voor Landbouw, Handel en Nijverheid
NIEMAND IS ONMISBAAR.
HET NOODLOT OER LIEFDE.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags
BUITENLANDSGH OVERZICHT
52e jaargang No. 36.
Zaterdag 4 Mei 1940.
Oplaag 5500 exemplaren.
Firma J. GL DiJKHUiS, Sappemeer
LENTE-KLEUREN
Dit nummer bestaat uit 2 Bladen.
Nieuws- en Advertentieblad
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 60 cent. Franco
per post 75 cent (bij vooruitbetaling).
ADVERTENTIËN Voor het nummer
van WOENSDAG moeten Dinsdags
avonds en die voor het ZATERDAG
NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6
uur op ons Bureau ingeleverd zijn.
UITGAVE
(P. SEGGERS)
PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van
15 regels 50 cent, elke regel meer
M) cent. Rubriek Vraag en aan
bod: Van 1—5 regels 40 et Voor in
gezonden mededeelingen en ad verten -
ttën tusschen de tekst vrage men in
lichtingen en tarieven aan ons Bureau
Telefoon 214. Postrekening 171219.
(Nadruk verboden).
Het gebeurde tijdens de mobilisatie,
dat ik een vriend bezocht, die werkzaam
is in een druk bedrijf. Hij bleek den tijd
te hebben om mij rustig te woord te
staan en toen het gesprek op den gang
wan zaken kwam, vroeg ik hem, of er van
het personeel niemand was opgeroepen.
Het leek zoo vreemd, dat alles in zijn ge
wone doen was en ondanks de algemeene
ontreddering.
Toen vertelde hij, dat ook zijn bedrijf
zijn aandeel had geleverd van de dienst
plichtigen. „Maar het is waar", zei hij,
„ik heb daar eigenlijk nog niet op gelet,
maar nu je het opmerkt, zie ik het ook:
er is tenslotte weinig veranderd. Wij heb
ben het niet drukker dan anders en wij
doen toch het werk af zonder veel inval
lers. Zonderling! men zou vooruit ge
dacht hebben, dat de plotselinge uittocht
van die duizenden mannen uit het oe-
drijfsleven een verschrikkelijke chaos te
weeg moest brengen!"
Eenmaal over dit onderwerp aan het
spreken, vonden wij voorbeeld na voor
beeld van hetzelfde zonderlinge ver
schijnsel. Mijn vriend heeft schoolgaande
kinderen en het hoofd der school is ge
mobiliseerd. Maar hij noch zijn kinderen
hadden den vertrokkene eigenlijk gemist;
de school scheen onder zijn plaatsver
vanger even „gesmeerd" te loopen. De
trein en de bus rijden op tijd, hoewel ook
de conducteurs en wagenbestuurders hun
uniform met die van den soldaat hebben
verwisseld. Even gemoedelijk als in dagen
van vrede reikt de melkboer des morgens
zijn kannetje aan en elke wijk heeft zijn
eigen brievenbesteller en de post kan het
ook alweer rustig af. Van onze vrouwen
hebben wij geen klachten gehoord om
trent moeilijkheden met kruidenier, bak
ker of groenteboer die even normaal als
altijd aan de deur komen hooren, of
schoon de loopjongens toch ook wel ge
mobiliseerd zullen zijn.
En inmiddels is half Nederland (of
misschien meer dan de helft) onder
dienst! Duizenden en tienduizenden sol
daten geven aan het openbare leven een
geheel nieuw., beeld; de „burger in uni
form" drukt zijn stempel op het maat
schappelijk verkeer. En men vraagt zich
af, hoe het toch mogelijk is, dat een
dergelijke omwenteling in de samenle
ving geen noodlottiger gevolgen mee
brengt. Er bestaat kennelijk een gewel
dige reserve aan arbeidskrachten, waar
door niemand onmisbaar wordt.
Een ervaring als deze stemt tot be
scheidenheid. Wij voelen ons gewoonlijk
onvervangbaar op onze plaats in het
maatschappelijk arbeidsproces. In nor
male dagen meenen wij, dat alles in het
honderd zal loopen, ials wij eens een dag
wegens ziekte moeten verzuimen. En
wanneer de omstandigheden ons nopen
om onze post eenigen tijd aaneen onbezet
te laten, kunnen wij niet slapen van
angst dat onze vervanger den boel zal
verknoeien. Wat er zal gebeuren, nadat
wij met pensioen zullen zijn gegaan,
hierin durven wij ons zelfs niet verdie
pen. Op zijn minst stort de wereld dan
in!
Maar zoodra de ernst des tijds tot
buitengewone maatregelen dwingt, blijkt
plotseling niemand onmisbaar te zijn.
De zaak marcheert ook zonder ons wel!
Dit moge voor ons ietwat pijnlijk we
zen, eigenlijk stemt het toch verblij
dend, dat de maatschappij duurzamer
is dan de enkeling, van wien zij niet af
hangt en dien zij zonder bezwaar over
leeft.
H. G. C.
Zooals te verwachten was, heeft de
Noorsche regeering alle beweringen
van von Ribbentrop over schen
ding van haar neutraliteit en voor
bereiding van een Britschen inval
op de meest pertinente wijze te
gengesproken bij monde van de
ministers Hambro enKoht.
De Noorsche regeering was op de hoogte
van de Duitsche toebereidselen voor een
expeditie, maar wisten niet, waarheen die
zou gaan; zij heeft zich niet neergelegd bij
de schending van haar neutraliteit door de
geallieerden door het leggen van mijnen in
haar territoriale wateren. De Engelschen
hebben een plan gemaakt voor het geval,
dat zij in Scandinavië zouden moeten op
treden, maar dat is niets bijzonders, want
de generale staven moeten zich op elke
gebeurlijkheid voorbereiden, ook al bestaat
er allerminst een plan voor een invasie.
Minister von Ribbentrop, aldus minister
Koht heeft opzettelijk de dingen op hun
kop gezet, om den door niets gemotiveer-
den inval in Noorwegen achteraf te ver
dedigen.
Noorwegen ongebroken en vastberaden.
De Nóorsche rogecring heeft opnieuw een
verklaring uitgegeven, naar aanleiding van
het feit, dat de Duitsche regeering op
26 April eindelijk heeft erkend, dat tus
schen haar en Noorwegen de staat van
oorlog is ingetreden, hetgeen zij tot nog
toe stelselmatig ontkende. Het is een stuk,
dat op iedereen diepen indruk moet ma
ken. De Noorsche regeering zegt, dat het
voor haar geen verschil uitmaakt, of er
volgens de Duitschers al of niet oorlog be
staat. Zij is voorbereid op de verschrikke
lijkste oorlogsdaden in strijd met het vol
kenrecht. Noorwegen heeft dezen oorlog
niet gewild en er geen enkele aanleiding
toe gegeven. Maar het stelt de vrijheid op
zoo'n hoogen prijs, dat het liever wil lijden
dan buigen voor de Duitsche tyrannie. De
rdgeering spreekt het vertrouwen uit, dat
recht en vrijheid ten slotte zullen overwin
nen en dat Noorwegen zijn onafhankelijk
heid zal herkrijgen. Een fier woord van een
dappere regeering en een dapper volk.
Hulp van alle «ijden.
Het zijn nu niet alleen meer Engelsehen
en Franschen, die aan de zijde der Noren
vechten, maar ook Tsjechen, Polen en Fin
nen- komen te hulp. De toestand op het
oorlogsterrein ondergaat sinds de laatste
dagen, zoover althans uit de berichten is
op te maken, weinig verandering. De Duit
schers trachten op te rukken in de rich-
ting Drontheim, maar stuiten op krachti-
gen tegenstand. Trouwens schijnen beide
partijen van een adempauze gebruik te
maken om hun posities te consolideeren en
versterkingen aan te voeren. De Duitschers
doen dat voornamelijk door de lucht, al
zijn van de Zweedsche kust Duitsche trans
porten op weg naar Noorwegen waargeno
men. Namsos is geheel verwoest. Met het
landen van parachute-troepen schijnen de
Duitschers even weinig succes te hebben
als de Russen eenigen tijd geleden in Fin
land hadden. De dalende parachute-sprin
gers zijn een weerloos doel voor de Noren,
en de rotsachtige bodem is weinig geschikt
om er ongedeerd op neer te komen.
In Engeland
4begint men in te zien, dat de strijd in
Noorwegen groote inspanning zal kosten,
wil men hem tot een goed einde brengen.
In politieke kringen is men niet geheel te
vreden over de wijze van oorlogvoering, die
men energieker zou willen zien, en over de
berichtgeving, die in den beginne blijkbaar
wel wat heel optimistisch is geweest. Het
dringt thans tot de bevolking door, dat men
op het gebied van den luchtoorlog voor
groote moeilijkheden staat, al zijn op zee
aan den vijand belangrijke slagen toege
bracht. Men kan nog niet spreken van
een verlies van vertrouwen in de regeering,
maar zij zal zich toch ernstig hebben te
verantwoorden over den loop der gebeurte
nissen.
Uitbreidirg van den oorlog
in het Zuiden?
Hoewel Zweden met genoegen den lof
heeft aangehoord, die von Ribbentrop zoo
onverwacht j.l. Zaterdag aan dit land toe
zwaaide voor het strikt handhaven van zijn
neutraliteit, blijft het op zijn hoede, omdat
de wind, zooals de ervaring heeft geleerd,
plotseling kan omslaan. Het heeft 200.000
man onder de wapenen en kan er nog
300.000 meer mobiliseeren. Toch bestaat de
mogelijkheid, dat de oorlog zich uitbreidt,
en wel naar het Zuidoosten van dit zwaar
bezochte werelddeel. In Florence hebben
studenten betoogd tegen Zuid-Slavië naar
aanleiding van de verspreiding van een
anti-Italiaansche manifest door de Slove-
nen in Lubliana. Deze betooging is blijkbaar
door Rome met instemming gezien, althans
niet tegengegaan, en de heer Gayda, de
meest invloedrijke journalist van Italië, die
in- nauwe betrekking i^at tot MussoHni,
schrijft erover in de „Voce d'Italia", dat de
geallieerden zich in Zuid-Slavië blijkbaar
met machinaties bezig houden, die Italië
niet kan dulden. Italië, aldus Gayda, moet
voorbereid zijn op elke uitbreiding van het
conflict. Men hoort een bekend geluid.
Kleine landen worden tegenwoordig, voor
dat ze worden afgeslacht, steeds eerst een
bedreiging voor een grooten ovetrmach-
tigen nabuur. En Zuid-Slavië is strate
gisch van groot belang voor het beheer -
schen van de Adriatische Zee.
Engelands handelsbetrekkingen
met Italië en Rusland.
Alsof er geen vuiltje aan de lucht is,
tracht Engeland zijn handel zoowel met
Italia als met Rusland uit te breiden. Er
zal waarschijnlijk een Engelsche handels
missie naar Rome gaan, om de zaak te be
spreken. Dit bezoek is een gevolg van het
onderhoud, dat de Italiaansche gezant
Bastianini de vorige week met Lord Hali
fax heeft gehad. Engeland zou aan alle
redelijke bezwaren van Italië tegemoet
willen komen en men koestert blijkbaar
goede hoop op een gunstig resultaat. Rus
land wil eveneens wel eens praten met de
Engelschen, mits, aldus heeft het bekend
gemaakt, niet getornd wordt aan zijn uit
voer naar Duitschland. Onder die voor
waarde wil het zijn economische betrek-
kingen met Engeland wel uitbreiden.
NEDERL. MIDDENSTANDSBANK N.V.
Winstsaldo f 135.604.85 (v.j.
f 175.984.92) grootendeels aan
gewend voor afschrijvingen en
reserveering en voor 5 divi
dend op de preferente aandeelen.
Wij ontleenen het volgende aan het ver
slag over het 12e boekjaar (1939- van de
Nederlandsche Middenstandsbank
Met betrekking tot de algemeene positie
van den middenstand zij opgemerkt, dat
in vergelijking met voorgaande jaren tot
en met Augustus een bescheiden verbete
ring viel te bespeuren, zij- het niet over de
geheele linie. Het intreden van den oorlogs
toestand leidde in tal van branches tot
ingrijpende verschijnselen. Vooral in het
winkelbedrijf viel een scherpe stijging van
den omzet te constateeren, welke echter
onmiddellijk of na enkele maanden plaats
maakte voor een even scherpe daling.
De gevolgen van den oorlog stellen den
middenstand voor tal van problemen, welke
in vele gevallen resulteeren in liquiditeits
moeilijkheden. Het stemt tot voldoening,
dat onze instelling, ook door middel van
de Bijzondere Credietverleening voor den
Middenstand, menigmaal aan overbrugging
van deze liquiditeitsmoeilijkheden heeft
kunnen medewerken.
Vooralsnog is de ontwikkeling van het
middenstandsbedrijfsleven onder de oor
logsomstandigheden moeilijk te overzien.
Verwacht moet echter worden, dat de ver
mindering van de volkswelvaart in vele op
zichten een nadeeligen invloed op de om
zetten en op de resultaten van het mid-
denstandsbedrijf zal uitoefenen.
De politieke onrust en de -behoefte aan
contante middelen, als gevolg van de ver
anderde omstandigheden na het uitbreken
van den oorlog, kwamen tot uiting in een
teruggang van de ons toevertrouwde gel
den, zooals uit het volgende blijkt:
De cijfers der credietuitzetting vertoonen
'n stijging van f 1.664.000.veroorzaakt
zoowel door het openen van nieuwe als
dcor het in meerdere mate gebruik maken
van vroeger geopende credieten. Een en
ander is gereedelijk te verklaren uit de
prijsstijging van grondstoffen, zoowel als
uit de inkrimping van credietfaciliteiten
aan den kleinhandel door febrikanten en
groothandelaren.
In het verslagjaar werden nieuwe credie
ten verleend tot een gezamenlijk bedrag
van f 6.284.400.tegen f 5.417.200.in
1938.
Als gevolg van een nieuwen maatregel
van de Regeering ten behoeve van de mid-
denstandscredietvoorziening konden wij in
de tweede helft van het verslagjaar een
aanvang maken met het verstrekken van
z.g. Werktuigencredieten aan ambachtspa
troons en kleine industrieelen.
De teruggang der provisie-winsten, welke
reeds in het jaar 1938 tot uitdrukking
kwam, werd in 1939 voortgezet als gevolg
van den buitengewoon geringen omvang
van den effectenhandel en het algeheel
ontbreken van emissie-zakenDe post
intrest gaf wederom een bevredigende ver
betering te zien als gevolg van den gemid
deld gunstiger rentestand en van de uit
breiding van onze credietverleening. Aan
onkosten en salarissen werd ca. f 40.000.
meer uitgegeven, hoofdzakelijk tengevolge
van personeelsuitbreiding en periodieke sa-
larisverhoogingen.
Het saldo der resultatenrekening is ruim
f 30.000.lager dan het vorige jaar.
Het totaal der baten bedraagt f 1.292.200.
(v.j. f 1.283.100.de onkosten en sala
rissen beliepen f 1.157.700.(v.j.
f 1.118.400.bruto winst f 134.500.
(v.j. f 164.700.Afgeschreven werd op
Inventaris en Safe-inrichtingen f 72.200.—.
Gereserveerd tegen bedrijfsrisico's f 50.000.
Voorgesteld wordt f 3.000.te bestemmen
voor uitkeering van 5 aan houders van
preferente aandeelen, waarna f 10.361.09 op
nieuwe rekening overgaat.
Als de bollen weer bloeien
Ik vind in m'n bus van die tientallen
kleuren,
Die spreken van lente, van bloesem en zon,
Die vriendelijk nooden tot kijken en
keuren
Reclames, voor vrouwlief haar zomerjapon!
't Zijn snoézige stoffen, met
bloemenmotief j es,
Een vrouw wil in 't voorjaar
iets anders, nietwaar?
De tallooze tinten doen „beeldig" en
„liefjes",
Dus.ik grijp m'n beurs, en
m'n ega d'rschaar!
Ik vind in m'n bus van die aardige boekjes,
Die geeft de behanger je gratis-cadeau,
Met frissche papiertjes voor zitjes en
hoekjes,
't Is voorjaar, dan willen de menschen
het zoo!
De zon in Uw woning! zoo nooden die
kleuren
In stralende schoonheid van bloemen
met goud
En 'k zeg: Nou vooruit maar. dan moet
het gebeuren!
('t Behang, dat 'r óp zit, is ook
al weer oud
Maar al deze kleurtjes, wanneer we
't bekijken,
Hoé frisch en hoe aardig dat alles ook staat,
Wanneer we ons huis en onszelve
verrijken.
TTpt. ie pr» hpt. blijft, t.nrh ppri fraai
surrogaat!
Want ginder, langs Nederland's
goudgele duinen,
Daar vind je de Lente in werk'lijke tooi,
Daar bloeien de schoonste en heerlijkste
tuinen,
Daar „levende kleuren, als nergens
zoo mooi!
Daar vind je de aarde in vlammende
tinten,
Van 't hemelsche blauw tot het
gloeiendste paars,
Daar snijden de vakken als geurige linten
Den bodem, in lijnen, zoo recht als een
kaars
En, werpt daar de zon over alles haar
stralen,
Zoodat er de wereld in gloéd wordt gezet,
Dan spreken die kleuren hun
honderden talen,
Dan is daar de aarde een lévend palet!
Dan zijn we zoo trotsch op ons nietige
landje,
Dat brokje natuur, aan het water ontrukt,
Maar kleurig en schoon en gekweekt
als een plantje,
Waarvan nu ons oog weer de weldaden
plukt
Menseh, grijp nu je jas en je fiets,
ennaar buiten
De wereld die lokt, in een weelde van kleur,
De bloembollen bloeien, de vogels, die
fluiten
Breek éven eruit, voor wat schoonheid
en geur!
(Nadruk verboden). G. B. Jr.
FEUILLETON.
(Nadruk verboden).
4)
,,U vertelt heel goed,, ik zou graag nog
langer naar u luisteren. Bij gelegenheid
moet u me nog meer vertellen".
„Zullen we elkaar terugzien, freule?"
Ze knikte beslist. „Natuurlijk, dat spreekt
van zelf. ik cultiveer nu alle Amerikaansche
kennissen, om zoo te zeggen uit staatsbe
lang".
Verrukt keek hij in haar stralend gezicht
je, hij vond haar allerliefst en amusant.
„Dat is een prijzenswaardig voornemen".
Ze gaven zich nu aan het genot van den
dans over en toen die uit was zei Regina:
,,U walst als een Duitscher, waar hebt u
dat geleerd?"
Hij liet al zijn mooie witte tanden zien.
„Eerst van mijn moeder toen ik nog een
jongen was. Later heb ik ook in Duitsch
land gewalst".
„Het is duidelijk te merken, dat u niet
voor het eerst in Duitschland is, U spreekt
uitmuntend- Duitsch."
Er speelde een teeder lachje om zijn
mond. „Dat heb ik ook van mijn moeder
geleerd ze is Duitsche van geboorte al
is ze nu ook Amerikaansche".
Geïnteresseerd keek ze op- „En uw vader
is die ook een Duitscher? Uw naam
klinkt Duitsch".
„Mijn vader leeft niet meer, maar hij
was ook een Duitscher".
„O, beeft u uw vader al verloren, wat
naar voor u".
Hij keek ernstig voor zich. „Ik heb mijn
vader nooit gekend hij is al vóór mijn
geboorte gestorven en daarom heb ik hem
nooit gemist. Mijn moeder was alles voor
me en heeft voor mij mijn vader vervan
gen. Ze is voor mij hst symbool van al wat
goed, lief en mooi is".
Haar oogen kregen een zachten glans.
..Ik dacht dat Amerikanen niet zoo diep
konden voelen als u".
Hij1 lachte. „Ik ben veel meer Duitscher
dan Amerikaan, maar ook de Amerikanen
hebben een hart, al is men daarginds ook
gewend het leven zonder sentimentaliteit
op te vatten".
Regina's oogen vlogen weer tersluiks
naar mr. Howard en ze merkte, dat hij af
scheid nam van de anderen en haastig
naar hen toekwam. Ze babbelde echter
opgewekt met Fred Gartner verder en deed,
of ze Howard niet zag voor hij naast haar
stond.
„Freule von Kanitz, mag ik u om de"
volgenden dans verzoeken?"
Regina knikte. „Graag, mr. Howard, ik
moet jong Amerika indansen".
Howard boog. „Dat is goed, freule. Mijn
vriend Gartner heeft ook al van uw voor
nemen geprofiteerd, zooals ik opmerkte".
Haar oogen straalden. „Uw vriend walst
uitstekend en u moet hem op onzen volgen
den dansavond meebrengen.
Howard keek lachend naar Fred. „Graag,
als u het toestaat. Wanneer zal het zijn?"
„Vrijdag. Het is de laatste ontvangdag
van dit seizoen en ook voor we Duitsch
land verlaten, u moogt dus niet ontbreken".
„Voor geen geld", zei Howard met na
druk.
„Maar we zien elkaar toch eerst nog
Donderdag bij de Letzingens. Mijn nichtje
verwacht u beslist".
Howard boog weer. „Ik zal zoo vrij zijn
mijn viiend Gartner mee te brengen, mijn
heer von Letzingen heeft me dat verzocht".
Regina glimlachte. „Prachtig! En als u
visites gsat maken, mijnheer Gartner, kom
dan ook bij ons".
„Heel graag, freule".
Ze knikte hem toe. „Mr. Howard kan u
straks nog aan mijn moeder voorstellen
wilt u, mr. Howard?"
„Uw wensch is mij' een bevel". Regina en
Howard keken elkaar stralend aan.
Nu begon de muziek weer en Howard
boog voor Regina. „Mag ik het genoegen
hebben, freule?"
Ze liet zich meenemen en knikte Fred
lachend een „tot ziens" toe. Hij keek haar
na en genoot van haar gracieuse bewe
gingen.
Regina zei onder het dansen tegen haar
partner: „Uw vriend is een zeer sym
pathieke man, hij heeft een prachtige in
troductie door zijn gelijkenis met mijn oom".
Howard keek haar in de oogen. „De ge
lukkige".
Ze lachte. „Nu, u kunt ook tevreden zijn.
Uw vriend vertelde me daareven, dat hij
ook begin Mei naar New York terug gaat.
Als u ook met dezelfde boot zoudt kunnen
gaan zou het een gezellige reis worden,
vooral daar mijn nichtje Lottemarie von
Letzingen ook mee gaat".
Howard keek haar vragend aan. „Gaat
freule von Letzingen mee naar Amerika?"
Regina knikte. „Ze wil zoo dolgraag Ame
rika eens zien. Haar vader heeft zijn toe
stemming nog wel niet gegeven, maar ze
hoopt dat het toch lukken zal hem over te
halen. Lottemarie en ik zijn zoo onafschei
delijk".
„Daarom verwondert het me, dat freule
von Letzingen van avond niet hier is".
„O, ze moest een oude tante gezelschap
houden die op doorreis in Berlijn is en
morgen verder gaat. Ze was erg verdrietig
dat ze thuis moest blijven. Ik kan maar
niet aan de gedachte wennen, dat ik van
haar zal moeten scheiden. Oom Letzingen
moet toestaan dat Lottemarie met ons mee
gaat, al was het maar voor een paar maan
den".
Howards gezicht straalde. „Mijnheer von
Letzingen zal onze gemeenschappelijke
smeekbeden niet kunnen weerstaan, al zal
de scheiding van zijn dochter hem nog zoo
zwaar vallen".
„Hij laat haar natuurlijk niet graag
gaan, maar hij weet, dat zij bij ons in vei
lige hoede is en hij heeft zelf zoo weinig tijd
voor Lottemarie. Zijn beroep neemt hem
zpo geheel in beslag net als bij vader het
geval is. Mama en ik zien papa eigenlijk
alleen maar in vogelvlucht en zoo gaat het
Lottemarie met haar vader ook, vooral daar
die nog overkropt is met zaken, die met het
majoraat verband houden. Lottemarie zou
(zich misschien nog eenzamer voelen als ik,
wanneer we van elkaar af moesten en
daarom moet oom zijn toestemming geven".
Hij lachte. „Ik geloof niet, dat hij tegen
uw energie op zal kunnen".
„Nu, vindt u het soms ook niet beter
dat Lottemarie met ons mee gaat?" vroeg
Regina strijdlustig.
Hij' haastte zich om toe te stemmen. „Na
tuurlijk. Wanneer wordt het beslist of ze
meegaat of niet?"
„Dezer dagen. Ik hoop u Donderdag de
finitief te kunnen zeggen dat het beslist is
en in elk geval kunt u nu al moeite doen
om te maken, dat u begin Mei vrij is en
met ons mee kunt reizen. Mijn nichtje zou
het zeker heel prettig vinden als u met de
zelfde boot ging".
Hij keek haar met een eigenaardigen
blik aan. „Zou uw nichtje het prettig vin
den? En u, freule?"
Ze werd vuurrood: „Ik zou het natuurlijk
ook heel gezellig vinden u en uw vriend
Gartner zouden ons zeker het beste in New
York en Washington wegwijs kunnen ma
ken".
„Stellig eh we zullen dat graag doen ook.
In elk geval zal ik hemel en aarde bewe
gen om begin Mei vrij te zijn".
„Hemel en aarde?"
„Ik moet er toch voor zorgen dat het u
daar ginds zoo goed bevalt, dat u geen
heimwee krijgt".
Ze lachte verlegen: „Misschien kunt u
het hart van uw gezant zoo roeren, dat hij
u tegen dien tijd naar huis stuurt. Zal ik
soms eens een goed woordje voor u doen?
Hij is van avond hier daarginds sta.n*
hii en hij is tegen mij1 altiid even bemin
nelijk".
„Hij zal u zeker niet kunnen weerstaan,
maar ik wil het toch liever maar zelf in
orde brengen, het zal wel gaan zooals we
wenschen".
.Zooals ik wensch?" vroeg ze schalks.
Hij keek haar diep in de oogen: „Zooals
u wenscht en zooals ik het wensch, ik weet,
dat ik het in dit opzicht volkomen met u
eens ben, freule".
Haar gezicht gloeide. De dans was uit:
„Het is erg warm in de zaal", zei ze verle
gen.
„Mag ik u naar een der zijkamers bren
gen, daar zal het frisscher zijn".
„Brengt u me naar mama, mr. Howard,
daar ginds staat ze en stelt u dan mr.
Gartner ook aan piama voor".
Hij deed zooals ze hem verzocht had.
Een half uur later was het feest afgeloo-
pen. Howard en zijn vriend hadden met
een paar vroolijke woorden afscheid geno
men van Regina von Kanitz, toen deze met
haar ouders uit de garderobe kwam.
Ook de heer von Letzingen nam vrien
delijk afscheid van de beide vrienden én
herhaalde zijn uitnoodiging aan Fred.
De viienden verlieten het hotel om nog
een eindje te loopen.
Een dunne laag sneeuw lag op de stra
ten groote-stadssneeuw, grauw en vuil,
doch het was niet koud, er was reeds iets
van het komend voorjaar in de lucht.
Zwijgend slenterden de beide vrienden
naast eikaar verder en rookten met smaav
hun sigaretten.
Eindelijk bleven ze als bij' afspraak staan
en keken elkaar lachend aan.
„Nu hebben we in alle talen gezwegen,
Harry".
Deze knikte. „Een veelbeteekenend zwij
gen was het en ik ben het volkomen met je
eens we moeten nog een flesch wijn
drinken voor we naar bed gaan.
„Maar 't moet een goeie Rijnwijn zijn,
Harry".
„Een heel goeie, laat dat maar aan mij
over".
Vijf minuten later zaten ze in een ge
zellig hoekje en lieten de glazen tegen el
kaar klinken.
„Op dat, wat we hopen en wenschen,
Fred".
Fred lachte. „Zeg maar gerust, op dat
wat we liefhebben, ik doe mee".
Howard haalde diep adem. „Prosit, Fred.
De Duische lucht maakt toch sentimenteel".
„Alleen als je Duitsch bloed in de ade
ren hebt, Harry, je hebt toch ook een Duit
sche moeder".
„Je zet echte Duitsch oogen op Fred".
(Wordt vervolgd).