar als
buurmans wagen naar den akker rijdt,
kijkt de collega ook nog eens bij zijn
schoven en als dan de vrouw vraagt
is ons koren ook niet droog, die en
voorziet en dat haar werk, zoowel
voor de Kweekers zelf als voor de
geheele gemeenschap, zegenrijk zal
zijn.
die halen al binnen, dan breekt zijn
weerstandsvermogen fen hij haalt ook.
Want het binnentrekken bij den een
werkt aanstekelijk op den ander.
Straks wordt er gedorscht in het
stof, straks zit de haver goed in de
broei, straks wordt het graan aan de
P.I.C.A. geleverd en gewaardeerd op
B met drogen of zelfs op C plus
drogen en de klaagzangen zijn niet
van de lucht. Er is verschil tusschen
hetgeen de een doet en de ander.
Werken met oordeel is werken met
voordeel zegt terecht een spreekwoord.
De eene boer wacht ook met oogsten
z'n tijd af, de ander is te vlug. De
oogst droog binnen rijden ligt niet
altijd, maar wel dikwijls aan de boer
z^lf. Te vlug binnen halen kan tijdelijk
voordeelig lijken, maar geeft veelal
schade bij het dorschen en nog meer
bij het afleveren van het zaad. Schade
dus voor den boer bij de uitbetàling,
maar ook schade aan het graan, dat
ons volk moet voeden.
Daarom akkerbouwers groot en
klein oogst met overleg, wacht tôt
Uw koren droog in schoven of schel-
ven op het land staat en laadt het
dan op den wagen naar Uw schuur
of deel, maar niet vroeger.
Uitgave, P. N.vanKampen
en Zoon N.V. Amsterdam,
1941.
Het is ongeveer twee eeuwen ge
leden, dat Frederik II als verlicht
vorst heerschte over Pruisen. Aan het
eind van zijn loopbaan gekomen, gaf
hij in het Fransch zijn „Mémoires"
uit, waaraan de in het hierboven ge-
noemde boekje herdrukte spreuken en
uitspraken stellig voor het grootste deel
zijn ontleend.
Ze hebben voor een groot deel ook
thans, twee honderd jaar later, nog
haar waarde behouden. Het boekje
geeft, in keurigen vorm, behalve een
aantal gedachten van den grooten
Frederik een achttal portretten van
den vorst op verschillenden leeftijd en
verschaft den lezer daardoor een uit-
stekend beeld van dezen vorst, veld-
heer en zooals hij zichzelf gaarne
noemde ook filosoof.
Er komt ons uit deze bladzijden
een goed en nobel mensch tegemoet,
een vorst, die als vader over zijn
onderdanen wilde regeeren, en die hen
in de eerste plaats wilde dienen en
goed doen een chef van soldaten met
humane ideeën zoowel tegenover zijn
onderhebbenden als tegenover zijn
tegenstanders een idealistische denker
over leven en dood en derzelver
beteekenis.
Een boekje, dat wij gaarne aile
staatslieden, militairen en menschen
ook van onzen tijd ter lezing zouden
aanbevelen, omdat zij er allen stellig
iets in zullen vinden, dat, mits niet
slechts mooi gevonden, maar ook be-
leefd, hen beter zal maken, beter als
mensch en beter geschikt voor hun
taak.
Wiè belang stelt in den gang van
zaken tijdens den oorlog in NoorWegen
vindt in dit boek van Overste Getz,
die een belangrijke roi heeft gespeeld
in de verdediging van Noord-TrGnde-
lag, een document van groote waarde.
Het is een, op het eerste gezicht
uiterst sobere afdruk van de verschil
lende berichten, bevelen, brieven, die
van het régiments- en brigade-bureau
zijn uitgegaan maar wie deze gegevens
aan de hand van het in het boek
opgenomen kaartjemet aandacht volgt,
ontdekt daarachter de tragische ge-
schiedenis van een leger, dat met groote
dapperheid vocht en den strijd tôt het
uiterste volhield, maar ten slotte niet
kon ontkomen aan zijn noodlot, dat
bepaald was door de geringe geoetend-
heid, de slechte uitrusting en het
totaal gebrek aan de noodige wapens
en munitie.
Hadden de geallieerden, zooals
oorspronkelijk in de bedoeling lag,
voldoende hulp geboden en waren ze
niet op het kritieke moment zonder
voorafgaande waarschuwing plotseling
weggetrokken, dan zoude zaak wellicht
nog anders zijn verloopen. Maar onder
de gegeven omstandigheden was er geen
andere oplossing.
Niet alleen oud-millitairen, ook den
Nederlandschen burger zal dit boek
interesseeren. Er is overeenkomst en
verschil tusschen den strijd van het
Nederlandsche en het Noorsche leger.
Beide hebben de eer gered en gedaan
wat mogelijk was in de hachelijkste
oogenblikken van hun geschiedenis,
al hebben de Noren, vocwal dank zij
de betere terreingesteldheid voor een
verdediging, het langer weten vol te
houden.
Een boek, om te lezen en te be-
studeeren, en dan in de kast te zetten,
om het te bewaren als een waardevol
document voor de latere geschiedenis.
Uitg: Gebr. van Cleef,
's-Gravenhage 1941.
Uiteraard zal bij de verdediging van
Engeland de Britsche vloot een zeer
voorname roi spelen, daar het geheel
door water is omringd en de tegen-
stander derhalve uiteindelijk deze
wateren moet oversteken om op het
Britsche eiland den strijd voor goed
te beslechten. Ongetwijfeld zal daarbij
de Engelsche vloot tusschen beide
komen en ailes in het werk stellen
om eventueele landingsmanoeuvres te
verijdelen. Juist in dat verband is het
van belang te weten hoe het gesteld
is met de huidige sterkte van de
Engelsche vloot. De Duitsche vice-
admiraal Dr. h.c. Otto Groos vertelt
daarover in zijn hierboven genoemd
zoo juist verschenen werkje een aantal
belangwekkende bijzonderheden. Hij
belicht daarin onder meer de zoo
belangrijk gewijzigde omstandigheden.
De Engelsche Marine moet zich thans
niet alleen te weer stellen tegen de
vloot van den vijand, maar wordt
even een s dagelijks bestookt door
afdeelingen van het Duitsche lucht-
wapen. Bovendien is het slagschip in
den huidigen strijd ter zee verouderd
en te kwetsbaar voor mijnen en torpe-
do's. Daarbij komt nog de kwestie van
de financiering. Besteedde Engeland
vroeger verreweg het grootste deel van
de voor landsverdediging uitgetrokken
gelden aan de Marine, thans moet
deze vrijwel gelijk opdeelen onder de
luchtvloot en het expeditieleger. Dat
beteekent ten naaste bij een halveering
van het voor de Engelsche Marine
bestemde geld, terwijl met name de
slagschepen in de laatste kwarteeuw
zooveel ingewikkelder en kostbaarder
zijn geworden. Deze en andere factoren
bespreekt vice-admiraal Groos en komt
daarbij tôt de conclusie, dat Engeland
er thans niet meer tegen opgewassen
is zijn uitgestrekte impériale belangen
over de geheele wereld te behartigen
en te verdedigen.
17
Onze Kuno is een arme kerel 5 be
halve zijn leelijk dienstpaard heeft hij
maar één mageren knol, die erbarmelijk
te lijden heeft van de ingespannen
ritten, waarop onze Mars hem trak-
teert. Neem nu medelijdend dien ouden
stakker op genade-stal en stuur onzen
dapperen huzaar een fiin-ken jongen
draver in ruil."
„Floris," vermaande Alex ontzet.
„Gekheid," schreeuwde de jonker
rumoerig, „tante weet wel, dat wij,
Forrens, allen op één hoop onverbeter-
lijke erfenisjagers zijn. Tante was nooit
lief voor ons, waarom zouden wij haar
zoo oneindig liefhebben, dat haar dood
ons_ leed zou doen Tante haatte ons,
toen wij haar niets misdaan hadden,
en deed nooit iets voor ons. Leer om
leer Dit is zeker ik hoop, dat tante
beter wordt tôt heil en welzijn van
haar puckjes en keezen maar dat is
ook zeker, ben je eenmaal tante's
erfgenaam, dan verkoop ik aile vier-
voetige schatjes om er Kuno een
nieuwen Rosinant voor te geven Ha,
ha, ha. ha
Champagne en succès hadden den
knaap vermetel gemaakt hij zag geen
grenzen meer en daagde in zijn roes
het noodlot uit.
„Verspeeld dachten allen doodelijk
verschrikt en het werd véél stiller.
Tante Fee had ailes langs zich heen
laten glijden en zweeg nog onheil-
spellend, toen Floris haar goeden nacht
kwam wenschen.
„Nacht, tante zei hij onbevangen.
„Floris antwoordde zij koeltjes.
„Uit uw humeur, tante Wel, ik
ben toch alleen maar oprecht geweest."
Vroolijk ging hij naar bed.
Tante Fee sliep dien nacht al heel
slec.ht gedachten woelden door haar
hoofd, vergeten herinneringen keerden
tôt haar terug, zij zag haar heel®
nuttelooze leven. Soms zag zij Alex,
dan weer Mignon in den droom en
verwarde deze twee dan telkens met
elkander. Zachtjesaan begon zij dan
weer opnieuw in te sluimeren en zag
zich weer op de heide overal om haar
heen mieren, hagedisschen en slangen
en hoe meer zij zich verdedigde, boe
feller zij op haar aanvielen.
„Floris, Floris, help schreeuwde
zij wanhopig.
„Allemaal schepselen Gods ant
woordde de knaap en lachte ladi
te dat hem de tranen over de
wangen liepen. Neen dat waren
geen tranen groote zweetdroppelen
parelden hem van het voorhoofd van
de inspanning en hij droeg haar voort
en hij was zoo vermoeid, maar hij
liep altijd voort
Nu zag zij Alex loopen, zoo hard,
zoo hard, dat zij haar nauwelijks met
het 00g kon volgen en om haar heen
sprongen de honden Vondcl en
Shakespeare, met blauwe dassen om
en nu vochten zij aile honden voch-
ten verwoed en toen zij helpen wilde,
kon zij zich niet bewegen. Maar daar
kwam een ruiter op een woest schui-
mend paard en trapte al haar lieve-
lingen dood, telkens weer rende hij
over de lijken en zij hoorde Floris zoo
luid, zoo luid lachen en roepen Leer
om leer! Tante haatte ons! Tante
deed niets voor ons Hoera, erfenis
jagers
Dan weer sprongen de katten thuis
in kasten en schalen en snoepten, en
Alex verdreef ze en hield de wacht.
De honden liepen aile van haar weg
en daar was die vreeselijke ruiter
weer
„Genade kreet tante Fee.
„Erfenisjagers gilde Floris sarrend,
„hoera
Zoo droomde zij voort, den ganschen
nacht. Toen het eerste morgen icht
vriendelijk naar binnen keek, lag de
arme vermoeide freule Félicita einde-
lijk in een rustigen slaap verzonken.
Alex stak haar hoofdje door een
kier en verdween weer met 'n tevreden
knikje.
En Floris lachte in zijn slaap en
dronk weer Champagne.
En Albert snorkte diep en leed
niet aan droomen. Zijn slaap hield
zich met geen poëzie op, daarvoor had
hij de dagen, de heerlijke dagen.
Tante Fee was hersteld en zou
weer naar haar slot terugkeeren. Zij
was nog even stil en teruggetrokken
als bij haar komst nog even scherp
en nauwlettend namen haar grijze
oogjes ailes op. Maar in die oogen lag
toch nu en dan een nieuwe uitdruk-
king; 'n zacht, haast weemoedig
mijmeren, alsof zij ver, heel ver terug-
staarden in het verleden.
Mevrouw Ter Meèr hielp haar
eenige toiletartikelen inpakken.
„Ik hoop van harte u spoedig weer
hier terug te zien, niet als patiënte,
maar als een lieve gast, freule Van
Forren," zei de gastvrouw op vrien-
delijken toon.
Freule Fee wilde het hoofd schudden,
„Ik ben oud en geen lieve gast meer
ik pas beter in mijn oude huis daar-
ginder, dan hier tusschen aldatjonge
goed," antWoordde zij zacht en schier
mistroostig.
„Och, ga u niet weer opsluiten
tusschen die kille muren, in die spook-
achtige zalen. Heeft uw verblijf hiej-
tusscben al dat jonge, bezige leven u
dan niets geen goed gedaan
„Jawei, maar ik wil mij niet laten
verwennen, ik wil mij op mijn ouden
dag niet weer blootstellen aan teleur-
stellingen, aan bedrog en leed
„Verwacht u dan niets beters van
den omgang met de menschen wie
heeft zich zoo aan u hezor.digd, dat
hij zoodanig uw oordeel vergiftigde
De oude freule sloeg verschrikt de
oogen op naar de nog altijd mooie
vrouw en zuchtte diep.
„Stil, stil riep zij afwerend en
haastte zich om maar weg te komen.
„Kan ikdan niets meer voor u doen?"
„Zeker Als ik maar vragen durfde."
„Vraag gerusf, lieve freule
„Geef mij uw dochtertje mcde. Alex
heeft zoo weinig gezelschap en zij
kunnen u toch aile dagen bezoeken."
Verrast riep mevrouw Ter Meer uit:
„Mignon
„Ja, Mignon zei de freule ernstig
en toen, bijna smeekend als een kind,
drong zij aan „geef haar verlof, eenige
weken dan maar."
„Natuurlijk Uw verzoek verraste
mij alleen maar. Ik daclit nu, ik
dacht, dat u niet van onze Mignon
hield."
„0, die schoone, bevoorrechte schep-
sels, hoe wrced zijn zij toch Niet
van haar houden Neen, ik wil niet
van haar houden, ik wil van niemand
houden die mooi is, en ik moet het
toch. Dat is juist het vreeselijke
„Wonderlijk schepsel," dacht de
doktersvrouw, toen zij heenging om
Mignon te waarschuwen. „Wie of
wat mag haar zoo gemaakt hebben
Een uur later ging freule Fee heen,
links door Alex, rechts door Mignon
gesteund.
Floris fluisterde de doktersvrouw toe
„Wat dichterlijke vereeniging, drie
bloemen
„Tot welk soort behoort uw oude
tante dan, Floris
„Als zij geen herfstblad is, dan is
zij toch zeker een stijve chrysan-
themum
Mevrouw Ter Meer lachte.
„Zoo En Alex
„Een aardige jonge roos
„Ah En Mignon
Peinzend boog de knaap het hoofd.
„Mignon heeft zoo iets vreemds
ik denk altijd, als ik haar zie, aan
mijn lievelingsbloem, de bleek geheim-
zinnige tuberroos, die zoo geurig is
Mevrouw Ter Meer hief met haar
vinger zijn gezicht naar haar op.
„Dwaze jongen. Je wilt toch geen
dichter gaan worden
„Misschiën later En in lachen
uitbarstend, riep hij, weer overmoedig
wordend „Later, als ik tante's erfenis
te pakken heb dan kan ik mij die
weelde veroorloven, weet u."
„Kom spoedig terug, rreule," riep
de dokter de vertrekkende na, „maar
met gezonde voeten." En zijn vrouw
toefluisterend, voegde hij er bij „En
met 'n gezond hart
Zij glimlachte hem hoopvol toe.
Albert nam eerst in de laan afscheid.
Mignon diep in de oogen ziende,
fluisterde hij haar toe
„Je werd er boos om, dat we geen
familie zijn, en dat is juist 't beste
van ailes
Mignon begreep hem nog niet zij
had maar half geluisterd.
„Niet waar, Mignon drong
Albert zacht aan.
Zij glimlachte, eenigszins versirooid,
maar die glimlach was voor Albert
hoop gsnoeg en to«n Alex nu nader-
trad, nam hij zoo gelukkig en plagend
afscheid, dat het freuletje na zijn
heengaan tôt Mignon zei
„Wat 'n aangenaam mensch is toch
die broer van je
„Kom nu, kom nu riep tante
zenuwachtig en gehaast en Floris, die
haar wilde vooruitsnellen, bijna met
geweld weerhoudend.
Zij gingen het slot binnen en, o
(Vervolg op pag. 4)