Een Jaar sterft Een Jaar wordt geboren. Een stervend Brok AMSTERDAM n LadyL NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD opgericht 1870. Officieel Qrgaan voor Hoogezand en Sappemeer Naar het land van de Misdaad. tm Waarin opgenomen de ,,SLOCHTER COURANT" wordt huis aan huis gelezen te Hoogezand, Sappemeer, Slochteren, Noordbroek, Zuidbroek en Muntendam. Terugblik I Blik in de Toekomst m Wie wordt ETGHFORD 74ste Jaargang ZATERDAG 29 DECEMBER 1945 No. 71 ABONNEMENTSPRÏJS f 1.25 p. kwart., fr. p. post f 1.50 (bij vooruitbetaling) PKIJS DER ADVERTENTIES 12 et. p. mm. Zogen. ,,Kleintjes", als te koop, te huur, gevraagd enz. minim. 75 et. (bij vooruitbetaling) Verschijnt Woensdag en Zaterdag Uitg. T. K. KREMER, Sappemeer Administratie- en Redactieadres: Drukkerij T. K. KREMER Zn. Noorderstr. 54, Sappemeer, Tel 213 Hoofdredacteur: R. F. Kremer. Redacteuren: J. D. B. Lammerts en H. Bonewit Door duisternis tôt het liebt. Wanneer dit nummer van onze krant den lezers onder de ogen komt, zal het oude jaar nog maar een paar dagen meer te leven hebben, zal ook 1945 tôt het verleden behoren, met al het lief en leed, dat het ons bracht. Het ligt geenszins in onze bedoeling hier een chronologische opsomming te geven van de verschillende gebeurtenis- sen, die het jaar, dat thans sterven gaat, ons gebracht heeft. Al evenmin willen wij nogmaals het voile licht doen vallen op omstandigheden en toestan- den, die vreugde of leed met zich brach- ten voor zo talloos velen: het heeft im mers geen zin, wonden, die zich lang- zaam aan weer beginnen te helen, we- derom open te rijten. En toch mogen enkele overpeinzingen, enige gedachten, die onze geest bezig houden, bij het einde van het jaar, hier hun uitdruk- king vinden. Het thans aflopende jaar bracht ons vrede, waarnaar door geheel de mens- heid met zo'n vurig verlangen werd ge- smacht. Dit is ongetwijfeld wel de grote idee, die menigeen thans zal bezielen. Het bracht de vrede! En als een bange droom, ziet men weer voor zich de som- bere gestalten van al het leed, dat daar- aan voorafging, gestalten, die wel ver- vaagd en verdoezeld zijn, die wel hun scherpe contouren verloren, maar wier naweeën zich nog bij talloos velen doen gevoelen, naweeën ôok, waaronder ge heel een samenleving thans gebukt gaat. De sombere winter van de bezettings- tijd, de laatste gelukkig! de zor- gen. de martelende onzekerheid, waarin zo velen leefden; de gestalten van hen, die voor de Nederlandse zaak als slacht- offer vielen; de geesten van dat onnoe- melijk aantal ten dode gemartelden en gepijnigden, die in concentratiekampen en gevangenissen, hun leven lieten: zij allen omgeven het thans ten einde spoe- dende jaar met een bloedig aureool. En nu mag het waar zijn, dat, als evenzo- vele lichtende punten, opofferende hel- denmoed en naastenliefde, ontfer- mend medelijden en versterking van saamhorigheid, de somberheid van dat beeld enigszins onderbreken, de scherp- te van de aureool min of meer doen verbleken, het kan en mag niet ont- kend worden, dat het overheersende beeld van 1945 er een is van rouw en smart, een rouw en smart, die ook nog voortduren, om hen, die niet keerden, om hen, omtrent wier lot men nog in onzekerheid verkeert, hier en in Indo- nosië. De Vrede bracht ons 1945 of liever het begin van de strijd om de Vrede! Want evenals eerst de grootste der oorlogen, die de volkeren ooit gekend hebben, gewonnen moest worden, zo moet ook de Vrede nog gewonnen wor den. Immers, die Vrede, die ons in de Kerstnacht werd aangekondigd, zij is thans op velerlei terrein nog zo vaak zoek, is nog o zo'n subtiele plant, die maar al te groot gevaar loopt door een ailes verkillende adem van matérialisme en egoïsme weer ten dode gedoemd te worden. Zeker, er is op velerlei gebied vooruitgang te constateren, een voor- uitgang, die alleen mogelijk is-, omdat er vrede heerst. De verwoestingen en vernielingen op materieel gebied door den Ooorlogsmoloch veroorzaakt, zijn op weg hersteld te worden. Het econo- misch leven schijnt enige vooruitgang te vertonen. Fabrieken draaien weer, geproduceerd wordt er weer, zij het ook in beperkte mate. Handel en verkeer beginnen hun eerste symptomen van herstel en wederopbouw te vertonen. Arbeid kan weer verricht worden en wordt weer verricht. Nederland herrijst langzaam maar zeker op materiéel ge bied, waar het door de oorlog zô deer- lijk gehavend werd, dat wij jarenlang tôt de armste volkeren zullen kunnen behoren. Maar bracht de tijd na de be vrijding ook herrijzing, herstel op gees- telijk gebied? Werden door en met de bevrijding niet alleen onze boeien van materiële machteloosheid, maar ook die van onze geestelijke inzinking geslaakt? Maar al te vaak deden de eerste maan- den van het thans afgelopen jaar ons zien hoe ontstellend het morele peil ge- daald was. Matérialisme en tuchteloos- heid hadden de overhand, begunstigd door de omstandigheden te wijten aan onze bezetter. Maar nu deze verdwenen is, nu de vrede gekomen is om met haar het zij dan een schuchter licht de diepe duisternis van ons omringende ellende en lèed te verjagen, is nu dat schuchtere licht er ook in gelaagd ons drachtig samenwerken, van een wegcij- cijferen van eigen belang voor dat van allen, van een zich stellen onder de re gels van orde en tucht? Wanneer men nauwlettend om zich heen ziet, zal men moeten toegeven, dat er hier nog veel nog zeer veel vernield en kapot is, dal nog niet hersteld is, aan welks weder opbouw nog niet, althans niet uit aile macht wordt gewerkt. Zijn de gevolgen van morele ontsporingen reeds allen ge- neutraliseerd Hoe staat het met de bandeloosheid der jeugd? Heeft iets, waarover in 't bijzonder de laatste' tijd wordt geklaagd de omkoopbaarheid van ambtenaren een einde genomenï Wordt ieder op gelijke mate deelachtig aan de voor het levensonderhoud zo brood-nodige producten of handelt men ook hiermee zo als men dat in oorlogs- ■tijd deed, zonder aarzelen, zonder te be- denken, dat men z'n eigen landgenoten berooft en besteelt, en zich dus schuldig maakt aan het meest grove egoïsme Groot is het leed, talloos de rampen, ontzaglijk het nadeel dat 1945 ons bracht in zijn loop, leed, rampen en i.a deel op materieel en moreel gebied! Misschien zal men ons verwijten, het jaar, dat thans van ons henen gaat, in al te sombere kleuren af te schilderen, het te zwart te hebben gemaakt, mis schien. verwijt men ons in mineur ge- schreven te hebben. Volmondig geven we toe, dat er ook lichtende ogenblik- ken waren: dat het herstel der Vrede, de vooruitgang op meer dàn een ge bied tôt tevredenheid en voldoening stemmende lichtpunten zijn; maar 1940 bracht te veel rampen, was te onheil- brengend in de gevolgen en nasleep daarvan, dan dat met een opgewekl hart van haar afscheid genomen 1 kan worden, tenzij Tenzij men met een dankba.ar hart blij is, dat een jaar vol naamloze en mateloze ellende voor land, volk en eenling de weg gaat van zijn voorgan- ger, de weg der vergetelheid tenzij men verheugd is te mogen aanschouwen de glorende dageraad van een nieuw jaar, dat, hoewel beginnende te midden van een sombere tijd, voor zich ziet afge- bakend een weg, waarlangs liggen de mogelijkheden van een hernieuwing en opbouw op elk gebied, moreel sociaal en materieel, een opbuw, die 1945 be- gon op schuchtere wijze.maar welks vol- tooiing het overliet aan het na hem komende jaar. ,,Per crucem ad lucem", door duisternis tôt het licht, door de •somberte van een 1945 tôt het licht, dat ons bij de intrede van 1946 tegemoet straalt. Er ligt een nieuw jaar voor ons, het eerste vredesjaar na vijf jaren van strijd. En nog is het onrustig in de wereld. De vrede is niet gebaseerd op vertrouwen en vriendschap der volke ren, maar het is een schijnvrede, gc- grondvest op wantrouwen en onder- linge vrees. En er bestaan ook scherpe tegenstellingen in ons eigen land. Wij Nederlanders hebben allen geleden on der de Duitse druk, wij hebben allen gehunkerd naar de bevrijding, maar nu die bevrijding gekomen is, bljjkt, dat wij niets geleerd hebben. Het gezamen- lijk lijden heeft ons niet dichter tôt el- kander gebracht, heeft ons niet de me- ning van anderen leren waarderen. De controversen zijn weer scherp als voor- heen. 1945 bracht ons de vrede: wat 1946 brengen zal is nog niet bekend. Laat ons echter, nu wij voor de drempel van een nieuw jaar staan, beseffen, dat een waarachtike vrede, in gezinsleven, in ons land en op de gehele aarde, slechts bereikt kan worden door vertrouwen, wederzijds begrip en eerlijke samen- werking. voor te lichten op de paden van een- den opgebouwd Een jaar gaat in een jaar verglijden. We zijn een grens genaderd, maar er staan geen païen, die deze grens mar- keren. De tijd gaat verder, want is niet de jaarverdeling slechts een menselijke norm voor het grootse, onmeetbare, de eeuwigheid Toch wordt aan het einde van ieder jaar telkens weer diep ge- zucht, en treedt men met nieuwe kracht en herleefde moed de période in, die als een vraagteken nog voor ons ligt, er worden wensen gekoesterd, plannen gesmeed. Dit geldt in het bijzonder bij deze jaarwisseling. Oorlog, bezetting en tyrannie hebben diepe wonden geslagen in het gezinsleven, wonden, "die slechts feheeld kunnen worden door Vadertje ijd. Er zijn verliezen geleden, die on- herstelbaar zijn, veler bestaan op aarde heeft aile zin verloren, het is doelloos geworden. En er zijn mensen, die zich wel eens zullen hebben afgevraagd: Waarom is mijn leven gespaard geble- ven? Waarom heeft God niet ook mij tôt zich genomen? Welke perspectieven heeft voor mij nog de toekomst? Oudejaarsavond is de tijd der bezin- ning, de uren waarop het verleden door onze gedachten glijdt, goed en prettig dan wel hard en medogenloos, waarin de goede mens zich afvraagd: ben ik goed genoeg geweest, heb ik ailes gedaan wat ik moest doen Om twaalf uur wordt de drempel overschreden, we treden het nieuwe binnen en onze ge dachten concentreren zich op de toe komst. Ons leven wordt wel eens ver- geleken met een weg, die wieg en graf verbindt. Op die weg kan men slechts verder, terugkeren is niet mogelijk. Wel kan men even stil staan en de àfge- legde route overzien. Laten zij, die in de harde jaren, die achter ons liggen het goede of het betere, danwel dat, wat hun dierbaar was hebben moeten achterlaten echter niet terugblikken en wenend stilstaan bij de ruines van het verleden, laten zij voortgaan op de weg, zoekend naar fundamenten, waarop een nieuw bestaan, nieuw geluk kan wor- (Van onzen A'damsen correspondent) Een brok Amsterdam sterft. Triest rijzen de ruines op. Overal in het rond zijn puinhopen, somtijds door kort ge leden gebouwde muren gedeeltelijk aan het oog onttrokken. Hier en daar staan nog enige huizen overeind, een enkele fabriek, als schildwachten van een do- denstad. Hier was eens een bioscoop: nu een puinhoop; hier was een café: thans een ruineHier was eens een bloeiende buurt, met bloeiende winkel- zaken en een druk verkeer, de Amster- damse Jodenbuurt. Hier zette een opge- jaagd volk zijn eeuwenoude tradities voort, leefde op zijn eigen wijze, volgens Oosters gebruik grotendeels op straal. Indien de puinhopen konden spreken, zouden zij een stuk historié kunnen vertellen. Zij zouden kunnen vertellen van de komst der Joden in Nederland in" het begin van de 17de eeuw, toen dit stuk Amsterdam door poorten van de rest van de stad werd afgescheiden, hoe het ghetto werd gevormd, met zijn eigen moeilijk leven. Zij zouden verdei kunnen verhalen, hoe tegen het einde der 19e en begin van de 20e eeuw een geest van vernieuwing ook over deze buurt is gegaan, hoe de krotten en slopjes onder de slopershamer vielen en plaats maakten voor brede straten met ruime, frisse huizen, hoe de ghetto be- woners over de stad verspreid werden, zich verbonden gingen voelen aan de Nederlandse cultuur en van Nederlandse Joden tôt Joodse Nederlanders werden. Maar puinhopen kunnen niet spreken, zij staan er als zwijgende getuigen voor de misdaden, die hier in de bezettings- jaren zijn voltrokken, voor de diepe el lende, die over dit stadsdeel is gegaan. Het leven blijft echter niet bij ruines stilstaan. Door de vroegere voornaam- ste straat rijdt 'n nieuwe tramlijn; tus- sen de steenhopen spelen enige kinderen Men vindt hier en daar zelfs winkels, somtijds gevestigd in half vergane hui zen, doch ook wel door ondernemende zakenlui geopend in gebouwen, die de storm der tijden hebben getrotseerd. Winkels in een trieste, ontvolkte buurt waar slecht weinig vcrorbijgangers pas- seren. Wie zal in deze winkels kopen? m •?>-- Op de puinhopen van de oude Joden buurt kan bezwaarlijk een nieuw leven bloeien. Er moeten eerst nieuwe straten worden aangelegd, nieuwe huizen ver rijzen, nieuwe bewoners komen. XII. Hij antwoordde, dat hem dat volko- men onverschillig liet, daar hij uit het Ruhrgebied kwam en al zijn familie, zijn vrouw en kinderen inbegrepen, bij bombardementen om het leven was ge komen. „Het leven heeft voor mij toch geen waarde meer," zei hij. Toen ik weer naar beneden ging ont- moette ik een jongeman met wonden aan zijn hoofd en een vrijwel tandeloze mond. Op mijn vraag hoe hij aan deze verwondingen kwam vertelde hij mij dat, toen hij in een goederenwagen werd vervoerd, en de Russen er lucht van kregen, dat hij nog in het bezit was van levensmiddelen, deze een overvel op hem hadden gepleegd. De overval ge- schiedde schijnbaar geheel in overleg met den Duitsen oppasser, want toen hij om hulp had geroepen, had de oppas ser daar in het geheel geen notitie van genomen. Hij had zich geweldig ver- weerd doch de Russen waren met drie man en zodoende had hij het onderspit moeten delven met het genoemde nood- lottige gevolg. De sigaretten die de Russen daarbij hadden buitgemaakt hadden ze met hun oppasser gedeeld. Deze jongeman was tengevolge van de ze overval geheel zonder voedsel, want op de schepen werd zo goed als niets verstrekt. Wijl één van mijn medege- varigenen en ik nog over tamelijk veel voedsel beschikten, brood, melkpoeder, havermout en boter besloten wij onze portie met hem te delen. Hij vertelde mij toen nog, dat hij het op het eilandje Urk, waar hij vandaan kwam, zo goed had gehad, omdat voor de paling zulke hoge prijzen waren betaald. Wij had den aan dezen jongeman overigens nog een aanwinst, aangezien hij op de Cap Arcona bekend was en zodoende kon zorgen voor water en soms voor heet water. Na 2 dagen op dit schip te hebben doorgebracht werd plotseling gecom- mandeerd, dat 50 Hollanders moesten aantreden. Ik wist niet wat ze met deze van plan waren, doch omdat ik verlang- de naar verandering, ging ik ook in de rij staan. Dit schijnt een gelukkige îh- geving te zijn geweest want aan dit be- sluit heb ik zoals mij later zou blijken te danken dat ik ben teruggekeerd. Na geruime tijd in de rij te hebben gestaan moesten wij ons naar het dek begeven. Ik was blij, dat ik althans voor een ogenblik, in de frisse lucht was, doch het was nattig en koud, zodat wij allen na verloop van enige tijd bibber- den. Naast ons lag nog steeds het door ons verlaten schip Athen en uit de be- velen die werden gegeven kon ik af- leiden, dat wij weer naar dit schip zou den worden overgebracht. Op het dek zag ik een kraan en ik ging hier naar toe om mijn blikken bus met water te vullen. Ik had erge dorst, doch toen ik er van wou drinken be- merkte ik, dat het zeewater was en ondanks mijn dorst moest ik dit walge- lijke zoute water wel weer uitspuwen. Na plm. een uur op het dek te heb ben gestaan werden wij inderdaad weer haar de Athen overgebracht. Wij moesten weer afdalen doch kwa- men nu niet onder in het ruim te lig gen maar in een tussenruim, ongeveer 5 meter onder het dek. Hier waren reeds heel wat Polen, Russen en ge- vangenen van andere Nationaliteiten aanwezig. Toen wij ons ter ruste wilden begeven was de ruimte zo beperkt dat wij niet languit konden liggen en zo doende meest in zittende houding onze nachtrust moesten genieten. Bovendien liet de hygiëne veel te wensen over want in de hoek, waar wij zaten, stond een privaatton. Vele patiënten van de ge- vreesde ziekte konden niet vlug ge noeg bij deze ton komen of konden er geen gebruik van maken omdat ze nog bezet was. met het gevolg, dat de zie- ken en gezonden naast deze ton gingen zitten en staan. Dit constateerde ik, toen ik 's morgens wakker werd, want het vuil was in de nacht zodanig op ko men zetten, dat ik 's morgens met mijn hooofd in de diarrhee en de urine lag. Enige gevangenen werden toen be- last met de reiniging. Deze reiniging bsstond hierin, dat een ton aan een touw naar ons verblijf ging en dat deze ton werd volgeschept en dan naar bo ven werd gehesen. Nadat dit spelletje zich verscheidene keren had herhaald was de toestand weer zodanig, dat het dikste vuil voor enige tijd was ver dwenen. Wij lageh met een 60-tal Hollanders in één hoek terwijl in een hoek tegen- over ons meest Russen waren geher- bergd. De gehele dag kregen we vrijwel niets te eten of te drinken, zodat wij ons zeer gelukkig prezen met het wei- nige voedsel, dat nog in ons bezit was. De Russen hadden schijnbaar gemerkt en overvielen ons. Het werd een ge- weldige kloppartij waarbij wij in de min- derheid waren. Eén van mijn vrienden wierp zich op onze levensmiddelen doch enige Russen vlogen er bovenop en toen deze overval dan ook was geëindigd hadden wij van ailes niets meer. Ook de sigaretten, die de jongeman uit Gro- ningen bij zijn vertrek naar het Zieken- huis aan mij in bewaring had gegeven, gingen daarbij verloren, terwijl bij deze schermutseling ook mijn scheerappa- raat, kwast en zeep uit mijn jaszak werden gerold. Het voedsel waar wij nog steeds zo zuinig op waren geweest waren wjj nu in eenmaal kwijt geworden, zodat wij ons 's avonds met niets moesten te- vreden stellen. Ook het stuk brood dat juist aan ons was uitgereikt werd ons door de Russen afhandig gemaakt. De jongemgn uit Urk, die reeds eerder een dergelijke overval had meegemaakt, vond na de vechtpartij in de vuile ruimte nog een stuk brood en ik was blij toen hij mij aanbood, dat met hem te delen. Het laatste bezit, een stuk brood daf met allerlei vuil in aanraking was geweest, smaakte mij buitengewoon foed. Wij hadden tenminste weer voor én avond iets gehad. De nacht, die hierop volgde was el- lendig. Er waren schijnbaar nog meer gevangenen gekomen, want nergens kon ik een plaats vinden, waar ik behoor- lijk kon liggen. Ik moest onwillekeurig denken aan mijn tehuis en dacht daar bij ,,wat zou ik rijk zijn wanneer ik een plank had waarop ik languit kon liggen, een W.C. waar ik even gebruik van zou kunnen maken en een glas water." Van vermoeidheid en uitputting dom- melde ik af en toe even in doch naast het gebrek aan ruimte en dekking kwa- men nu ook nog de luizen waar ik de gehele nacht veel last van had. Een van deze dagen hoorden we ook van de dood van Hitler. Om hieromtrent ze- kerheid te verkrijgen begaven enigfc van de gevangenen zich naar het dek. De vlaggen van verschillende schepen, die waren te zien, hingen halfstok waaruit wij dus een bevestiging kregen van de geruchten. Ofschoon wij allen verre van opgewekt waren gaf ons dit toch weer enige moed. De volgende dag klaagde mijn Urker vriend over opgezette benen, een veel voorkomende en uiterst gevaarlijke ziekte in de concentratiekampen. Omdat op de Athen goed beschouwd geen plaats was voor gezonde mensep, laat staan voor zieken, verzocht hij te mogen worden opgenomen op het pas- sagiersschip de Cap Arcona. Dit werd schijnbaar toegestaan want hij vertrok naar het schip en, had ik toen geweten wat met dit schip zou gebeuren, dan zou ik hierover met zo rustig zijn ge weest. 's Avonds kregen we een stuk brood met een weinig boter. Ik had voor 2 sigaretten een mes gekocht en smeerde me juist de boter op het brood toen onze oppasser, een slecht mens met een boeventronie, mij wenkte. Hij gebood mij hem het mes te geven. Toen ik hem het mes afstond gaf hij mij te kennen, dat ik het mes had gestolen en hij gaf mij daarbij zo'n geweldige klap in mijn gezicht, dat mij ailes duizelde en Ik bang was, dat ik door het gat waar men naar beneden kon afdalen terecht zou komen in het plm. 5 meter lager gelegen ruim. Toen ik weer enigszins van deze klap was bekomen wou ik eerst naar hem toegaan, omdat ik de persoon kon aanwijzen van wien ik het mes had gekocht, zodat ik hem kon overtuigen, dat het niet afkomstig was van diefstal. Uit ondervinding wist ik echter, dat ik dan nog een tweede klap zou krijgen en daarom moest ik mij ook bij dit gruwelijk onrecht wel neerleggen. De nacht verliep weer even erbarme- lijk als van tevoren.Iedere dag bemerkte ik dat ik zwakker werd terwijl dit ook mijn medegevangenen was aan te zien. De lijken werden dagelijks aan touwen gebonden en zo naar boven gehesen. Het is 2 Mei 1945 en wanneer ik 's morgens wakker wordt kan ik met moeite opstaan, Mijn ogen kan ik nau- welijks opendoen en als ik mij in een stukje spiegel, dat ik nog uit het con- centratiekamp heb megenomen, bekijk, zie ik dat mijn gezicht onder de ogen geheel is opgezet. Ik heb het geluk naar boven te kun nen komen en mij op het dek te'kun nen verfrissen. Door de kou en het wa ter, dat ik heb kunnen drinken, gevoel ik mij weer iets beter. De gehele dag brengen Wij verder in het vunzige stinkende ruim door. 's Avonds hebben wij het geluk een bord soep te ontvangen. Het is niets dan water met harde stukken knollen er in. Ondanks mijn grote honger smaakt het dat wij nog over voedsel beschikten en me niet> doch ik tracht het door de dit werd ons noodlottig, want, toen het k?el te knJg"en. om maar zoveel moge- begon te schemeren 's avonds tegen kJk °P krachten te blijven. ongeveer 6 uur, goed licht werd het in dit ruim nooit kwamen de Rus- (Wordt vervolgd.) sische gevangenen plotseling opzetten FETULUETON door CHARLES GARVICE. U) ,,Als u er dan op staat," zei ze nog wat onwillig, ,,wil ik zeggen, dat ik 't u niet langer kwalijk neem." Ze stond op. Daarbij viel het balboekje, dat op haar schoot gelegen had, op de grond. Hij raapte het op, maar gaf het niet te- rug. „U hebt me een pak van het hart ge nomen," zei hij ernstig. ,,Maar meende u 't wel werkelijk? 'tWas zo'n aarze- lende verzekering. Mag ik ze eens op de proef stellen?" ,,Op de proef stellen?" ,,Wilt u me de volgende dans geven of welke u maar wilt?" ,,Ik heb ze besproken," zei ze koeltjes. ,,AUemaal?" vroeg hij. ,,Ik heb hier uw balboekje. Mag ik eens zien?" Ze stak vlug haar hand uit, maar het was te laat. ,,Ik ben een gelugsvogel," zei hij. ,,De volgende dans is nog vrij. Die mag ik dus hebben? Als u weigert moet ik wel de indruk krijgen, dat uw vergevings- gezindheid niet erg diep gaat." ,,Ik geloof heus, dat ik hem bespro ken heb," zei May aarzelend. „Geen kwestie van. Kijk maar!" zei hij, haar het boekje voorhoudend. ,,Ziet u wel! Hij is vrij. Ik krijg hem dus? 't Is eigenlijk een schande dat ik 't u durf vragen, want ik ben waarschijnlijk de allermiserabelste danser in de hele zaal; maar toch blijf ik 't eisen als be- wijs van vergiffenis." Zonder een woord te zeggen, legde May haar uiterste vingertoppen op zijn arm en hij leidde haar naar de danszaal terug. V66r de band tien maten ge- speeld had, had hij al een dozijn ver- keerde passen gemaakt. ,,Nu ziet u eens;" zei hij, „wat uw toegeeflijkheid u kost. Ik weet net zo veel van dansen als een nijlpaard, en ik. zal dit nummer hopeloos voor u beder- ven. Ik zou ik-weet-niet-wat willen ge ven om goed met u te kunnen dansen. Er klonk zo'n oprechte ernst in zijn stem, dat May erdoor geroerd werd. ,,Kijk," zei ze, ,,u moet uw voeten zo zetten, en zo, en dan zo. In haar hulpvaardigheid illustreerde ze haar bedoeling op een paar passen af stands, zonder zich om iemand te be- kommeren. ,,0 juist, ik zie het," zei hij levendig. ,,Laat mij het nu eens proberen. Gaat het zé beter?" ,,Een een klein beetje beter," zei May. ,,U moet niet zulke ontzettend lange passen nemen." ,,Ik zal trachten het af te leren," zei hij nederig. Hij was zô verdiept in zijn pogingen, dat hij geheel vergat, dat zij beiden niet de énige rechthebbenden waren op de dansvloer van ,,Het Wapen van Cran- ford", dat twee- of driehonderd mensen zijn verrukt, opgewonden gezicht bestu- deerden en dat zijn moeder star rechtop zat en hem fixeerde met een strak ge- zich en ogen, die een half-verontwaar- digde verbazing uitdrukten. ,,Wil iemand zo goed zijn, me te ver tellen,met wie mijn zoon danst?" vroeg ze ten laatste. ,,Ik ken haar werkelijk niet," was het antwoord; waarop Vane, die vlak bij haar stond en Heron's manoeuvres met onverholen afgunst gadesloeg, in viel: ,,Ik ook niet. Maar ik gaf wat, aïs 't wèl zo was." „Ik dacht dat Sir Héron juffrouw Vavasour had meegenomen!" kweelde een oude douairière. ,,Maar hij is zo vriendelijk, zo tegemoetkomend Hij be- grijpt zo volkomen, wat er bij gelegen- heid als deze van hem verwacht wordt, en nu offert hij zichzelf op!" Ze staarde naar Sir Heron's gezicht, dat erg wei nig leek op dat van een martelaar en grinnikte verholen achter haar waaier. Mevrouw Geoffrey Turner straalde van voldoening. Sir Héron de Grote had nog maar tweemaal gedanst. Eens met die Londense schoonheid een kort poosje maar en nu een heel lange poos met haar protégée. Het was een triomf. Volmaakt onverschillig voor de ver- rukking of de ergernis der toeschou- wers, tobde Sir Héron verder. ,,Nog heel even," verzocht hij, en de onderdrukte opwinding in zijn stem ver- baasde hem zelf: ,,heel even maar." Het bleek een noodlottig verzoek. Eer ze tien passen gedaan hadden, struikelde hij over zijn onzekere voeten, verloor bijna het evenwicht, en een scherp, scheurend geluid deed hem begrijpen, dat hij op haar jurk getrapt moest heb ben. Blozend en hijgend maakte May zich los en keek omlaag. Een scheur van een halve meter lengte liep van boven naar beneden door het witte satijn. ,Daar!" zei Sir Héron ontzet. ,,Ik wist wel, dat ik u op de een of andere manier zou beschadigen. Dat komt er nu van als u danst met een wilde, die nergens enig begrip van heeft. Wat kunnen we er in vredesnaam aan doen?" ,,Hoe ter wereld hebt u dat klaarge- speeld?" vroeg May, terwijl ze lachend opkeek naar zijn vertwijfeld gezicht. ,,Op mijn woord, ik weet het niet, zei hij schuldbewust. ,,Ik moet er met mijn voet in zijn blijven haken. Vroeger, toen de jurken kort werden gedragen, kon ik dergelijke dingen tenmmste niet aanrichten. ,,Maar hoe kon u nu blijven haken? Hebt u sporen aan?" Ze keek met 'n uitgestreken gezicht naar zijn hakken. Satijn scheurt maar niet dadelijk van- zelf. Ja, nu zal ik naar huis moeten." ,,Naar huis? Onzin!" zei Sir Héron. ,,Dat is een onmogelijkheid. Het bal is nog niet half voorbij en en boven dien hebt u me nog een tweede dans beloofd." ,,Daar weet ik niets van." ,,In elk geval moogt u er niet aan denken, nu al weg te gaan," zei hij, die- opmerking negerend. ,,De lui, die de overige dansen besproken hebben, zou den mij aan stukken scheuren als u zo- iets deed. Kunnen we er niet 't een of ander op verzinnen? Laten we even naar de garderobe gaan?" ,,Als mevrouw Turner het ziet, dan sleurt ze me dadelijk mee. 't Is vlak van voren..." .Mevrouw Geoffery Turner,"' zei hij haastig. ,,Ik ken haar, ze is een goede vriendin van me. Bent u haar dochter nee, haar nichtje? G, daar komt ze aan. Kom gauw, laten we zorgen, dat we haar niet onder ogen komen," be- sloot hij radeloos. En voor May zich kon verzetten, trok hij haar hand door zijn arm en haastte zich met haar naar de garderobe. ,,Laten we nu eens gaan zien, wat er- aan gedaan kan worden. Kan het niet dichtgespeld worden? Hebt u een paar spelden?" ,,Neen," zei May lachend. ,,Het is niet mijn gewoonte, met 'n brief spelden in mijn zak rond te lopen, voor 't geval dat iemand mijn jurk eens uit elkaar zou rijten! Nee, ik heb geen speld. U kunt me evengoed een strijdbijl vragen." Sir Héron keek wanhopig om zich heen, en zijn gezicht verhelderde toen hij een van garderobe-juffrouwen van achter een woud vanjassen te voor- schijn zag komen. Op zijn dringend wen- ken en roepen schoot zij haastig na- derbij. ,,Een speld, Sir Héron; o, wat een ongeluk! Zal ik Maar Sir Héron had zich op één knie laten zakken en hield het gescheurde satijn voorzichtig tegen elkaar. „Geef mij die speld," zei hij onder- nemend. ,,Die zit, prachtig nu nog een zô als ik er nog één bij heb, is 't voor mekaar... Wht is er aan de hand?" Want May's onderdrukt gelach, dat een soort van begeleiding had gevormd bij zijn merkwaardige manupulaties, stierf plotseling weg. ,,Wat ter wereld heb ik nu weer ge daan? U geprikt? vroeg hij, verbaasd naar haar opkijkend. Toen volgde hij de richting van haar, nu bepaald ontzet- ten blik en keerde, nog steeds knielend, zijn hoofd om. Daar, vlak achter hen, stond Lady Letchford, als een beeld- houwwerk dat het Noodlot voorstelde een Noodlot in zwart satijn; achter haar senemerde het blanke, hoogharuge gezicht van Rose Vavasour, terwijl, ais om de grq^p schrikgodinnen te voltooi- en, mevrouw Geoffrey Turner juist bin- nenzeilde en op staande voet versteen- de voor het schouwspel dat zich zo on- verwacht aan haar voordeed. Het was wat een toneeldirecteur een ,,sterk" tableau" zou noemen. Doodkalm en niet in 't minst van zijn stuk gebracht door- stond Sir Héron de strakke blikken uit drie paar ogen, en scheen er niet aan te denken, op te staan. ,,U komt precies op tijd," zei hij met klaarblijkelijke voldoening. Mevrouw Turner, u hebt groot gelijk, dat u daar als aan de grond genageld staat. U moogt ook nog gerust uw handen wrîn gen, als dat u kan verlichten. Ik ben de ongelikte barbaar, die met z'n beren- voeten deze verwoesting heeft aange- rieht. Toon u edelmoedig jegens een borouwvollen zondaar door hem te hel- pen he:ste''en wat hij bedorven neeft." Deze opzettelijke woordenvloed haa aile partijen gelegenheid gegeven, zich te herstellen, speciaal May. Met een klagelijke kreet schoot mevrouw Turner vooruit en nam Heron's plaats in; Lady Letchford hief haar face-à-main op en keek een ogenblik strak naar May's gebogen hoofd, toen legde ze haar hand op Rose Vavasour's arm en wilde zich majesteitelijk verwijderen; maar Sir Héron scheen de onbevangenheid zelf. .Moeder," zei hij, ,,mag ik u in ken- nis brengen met deze dame, die mis schien van u wel de verzekering zal willen aannemen, dat 't niet mijn vaste gewoonte is, jurken aan repen t" scheu ren Hij brak plotseling af; het 'schoot hem door het hoofd, dat hij niet eens May's naam kende. Maar mevrouwTurner had haar be- roemde tact herwonnen, en overeind ko- mend zei ze zacht sussend: ,,Ik weef zeker, dat mijn jong vrien- dinnetje u allang vergeven heeft, Sir Héron. Lady Letchford, dit is juffrouw Dalton van huize Gresham." May sloeg haar -ogen op met een vlug gebaar van protest, en het bloed steeg haar naar de wangen toen zij de scher pe, staal-koude blik der trotse oude vrouw ontmoette. Een sec. lank bekeek Lady Letchford haar met rustige min- achting; maar de ontembare, konink- lijke fierheid, die uit de bruine ogen vlamde, verstoorde haar behagelijk zelf- vertrouwen en zij boog licht het hoofd, als in nauw-merkbaar begroeten. Maar May reageerde volstrekt niet op deze tegemoetkoming; ze stond als een standbeeld, hoog opgericht en onbewe- gelijk, en voor de eerste maal in de ge- scheidenis van Berkshire werd Lady Letchford van de Eikhof met voorbe- dachte rade genegeerd. HOOFDSTUK VII. Na thuiskomst. Het was al vroeg in de morgen, toen de équipage der Dalton's voor huize Gresham stilheild en vader en dochter het huis binnenginggen. Papa Dalton zag er roood en slaperig uit, maar scheen" toch in beste stemming te zijn hij had uitstekend gesoupeerd en ruim vijf shilling gewonnen met bridge. Hij wreef in zijn ogen en gaapte luid- ruchtig en de reusachtige livreiknechts faapten mee achter 'hun enorme han- en. Maar May stond rechtop en klaar- wakker in de hall, haar bruine ogen stralend als diamanten, haar lippen half geopend, haar hart nog bonzend van opwinding en plezier. (Wordt vervolgd.)

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


(Volksblad) Oost-Goorecht en Omstreken nl | 1945 | | pagina 1