Een Jaar sterft
Een Jaar wordt geboren.
Een stervend Brok
AMSTERDAM
n
LadyL
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD opgericht 1870. Officieel Qrgaan voor Hoogezand en Sappemeer
Naar het land van de Misdaad.
tm
Waarin opgenomen de ,,SLOCHTER COURANT"
wordt huis aan huis gelezen te Hoogezand, Sappemeer, Slochteren, Noordbroek, Zuidbroek en Muntendam.
Terugblik
I
Blik in de Toekomst
m
Wie wordt
ETGHFORD
74ste Jaargang
ZATERDAG 29 DECEMBER 1945
No. 71
ABONNEMENTSPRÏJS
f 1.25 p. kwart., fr. p. post f 1.50
(bij vooruitbetaling)
PKIJS DER ADVERTENTIES
12 et. p. mm. Zogen. ,,Kleintjes",
als te koop, te huur, gevraagd enz.
minim. 75 et. (bij vooruitbetaling)
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Uitg. T. K. KREMER, Sappemeer
Administratie- en Redactieadres:
Drukkerij T. K. KREMER Zn.
Noorderstr. 54, Sappemeer, Tel 213
Hoofdredacteur: R. F. Kremer.
Redacteuren: J. D. B. Lammerts
en H. Bonewit
Door duisternis tôt het liebt.
Wanneer dit nummer van onze krant
den lezers onder de ogen komt, zal het
oude jaar nog maar een paar dagen
meer te leven hebben, zal ook 1945 tôt
het verleden behoren, met al het lief
en leed, dat het ons bracht.
Het ligt geenszins in onze bedoeling
hier een chronologische opsomming te
geven van de verschillende gebeurtenis-
sen, die het jaar, dat thans sterven
gaat, ons gebracht heeft. Al evenmin
willen wij nogmaals het voile licht doen
vallen op omstandigheden en toestan-
den, die vreugde of leed met zich brach-
ten voor zo talloos velen: het heeft im
mers geen zin, wonden, die zich lang-
zaam aan weer beginnen te helen, we-
derom open te rijten. En toch mogen
enkele overpeinzingen, enige gedachten,
die onze geest bezig houden, bij het
einde van het jaar, hier hun uitdruk-
king vinden.
Het thans aflopende jaar bracht ons
vrede, waarnaar door geheel de mens-
heid met zo'n vurig verlangen werd ge-
smacht. Dit is ongetwijfeld wel de grote
idee, die menigeen thans zal bezielen.
Het bracht de vrede! En als een bange
droom, ziet men weer voor zich de som-
bere gestalten van al het leed, dat daar-
aan voorafging, gestalten, die wel ver-
vaagd en verdoezeld zijn, die wel hun
scherpe contouren verloren, maar wier
naweeën zich nog bij talloos velen doen
gevoelen, naweeën ôok, waaronder ge
heel een samenleving thans gebukt
gaat.
De sombere winter van de bezettings-
tijd, de laatste gelukkig! de zor-
gen. de martelende onzekerheid, waarin
zo velen leefden; de gestalten van hen,
die voor de Nederlandse zaak als slacht-
offer vielen; de geesten van dat onnoe-
melijk aantal ten dode gemartelden en
gepijnigden, die in concentratiekampen
en gevangenissen, hun leven lieten: zij
allen omgeven het thans ten einde spoe-
dende jaar met een bloedig aureool. En
nu mag het waar zijn, dat, als evenzo-
vele lichtende punten, opofferende hel-
denmoed en naastenliefde, ontfer-
mend medelijden en versterking van
saamhorigheid, de somberheid van dat
beeld enigszins onderbreken, de scherp-
te van de aureool min of meer doen
verbleken, het kan en mag niet ont-
kend worden, dat het overheersende
beeld van 1945 er een is van rouw en
smart, een rouw en smart, die ook nog
voortduren, om hen, die niet keerden,
om hen, omtrent wier lot men nog in
onzekerheid verkeert, hier en in Indo-
nosië.
De Vrede bracht ons 1945 of liever
het begin van de strijd om de Vrede!
Want evenals eerst de grootste der
oorlogen, die de volkeren ooit gekend
hebben, gewonnen moest worden, zo
moet ook de Vrede nog gewonnen wor
den. Immers, die Vrede, die ons in de
Kerstnacht werd aangekondigd, zij is
thans op velerlei terrein nog zo vaak
zoek, is nog o zo'n subtiele plant, die
maar al te groot gevaar loopt door een
ailes verkillende adem van matérialisme
en egoïsme weer ten dode gedoemd te
worden. Zeker, er is op velerlei gebied
vooruitgang te constateren, een voor-
uitgang, die alleen mogelijk is-, omdat
er vrede heerst. De verwoestingen en
vernielingen op materieel gebied door
den Ooorlogsmoloch veroorzaakt, zijn op
weg hersteld te worden. Het econo-
misch leven schijnt enige vooruitgang
te vertonen. Fabrieken draaien weer,
geproduceerd wordt er weer, zij het ook
in beperkte mate. Handel en verkeer
beginnen hun eerste symptomen van
herstel en wederopbouw te vertonen.
Arbeid kan weer verricht worden en
wordt weer verricht. Nederland herrijst
langzaam maar zeker op materiéel ge
bied, waar het door de oorlog zô deer-
lijk gehavend werd, dat wij jarenlang
tôt de armste volkeren zullen kunnen
behoren. Maar bracht de tijd na de be
vrijding ook herrijzing, herstel op gees-
telijk gebied? Werden door en met de
bevrijding niet alleen onze boeien van
materiële machteloosheid, maar ook die
van onze geestelijke inzinking geslaakt?
Maar al te vaak deden de eerste maan-
den van het thans afgelopen jaar ons
zien hoe ontstellend het morele peil ge-
daald was. Matérialisme en tuchteloos-
heid hadden de overhand, begunstigd
door de omstandigheden te wijten aan
onze bezetter. Maar nu deze verdwenen
is, nu de vrede gekomen is om met haar
het zij dan een schuchter licht de
diepe duisternis van ons omringende
ellende en lèed te verjagen, is nu dat
schuchtere licht er ook in gelaagd ons
drachtig samenwerken, van een wegcij-
cijferen van eigen belang voor dat van
allen, van een zich stellen onder de re
gels van orde en tucht? Wanneer men
nauwlettend om zich heen ziet, zal men
moeten toegeven, dat er hier nog veel
nog zeer veel vernield en kapot is, dal
nog niet hersteld is, aan welks weder
opbouw nog niet, althans niet uit aile
macht wordt gewerkt. Zijn de gevolgen
van morele ontsporingen reeds allen ge-
neutraliseerd Hoe staat het met de
bandeloosheid der jeugd? Heeft iets,
waarover in 't bijzonder de laatste' tijd
wordt geklaagd de omkoopbaarheid
van ambtenaren een einde genomenï
Wordt ieder op gelijke mate deelachtig
aan de voor het levensonderhoud zo
brood-nodige producten of handelt men
ook hiermee zo als men dat in oorlogs-
■tijd deed, zonder aarzelen, zonder te be-
denken, dat men z'n eigen landgenoten
berooft en besteelt, en zich dus schuldig
maakt aan het meest grove egoïsme
Groot is het leed, talloos de rampen,
ontzaglijk het nadeel dat 1945 ons
bracht in zijn loop, leed, rampen en i.a
deel op materieel en moreel gebied!
Misschien zal men ons verwijten, het
jaar, dat thans van ons henen gaat, in
al te sombere kleuren af te schilderen,
het te zwart te hebben gemaakt, mis
schien. verwijt men ons in mineur ge-
schreven te hebben. Volmondig geven
we toe, dat er ook lichtende ogenblik-
ken waren: dat het herstel der Vrede,
de vooruitgang op meer dàn een ge
bied tôt tevredenheid en voldoening
stemmende lichtpunten zijn; maar 1940
bracht te veel rampen, was te onheil-
brengend in de gevolgen en nasleep
daarvan, dan dat met een opgewekl
hart van haar afscheid genomen 1 kan
worden, tenzij
Tenzij men met een dankba.ar hart
blij is, dat een jaar vol naamloze en
mateloze ellende voor land, volk en
eenling de weg gaat van zijn voorgan-
ger, de weg der vergetelheid tenzij men
verheugd is te mogen aanschouwen de
glorende dageraad van een nieuw jaar,
dat, hoewel beginnende te midden van
een sombere tijd, voor zich ziet afge-
bakend een weg, waarlangs liggen de
mogelijkheden van een hernieuwing en
opbouw op elk gebied, moreel sociaal
en materieel, een opbuw, die 1945 be-
gon op schuchtere wijze.maar welks vol-
tooiing het overliet aan het na hem
komende jaar. ,,Per crucem ad lucem",
door duisternis tôt het licht, door de
•somberte van een 1945 tôt het licht, dat
ons bij de intrede van 1946 tegemoet
straalt.
Er ligt een nieuw jaar voor ons, het
eerste vredesjaar na vijf jaren van
strijd. En nog is het onrustig in de
wereld. De vrede is niet gebaseerd op
vertrouwen en vriendschap der volke
ren, maar het is een schijnvrede, gc-
grondvest op wantrouwen en onder-
linge vrees. En er bestaan ook scherpe
tegenstellingen in ons eigen land. Wij
Nederlanders hebben allen geleden on
der de Duitse druk, wij hebben allen
gehunkerd naar de bevrijding, maar nu
die bevrijding gekomen is, bljjkt, dat
wij niets geleerd hebben. Het gezamen-
lijk lijden heeft ons niet dichter tôt el-
kander gebracht, heeft ons niet de me-
ning van anderen leren waarderen. De
controversen zijn weer scherp als voor-
heen.
1945 bracht ons de vrede: wat 1946
brengen zal is nog niet bekend. Laat
ons echter, nu wij voor de drempel van
een nieuw jaar staan, beseffen, dat een
waarachtike vrede, in gezinsleven, in
ons land en op de gehele aarde, slechts
bereikt kan worden door vertrouwen,
wederzijds begrip en eerlijke samen-
werking.
voor te lichten op de paden van een- den opgebouwd
Een jaar gaat in een jaar verglijden.
We zijn een grens genaderd, maar er
staan geen païen, die deze grens mar-
keren. De tijd gaat verder, want is niet
de jaarverdeling slechts een menselijke
norm voor het grootse, onmeetbare, de
eeuwigheid Toch wordt aan het einde
van ieder jaar telkens weer diep ge-
zucht, en treedt men met nieuwe kracht
en herleefde moed de période in, die
als een vraagteken nog voor ons ligt,
er worden wensen gekoesterd, plannen
gesmeed. Dit geldt in het bijzonder bij
deze jaarwisseling. Oorlog, bezetting en
tyrannie hebben diepe wonden geslagen
in het gezinsleven, wonden, "die slechts
feheeld kunnen worden door Vadertje
ijd. Er zijn verliezen geleden, die on-
herstelbaar zijn, veler bestaan op aarde
heeft aile zin verloren, het is doelloos
geworden. En er zijn mensen, die zich
wel eens zullen hebben afgevraagd:
Waarom is mijn leven gespaard geble-
ven? Waarom heeft God niet ook mij
tôt zich genomen? Welke perspectieven
heeft voor mij nog de toekomst?
Oudejaarsavond is de tijd der bezin-
ning, de uren waarop het verleden door
onze gedachten glijdt, goed en prettig
dan wel hard en medogenloos, waarin de
goede mens zich afvraagd: ben ik goed
genoeg geweest, heb ik ailes gedaan
wat ik moest doen Om twaalf uur
wordt de drempel overschreden, we
treden het nieuwe binnen en onze ge
dachten concentreren zich op de toe
komst. Ons leven wordt wel eens ver-
geleken met een weg, die wieg en graf
verbindt. Op die weg kan men slechts
verder, terugkeren is niet mogelijk. Wel
kan men even stil staan en de àfge-
legde route overzien. Laten zij, die in
de harde jaren, die achter ons liggen
het goede of het betere, danwel dat,
wat hun dierbaar was hebben moeten
achterlaten echter niet terugblikken en
wenend stilstaan bij de ruines van het
verleden, laten zij voortgaan op de weg,
zoekend naar fundamenten, waarop een
nieuw bestaan, nieuw geluk kan wor-
(Van onzen A'damsen correspondent)
Een brok Amsterdam sterft. Triest
rijzen de ruines op. Overal in het rond
zijn puinhopen, somtijds door kort ge
leden gebouwde muren gedeeltelijk aan
het oog onttrokken. Hier en daar staan
nog enige huizen overeind, een enkele
fabriek, als schildwachten van een do-
denstad. Hier was eens een bioscoop:
nu een puinhoop; hier was een café:
thans een ruineHier was eens een
bloeiende buurt, met bloeiende winkel-
zaken en een druk verkeer, de Amster-
damse Jodenbuurt. Hier zette een opge-
jaagd volk zijn eeuwenoude tradities
voort, leefde op zijn eigen wijze, volgens
Oosters gebruik grotendeels op straal.
Indien de puinhopen konden spreken,
zouden zij een stuk historié kunnen
vertellen. Zij zouden kunnen vertellen
van de komst der Joden in Nederland
in" het begin van de 17de eeuw, toen
dit stuk Amsterdam door poorten van
de rest van de stad werd afgescheiden,
hoe het ghetto werd gevormd, met zijn
eigen moeilijk leven. Zij zouden verdei
kunnen verhalen, hoe tegen het einde
der 19e en begin van de 20e eeuw een
geest van vernieuwing ook over deze
buurt is gegaan, hoe de krotten en
slopjes onder de slopershamer vielen en
plaats maakten voor brede straten met
ruime, frisse huizen, hoe de ghetto be-
woners over de stad verspreid werden,
zich verbonden gingen voelen aan de
Nederlandse cultuur en van Nederlandse
Joden tôt Joodse Nederlanders werden.
Maar puinhopen kunnen niet spreken,
zij staan er als zwijgende getuigen voor
de misdaden, die hier in de bezettings-
jaren zijn voltrokken, voor de diepe el
lende, die over dit stadsdeel is gegaan.
Het leven blijft echter niet bij ruines
stilstaan. Door de vroegere voornaam-
ste straat rijdt 'n nieuwe tramlijn; tus-
sen de steenhopen spelen enige kinderen
Men vindt hier en daar zelfs winkels,
somtijds gevestigd in half vergane hui
zen, doch ook wel door ondernemende
zakenlui geopend in gebouwen, die de
storm der tijden hebben getrotseerd.
Winkels in een trieste, ontvolkte buurt
waar slecht weinig vcrorbijgangers pas-
seren. Wie zal in deze winkels kopen?
m
•?>--
Op de puinhopen van de oude Joden
buurt kan bezwaarlijk een nieuw leven
bloeien. Er moeten eerst nieuwe straten
worden aangelegd, nieuwe huizen ver
rijzen, nieuwe bewoners komen.
XII.
Hij antwoordde, dat hem dat volko-
men onverschillig liet, daar hij uit het
Ruhrgebied kwam en al zijn familie,
zijn vrouw en kinderen inbegrepen, bij
bombardementen om het leven was ge
komen. „Het leven heeft voor mij toch
geen waarde meer," zei hij.
Toen ik weer naar beneden ging ont-
moette ik een jongeman met wonden
aan zijn hoofd en een vrijwel tandeloze
mond. Op mijn vraag hoe hij aan deze
verwondingen kwam vertelde hij mij
dat, toen hij in een goederenwagen werd
vervoerd, en de Russen er lucht van
kregen, dat hij nog in het bezit was van
levensmiddelen, deze een overvel op
hem hadden gepleegd. De overval ge-
schiedde schijnbaar geheel in overleg
met den Duitsen oppasser, want toen
hij om hulp had geroepen, had de oppas
ser daar in het geheel geen notitie van
genomen. Hij had zich geweldig ver-
weerd doch de Russen waren met drie
man en zodoende had hij het onderspit
moeten delven met het genoemde nood-
lottige gevolg. De sigaretten die de
Russen daarbij hadden buitgemaakt
hadden ze met hun oppasser gedeeld.
Deze jongeman was tengevolge van de
ze overval geheel zonder voedsel, want
op de schepen werd zo goed als niets
verstrekt. Wijl één van mijn medege-
varigenen en ik nog over tamelijk veel
voedsel beschikten, brood, melkpoeder,
havermout en boter besloten wij onze
portie met hem te delen. Hij vertelde
mij toen nog, dat hij het op het eilandje
Urk, waar hij vandaan kwam, zo goed
had gehad, omdat voor de paling zulke
hoge prijzen waren betaald. Wij had
den aan dezen jongeman overigens nog
een aanwinst, aangezien hij op de Cap
Arcona bekend was en zodoende kon
zorgen voor water en soms voor heet
water.
Na 2 dagen op dit schip te hebben
doorgebracht werd plotseling gecom-
mandeerd, dat 50 Hollanders moesten
aantreden. Ik wist niet wat ze met deze
van plan waren, doch omdat ik verlang-
de naar verandering, ging ik ook in de
rij staan. Dit schijnt een gelukkige îh-
geving te zijn geweest want aan dit be-
sluit heb ik zoals mij later zou blijken
te danken dat ik ben teruggekeerd.
Na geruime tijd in de rij te hebben
gestaan moesten wij ons naar het dek
begeven. Ik was blij, dat ik althans voor
een ogenblik, in de frisse lucht was,
doch het was nattig en koud, zodat wij
allen na verloop van enige tijd bibber-
den. Naast ons lag nog steeds het door
ons verlaten schip Athen en uit de be-
velen die werden gegeven kon ik af-
leiden, dat wij weer naar dit schip zou
den worden overgebracht.
Op het dek zag ik een kraan en ik
ging hier naar toe om mijn blikken bus
met water te vullen. Ik had erge dorst,
doch toen ik er van wou drinken be-
merkte ik, dat het zeewater was en
ondanks mijn dorst moest ik dit walge-
lijke zoute water wel weer uitspuwen.
Na plm. een uur op het dek te heb
ben gestaan werden wij inderdaad weer
haar de Athen overgebracht.
Wij moesten weer afdalen doch kwa-
men nu niet onder in het ruim te lig
gen maar in een tussenruim, ongeveer
5 meter onder het dek. Hier waren
reeds heel wat Polen, Russen en ge-
vangenen van andere Nationaliteiten
aanwezig. Toen wij ons ter ruste wilden
begeven was de ruimte zo beperkt dat
wij niet languit konden liggen en zo
doende meest in zittende houding onze
nachtrust moesten genieten. Bovendien
liet de hygiëne veel te wensen over want
in de hoek, waar wij zaten, stond een
privaatton. Vele patiënten van de ge-
vreesde ziekte konden niet vlug ge
noeg bij deze ton komen of konden er
geen gebruik van maken omdat ze nog
bezet was. met het gevolg, dat de zie-
ken en gezonden naast deze ton gingen
zitten en staan. Dit constateerde ik,
toen ik 's morgens wakker werd, want
het vuil was in de nacht zodanig op ko
men zetten, dat ik 's morgens met mijn
hooofd in de diarrhee en de urine lag.
Enige gevangenen werden toen be-
last met de reiniging. Deze reiniging
bsstond hierin, dat een ton aan een
touw naar ons verblijf ging en dat deze
ton werd volgeschept en dan naar bo
ven werd gehesen. Nadat dit spelletje
zich verscheidene keren had herhaald
was de toestand weer zodanig, dat het
dikste vuil voor enige tijd was ver
dwenen.
Wij lageh met een 60-tal Hollanders
in één hoek terwijl in een hoek tegen-
over ons meest Russen waren geher-
bergd. De gehele dag kregen we vrijwel
niets te eten of te drinken, zodat wij
ons zeer gelukkig prezen met het wei-
nige voedsel, dat nog in ons bezit was.
De Russen hadden schijnbaar gemerkt
en overvielen ons. Het werd een ge-
weldige kloppartij waarbij wij in de min-
derheid waren. Eén van mijn vrienden
wierp zich op onze levensmiddelen doch
enige Russen vlogen er bovenop en toen
deze overval dan ook was geëindigd
hadden wij van ailes niets meer. Ook
de sigaretten, die de jongeman uit Gro-
ningen bij zijn vertrek naar het Zieken-
huis aan mij in bewaring had gegeven,
gingen daarbij verloren, terwijl bij deze
schermutseling ook mijn scheerappa-
raat, kwast en zeep uit mijn jaszak
werden gerold.
Het voedsel waar wij nog steeds zo
zuinig op waren geweest waren wjj nu
in eenmaal kwijt geworden, zodat wij
ons 's avonds met niets moesten te-
vreden stellen. Ook het stuk brood dat
juist aan ons was uitgereikt werd ons
door de Russen afhandig gemaakt. De
jongemgn uit Urk, die reeds eerder een
dergelijke overval had meegemaakt,
vond na de vechtpartij in de vuile
ruimte nog een stuk brood en ik was
blij toen hij mij aanbood, dat met hem
te delen. Het laatste bezit, een stuk
brood daf met allerlei vuil in aanraking
was geweest, smaakte mij buitengewoon
foed. Wij hadden tenminste weer voor
én avond iets gehad.
De nacht, die hierop volgde was el-
lendig. Er waren schijnbaar nog meer
gevangenen gekomen, want nergens kon
ik een plaats vinden, waar ik behoor-
lijk kon liggen. Ik moest onwillekeurig
denken aan mijn tehuis en dacht daar
bij ,,wat zou ik rijk zijn wanneer ik een
plank had waarop ik languit kon liggen,
een W.C. waar ik even gebruik van zou
kunnen maken en een glas water."
Van vermoeidheid en uitputting dom-
melde ik af en toe even in doch naast
het gebrek aan ruimte en dekking kwa-
men nu ook nog de luizen waar ik de
gehele nacht veel last van had. Een
van deze dagen hoorden we ook van
de dood van Hitler. Om hieromtrent ze-
kerheid te verkrijgen begaven enigfc van
de gevangenen zich naar het dek. De
vlaggen van verschillende schepen, die
waren te zien, hingen halfstok waaruit
wij dus een bevestiging kregen van de
geruchten. Ofschoon wij allen verre van
opgewekt waren gaf ons dit toch weer
enige moed.
De volgende dag klaagde mijn Urker
vriend over opgezette benen, een veel
voorkomende en uiterst gevaarlijke
ziekte in de concentratiekampen.
Omdat op de Athen goed beschouwd
geen plaats was voor gezonde mensep,
laat staan voor zieken, verzocht hij te
mogen worden opgenomen op het pas-
sagiersschip de Cap Arcona. Dit werd
schijnbaar toegestaan want hij vertrok
naar het schip en, had ik toen geweten
wat met dit schip zou gebeuren, dan
zou ik hierover met zo rustig zijn ge
weest.
's Avonds kregen we een stuk brood
met een weinig boter. Ik had voor 2
sigaretten een mes gekocht en smeerde
me juist de boter op het brood toen
onze oppasser, een slecht mens met een
boeventronie, mij wenkte. Hij gebood mij
hem het mes te geven. Toen ik hem
het mes afstond gaf hij mij te kennen,
dat ik het mes had gestolen en hij gaf
mij daarbij zo'n geweldige klap in mijn
gezicht, dat mij ailes duizelde en Ik
bang was, dat ik door het gat waar
men naar beneden kon afdalen terecht
zou komen in het plm. 5 meter lager
gelegen ruim. Toen ik weer enigszins
van deze klap was bekomen wou ik
eerst naar hem toegaan, omdat ik de
persoon kon aanwijzen van wien ik het
mes had gekocht, zodat ik hem kon
overtuigen, dat het niet afkomstig was
van diefstal. Uit ondervinding wist ik
echter, dat ik dan nog een tweede klap
zou krijgen en daarom moest ik mij ook
bij dit gruwelijk onrecht wel neerleggen.
De nacht verliep weer even erbarme-
lijk als van tevoren.Iedere dag bemerkte
ik dat ik zwakker werd terwijl dit ook
mijn medegevangenen was aan te zien.
De lijken werden dagelijks aan touwen
gebonden en zo naar boven gehesen.
Het is 2 Mei 1945 en wanneer ik 's
morgens wakker wordt kan ik met
moeite opstaan, Mijn ogen kan ik nau-
welijks opendoen en als ik mij in een
stukje spiegel, dat ik nog uit het con-
centratiekamp heb megenomen, bekijk,
zie ik dat mijn gezicht onder de ogen
geheel is opgezet.
Ik heb het geluk naar boven te kun
nen komen en mij op het dek te'kun
nen verfrissen. Door de kou en het wa
ter, dat ik heb kunnen drinken, gevoel
ik mij weer iets beter.
De gehele dag brengen Wij verder in
het vunzige stinkende ruim door.
's Avonds hebben wij het geluk een bord
soep te ontvangen. Het is niets dan
water met harde stukken knollen er in.
Ondanks mijn grote honger smaakt het
dat wij nog over voedsel beschikten en me niet> doch ik tracht het door de
dit werd ons noodlottig, want, toen het k?el te knJg"en. om maar zoveel moge-
begon te schemeren 's avonds tegen kJk °P krachten te blijven.
ongeveer 6 uur, goed licht werd het
in dit ruim nooit kwamen de Rus- (Wordt vervolgd.)
sische gevangenen plotseling opzetten
FETULUETON
door CHARLES GARVICE.
U)
,,Als u er dan op staat," zei ze nog
wat onwillig, ,,wil ik zeggen, dat ik 't
u niet langer kwalijk neem." Ze stond
op. Daarbij viel het balboekje, dat op
haar schoot gelegen had, op de grond.
Hij raapte het op, maar gaf het niet te-
rug.
„U hebt me een pak van het hart ge
nomen," zei hij ernstig. ,,Maar meende
u 't wel werkelijk? 'tWas zo'n aarze-
lende verzekering. Mag ik ze eens op
de proef stellen?"
,,Op de proef stellen?"
,,Wilt u me de volgende dans geven
of welke u maar wilt?"
,,Ik heb ze besproken," zei ze koeltjes.
,,AUemaal?" vroeg hij. ,,Ik heb hier
uw balboekje. Mag ik eens zien?"
Ze stak vlug haar hand uit, maar het
was te laat.
,,Ik ben een gelugsvogel," zei hij. ,,De
volgende dans is nog vrij. Die mag ik
dus hebben? Als u weigert moet ik wel
de indruk krijgen, dat uw vergevings-
gezindheid niet erg diep gaat."
,,Ik geloof heus, dat ik hem bespro
ken heb," zei May aarzelend.
„Geen kwestie van. Kijk maar!" zei
hij, haar het boekje voorhoudend. ,,Ziet
u wel! Hij is vrij. Ik krijg hem dus?
't Is eigenlijk een schande dat ik 't u
durf vragen, want ik ben waarschijnlijk
de allermiserabelste danser in de hele
zaal; maar toch blijf ik 't eisen als be-
wijs van vergiffenis."
Zonder een woord te zeggen, legde
May haar uiterste vingertoppen op zijn
arm en hij leidde haar naar de danszaal
terug. V66r de band tien maten ge-
speeld had, had hij al een dozijn ver-
keerde passen gemaakt.
,,Nu ziet u eens;" zei hij, „wat uw
toegeeflijkheid u kost. Ik weet net zo
veel van dansen als een nijlpaard, en ik.
zal dit nummer hopeloos voor u beder-
ven. Ik zou ik-weet-niet-wat willen ge
ven om goed met u te kunnen dansen.
Er klonk zo'n oprechte ernst in zijn
stem, dat May erdoor geroerd werd.
,,Kijk," zei ze, ,,u moet uw voeten zo
zetten, en zo, en dan zo.
In haar hulpvaardigheid illustreerde
ze haar bedoeling op een paar passen
af stands, zonder zich om iemand te be-
kommeren.
,,0 juist, ik zie het," zei hij levendig.
,,Laat mij het nu eens proberen. Gaat
het zé beter?"
,,Een een klein beetje beter," zei
May. ,,U moet niet zulke ontzettend
lange passen nemen."
,,Ik zal trachten het af te leren," zei
hij nederig.
Hij was zô verdiept in zijn pogingen,
dat hij geheel vergat, dat zij beiden niet
de énige rechthebbenden waren op de
dansvloer van ,,Het Wapen van Cran-
ford", dat twee- of driehonderd mensen
zijn verrukt, opgewonden gezicht bestu-
deerden en dat zijn moeder star rechtop
zat en hem fixeerde met een strak ge-
zich en ogen, die een half-verontwaar-
digde verbazing uitdrukten.
,,Wil iemand zo goed zijn, me te ver
tellen,met wie mijn zoon danst?" vroeg
ze ten laatste.
,,Ik ken haar werkelijk niet," was
het antwoord; waarop Vane, die vlak bij
haar stond en Heron's manoeuvres met
onverholen afgunst gadesloeg, in viel:
,,Ik ook niet. Maar ik gaf wat, aïs 't
wèl zo was."
„Ik dacht dat Sir Héron juffrouw
Vavasour had meegenomen!" kweelde
een oude douairière. ,,Maar hij is zo
vriendelijk, zo tegemoetkomend Hij be-
grijpt zo volkomen, wat er bij gelegen-
heid als deze van hem verwacht wordt,
en nu offert hij zichzelf op!" Ze staarde
naar Sir Heron's gezicht, dat erg wei
nig leek op dat van een martelaar en
grinnikte verholen achter haar waaier.
Mevrouw Geoffrey Turner straalde
van voldoening. Sir Héron de Grote had
nog maar tweemaal gedanst. Eens met
die Londense schoonheid een kort
poosje maar en nu een heel lange
poos met haar protégée. Het was een
triomf.
Volmaakt onverschillig voor de ver-
rukking of de ergernis der toeschou-
wers, tobde Sir Héron verder.
,,Nog heel even," verzocht hij, en de
onderdrukte opwinding in zijn stem ver-
baasde hem zelf: ,,heel even maar." Het
bleek een noodlottig verzoek. Eer ze
tien passen gedaan hadden, struikelde
hij over zijn onzekere voeten, verloor
bijna het evenwicht, en een scherp,
scheurend geluid deed hem begrijpen,
dat hij op haar jurk getrapt moest heb
ben.
Blozend en hijgend maakte May zich
los en keek omlaag. Een scheur van een
halve meter lengte liep van boven naar
beneden door het witte satijn.
,Daar!" zei Sir Héron ontzet. ,,Ik
wist wel, dat ik u op de een of andere
manier zou beschadigen. Dat komt er
nu van als u danst met een wilde, die
nergens enig begrip van heeft. Wat
kunnen we er in vredesnaam aan
doen?"
,,Hoe ter wereld hebt u dat klaarge-
speeld?" vroeg May, terwijl ze lachend
opkeek naar zijn vertwijfeld gezicht.
,,Op mijn woord, ik weet het niet,
zei hij schuldbewust. ,,Ik moet er met
mijn voet in zijn blijven haken. Vroeger,
toen de jurken kort werden gedragen,
kon ik dergelijke dingen tenmmste niet
aanrichten.
,,Maar hoe kon u nu blijven haken?
Hebt u sporen aan?" Ze keek met 'n
uitgestreken gezicht naar zijn hakken.
Satijn scheurt maar niet dadelijk van-
zelf. Ja, nu zal ik naar huis moeten."
,,Naar huis? Onzin!" zei Sir Héron.
,,Dat is een onmogelijkheid. Het bal is
nog niet half voorbij en en boven
dien hebt u me nog een tweede dans
beloofd."
,,Daar weet ik niets van."
,,In elk geval moogt u er niet aan
denken, nu al weg te gaan," zei hij, die-
opmerking negerend. ,,De lui, die de
overige dansen besproken hebben, zou
den mij aan stukken scheuren als u zo-
iets deed. Kunnen we er niet 't een of
ander op verzinnen? Laten we even
naar de garderobe gaan?"
,,Als mevrouw Turner het ziet, dan
sleurt ze me dadelijk mee. 't Is vlak
van voren..."
.Mevrouw Geoffery Turner,"' zei hij
haastig. ,,Ik ken haar, ze is een goede
vriendin van me. Bent u haar dochter
nee, haar nichtje? G, daar komt ze
aan. Kom gauw, laten we zorgen, dat
we haar niet onder ogen komen," be-
sloot hij radeloos. En voor May zich
kon verzetten, trok hij haar hand door
zijn arm en haastte zich met haar naar
de garderobe.
,,Laten we nu eens gaan zien, wat er-
aan gedaan kan worden. Kan het niet
dichtgespeld worden? Hebt u een paar
spelden?"
,,Neen," zei May lachend. ,,Het is niet
mijn gewoonte, met 'n brief spelden in
mijn zak rond te lopen, voor 't geval
dat iemand mijn jurk eens uit elkaar zou
rijten! Nee, ik heb geen speld. U kunt
me evengoed een strijdbijl vragen."
Sir Héron keek wanhopig om zich
heen, en zijn gezicht verhelderde toen
hij een van garderobe-juffrouwen van
achter een woud vanjassen te voor-
schijn zag komen. Op zijn dringend wen-
ken en roepen schoot zij haastig na-
derbij.
,,Een speld, Sir Héron; o, wat een
ongeluk! Zal ik Maar Sir Héron
had zich op één knie laten zakken en
hield het gescheurde satijn voorzichtig
tegen elkaar.
„Geef mij die speld," zei hij onder-
nemend. ,,Die zit, prachtig nu nog
een zô als ik er nog één bij heb,
is 't voor mekaar... Wht is er aan de
hand?"
Want May's onderdrukt gelach, dat
een soort van begeleiding had gevormd
bij zijn merkwaardige manupulaties,
stierf plotseling weg.
,,Wat ter wereld heb ik nu weer ge
daan? U geprikt? vroeg hij, verbaasd
naar haar opkijkend. Toen volgde hij de
richting van haar, nu bepaald ontzet-
ten blik en keerde, nog steeds knielend,
zijn hoofd om. Daar, vlak achter hen,
stond Lady Letchford, als een beeld-
houwwerk dat het Noodlot voorstelde
een Noodlot in zwart satijn; achter
haar senemerde het blanke, hoogharuge
gezicht van Rose Vavasour, terwijl, ais
om de grq^p schrikgodinnen te voltooi-
en, mevrouw Geoffrey Turner juist bin-
nenzeilde en op staande voet versteen-
de voor het schouwspel dat zich zo on-
verwacht aan haar voordeed. Het was
wat een toneeldirecteur een ,,sterk"
tableau" zou noemen. Doodkalm en niet
in 't minst van zijn stuk gebracht door-
stond Sir Héron de strakke blikken uit
drie paar ogen, en scheen er niet aan te
denken, op te staan.
,,U komt precies op tijd," zei hij met
klaarblijkelijke voldoening. Mevrouw
Turner, u hebt groot gelijk, dat u daar
als aan de grond genageld staat. U
moogt ook nog gerust uw handen wrîn
gen, als dat u kan verlichten. Ik ben de
ongelikte barbaar, die met z'n beren-
voeten deze verwoesting heeft aange-
rieht. Toon u edelmoedig jegens een
borouwvollen zondaar door hem te hel-
pen he:ste''en wat hij bedorven neeft."
Deze opzettelijke woordenvloed haa
aile partijen gelegenheid gegeven, zich
te herstellen, speciaal May. Met een
klagelijke kreet schoot mevrouw Turner
vooruit en nam Heron's plaats in; Lady
Letchford hief haar face-à-main op en
keek een ogenblik strak naar May's
gebogen hoofd, toen legde ze haar hand
op Rose Vavasour's arm en wilde zich
majesteitelijk verwijderen; maar Sir
Héron scheen de onbevangenheid zelf.
.Moeder," zei hij, ,,mag ik u in ken-
nis brengen met deze dame, die mis
schien van u wel de verzekering zal
willen aannemen, dat 't niet mijn vaste
gewoonte is, jurken aan repen t" scheu
ren Hij brak plotseling af; het
'schoot hem door het hoofd, dat hij niet
eens May's naam kende.
Maar mevrouwTurner had haar be-
roemde tact herwonnen, en overeind ko-
mend zei ze zacht sussend:
,,Ik weef zeker, dat mijn jong vrien-
dinnetje u allang vergeven heeft, Sir
Héron. Lady Letchford, dit is juffrouw
Dalton van huize Gresham."
May sloeg haar -ogen op met een vlug
gebaar van protest, en het bloed steeg
haar naar de wangen toen zij de scher
pe, staal-koude blik der trotse oude
vrouw ontmoette. Een sec. lank bekeek
Lady Letchford haar met rustige min-
achting; maar de ontembare, konink-
lijke fierheid, die uit de bruine ogen
vlamde, verstoorde haar behagelijk zelf-
vertrouwen en zij boog licht het hoofd,
als in nauw-merkbaar begroeten. Maar
May reageerde volstrekt niet op deze
tegemoetkoming; ze stond als een
standbeeld, hoog opgericht en onbewe-
gelijk, en voor de eerste maal in de ge-
scheidenis van Berkshire werd Lady
Letchford van de Eikhof met voorbe-
dachte rade genegeerd.
HOOFDSTUK VII.
Na thuiskomst.
Het was al vroeg in de morgen, toen
de équipage der Dalton's voor huize
Gresham stilheild en vader en dochter
het huis binnenginggen. Papa Dalton
zag er roood en slaperig uit, maar
scheen" toch in beste stemming te zijn
hij had uitstekend gesoupeerd en
ruim vijf shilling gewonnen met bridge.
Hij wreef in zijn ogen en gaapte luid-
ruchtig en de reusachtige livreiknechts
faapten mee achter 'hun enorme han-
en. Maar May stond rechtop en klaar-
wakker in de hall, haar bruine ogen
stralend als diamanten, haar lippen
half geopend, haar hart nog bonzend
van opwinding en plezier.
(Wordt vervolgd.)