voor Landbouw, Handel en Nijverheid NIEMAND IS ONMISBAAR. HET NOODLOT OER LIEFDE. Verschijnt Woensdags en Zaterdags BUITENLANDSGH OVERZICHT 52e jaargang No. 36. Zaterdag 4 Mei 1940. Oplaag 5500 exemplaren. Firma J. GL DiJKHUiS, Sappemeer LENTE-KLEUREN Dit nummer bestaat uit 2 Bladen. Nieuws- en Advertentieblad ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 60 cent. Franco per post 75 cent (bij vooruitbetaling). ADVERTENTIËN Voor het nummer van WOENSDAG moeten Dinsdags avonds en die voor het ZATERDAG NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6 uur op ons Bureau ingeleverd zijn. UITGAVE (P. SEGGERS) PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 50 cent, elke regel meer M) cent. Rubriek Vraag en aan bod: Van 1—5 regels 40 et Voor in gezonden mededeelingen en ad verten - ttën tusschen de tekst vrage men in lichtingen en tarieven aan ons Bureau Telefoon 214. Postrekening 171219. (Nadruk verboden). Het gebeurde tijdens de mobilisatie, dat ik een vriend bezocht, die werkzaam is in een druk bedrijf. Hij bleek den tijd te hebben om mij rustig te woord te staan en toen het gesprek op den gang wan zaken kwam, vroeg ik hem, of er van het personeel niemand was opgeroepen. Het leek zoo vreemd, dat alles in zijn ge wone doen was en ondanks de algemeene ontreddering. Toen vertelde hij, dat ook zijn bedrijf zijn aandeel had geleverd van de dienst plichtigen. „Maar het is waar", zei hij, „ik heb daar eigenlijk nog niet op gelet, maar nu je het opmerkt, zie ik het ook: er is tenslotte weinig veranderd. Wij heb ben het niet drukker dan anders en wij doen toch het werk af zonder veel inval lers. Zonderling! men zou vooruit ge dacht hebben, dat de plotselinge uittocht van die duizenden mannen uit het oe- drijfsleven een verschrikkelijke chaos te weeg moest brengen!" Eenmaal over dit onderwerp aan het spreken, vonden wij voorbeeld na voor beeld van hetzelfde zonderlinge ver schijnsel. Mijn vriend heeft schoolgaande kinderen en het hoofd der school is ge mobiliseerd. Maar hij noch zijn kinderen hadden den vertrokkene eigenlijk gemist; de school scheen onder zijn plaatsver vanger even „gesmeerd" te loopen. De trein en de bus rijden op tijd, hoewel ook de conducteurs en wagenbestuurders hun uniform met die van den soldaat hebben verwisseld. Even gemoedelijk als in dagen van vrede reikt de melkboer des morgens zijn kannetje aan en elke wijk heeft zijn eigen brievenbesteller en de post kan het ook alweer rustig af. Van onze vrouwen hebben wij geen klachten gehoord om trent moeilijkheden met kruidenier, bak ker of groenteboer die even normaal als altijd aan de deur komen hooren, of schoon de loopjongens toch ook wel ge mobiliseerd zullen zijn. En inmiddels is half Nederland (of misschien meer dan de helft) onder dienst! Duizenden en tienduizenden sol daten geven aan het openbare leven een geheel nieuw., beeld; de „burger in uni form" drukt zijn stempel op het maat schappelijk verkeer. En men vraagt zich af, hoe het toch mogelijk is, dat een dergelijke omwenteling in de samenle ving geen noodlottiger gevolgen mee brengt. Er bestaat kennelijk een gewel dige reserve aan arbeidskrachten, waar door niemand onmisbaar wordt. Een ervaring als deze stemt tot be scheidenheid. Wij voelen ons gewoonlijk onvervangbaar op onze plaats in het maatschappelijk arbeidsproces. In nor male dagen meenen wij, dat alles in het honderd zal loopen, ials wij eens een dag wegens ziekte moeten verzuimen. En wanneer de omstandigheden ons nopen om onze post eenigen tijd aaneen onbezet te laten, kunnen wij niet slapen van angst dat onze vervanger den boel zal verknoeien. Wat er zal gebeuren, nadat wij met pensioen zullen zijn gegaan, hierin durven wij ons zelfs niet verdie pen. Op zijn minst stort de wereld dan in! Maar zoodra de ernst des tijds tot buitengewone maatregelen dwingt, blijkt plotseling niemand onmisbaar te zijn. De zaak marcheert ook zonder ons wel! Dit moge voor ons ietwat pijnlijk we zen, eigenlijk stemt het toch verblij dend, dat de maatschappij duurzamer is dan de enkeling, van wien zij niet af hangt en dien zij zonder bezwaar over leeft. H. G. C. Zooals te verwachten was, heeft de Noorsche regeering alle beweringen van von Ribbentrop over schen ding van haar neutraliteit en voor bereiding van een Britschen inval op de meest pertinente wijze te gengesproken bij monde van de ministers Hambro enKoht. De Noorsche regeering was op de hoogte van de Duitsche toebereidselen voor een expeditie, maar wisten niet, waarheen die zou gaan; zij heeft zich niet neergelegd bij de schending van haar neutraliteit door de geallieerden door het leggen van mijnen in haar territoriale wateren. De Engelschen hebben een plan gemaakt voor het geval, dat zij in Scandinavië zouden moeten op treden, maar dat is niets bijzonders, want de generale staven moeten zich op elke gebeurlijkheid voorbereiden, ook al bestaat er allerminst een plan voor een invasie. Minister von Ribbentrop, aldus minister Koht heeft opzettelijk de dingen op hun kop gezet, om den door niets gemotiveer- den inval in Noorwegen achteraf te ver dedigen. Noorwegen ongebroken en vastberaden. De Nóorsche rogecring heeft opnieuw een verklaring uitgegeven, naar aanleiding van het feit, dat de Duitsche regeering op 26 April eindelijk heeft erkend, dat tus schen haar en Noorwegen de staat van oorlog is ingetreden, hetgeen zij tot nog toe stelselmatig ontkende. Het is een stuk, dat op iedereen diepen indruk moet ma ken. De Noorsche regeering zegt, dat het voor haar geen verschil uitmaakt, of er volgens de Duitschers al of niet oorlog be staat. Zij is voorbereid op de verschrikke lijkste oorlogsdaden in strijd met het vol kenrecht. Noorwegen heeft dezen oorlog niet gewild en er geen enkele aanleiding toe gegeven. Maar het stelt de vrijheid op zoo'n hoogen prijs, dat het liever wil lijden dan buigen voor de Duitsche tyrannie. De rdgeering spreekt het vertrouwen uit, dat recht en vrijheid ten slotte zullen overwin nen en dat Noorwegen zijn onafhankelijk heid zal herkrijgen. Een fier woord van een dappere regeering en een dapper volk. Hulp van alle «ijden. Het zijn nu niet alleen meer Engelsehen en Franschen, die aan de zijde der Noren vechten, maar ook Tsjechen, Polen en Fin nen- komen te hulp. De toestand op het oorlogsterrein ondergaat sinds de laatste dagen, zoover althans uit de berichten is op te maken, weinig verandering. De Duit schers trachten op te rukken in de rich- ting Drontheim, maar stuiten op krachti- gen tegenstand. Trouwens schijnen beide partijen van een adempauze gebruik te maken om hun posities te consolideeren en versterkingen aan te voeren. De Duitschers doen dat voornamelijk door de lucht, al zijn van de Zweedsche kust Duitsche trans porten op weg naar Noorwegen waargeno men. Namsos is geheel verwoest. Met het landen van parachute-troepen schijnen de Duitschers even weinig succes te hebben als de Russen eenigen tijd geleden in Fin land hadden. De dalende parachute-sprin gers zijn een weerloos doel voor de Noren, en de rotsachtige bodem is weinig geschikt om er ongedeerd op neer te komen. In Engeland 4begint men in te zien, dat de strijd in Noorwegen groote inspanning zal kosten, wil men hem tot een goed einde brengen. In politieke kringen is men niet geheel te vreden over de wijze van oorlogvoering, die men energieker zou willen zien, en over de berichtgeving, die in den beginne blijkbaar wel wat heel optimistisch is geweest. Het dringt thans tot de bevolking door, dat men op het gebied van den luchtoorlog voor groote moeilijkheden staat, al zijn op zee aan den vijand belangrijke slagen toege bracht. Men kan nog niet spreken van een verlies van vertrouwen in de regeering, maar zij zal zich toch ernstig hebben te verantwoorden over den loop der gebeurte nissen. Uitbreidirg van den oorlog in het Zuiden? Hoewel Zweden met genoegen den lof heeft aangehoord, die von Ribbentrop zoo onverwacht j.l. Zaterdag aan dit land toe zwaaide voor het strikt handhaven van zijn neutraliteit, blijft het op zijn hoede, omdat de wind, zooals de ervaring heeft geleerd, plotseling kan omslaan. Het heeft 200.000 man onder de wapenen en kan er nog 300.000 meer mobiliseeren. Toch bestaat de mogelijkheid, dat de oorlog zich uitbreidt, en wel naar het Zuidoosten van dit zwaar bezochte werelddeel. In Florence hebben studenten betoogd tegen Zuid-Slavië naar aanleiding van de verspreiding van een anti-Italiaansche manifest door de Slove- nen in Lubliana. Deze betooging is blijkbaar door Rome met instemming gezien, althans niet tegengegaan, en de heer Gayda, de meest invloedrijke journalist van Italië, die in- nauwe betrekking i^at tot MussoHni, schrijft erover in de „Voce d'Italia", dat de geallieerden zich in Zuid-Slavië blijkbaar met machinaties bezig houden, die Italië niet kan dulden. Italië, aldus Gayda, moet voorbereid zijn op elke uitbreiding van het conflict. Men hoort een bekend geluid. Kleine landen worden tegenwoordig, voor dat ze worden afgeslacht, steeds eerst een bedreiging voor een grooten ovetrmach- tigen nabuur. En Zuid-Slavië is strate gisch van groot belang voor het beheer - schen van de Adriatische Zee. Engelands handelsbetrekkingen met Italië en Rusland. Alsof er geen vuiltje aan de lucht is, tracht Engeland zijn handel zoowel met Italia als met Rusland uit te breiden. Er zal waarschijnlijk een Engelsche handels missie naar Rome gaan, om de zaak te be spreken. Dit bezoek is een gevolg van het onderhoud, dat de Italiaansche gezant Bastianini de vorige week met Lord Hali fax heeft gehad. Engeland zou aan alle redelijke bezwaren van Italië tegemoet willen komen en men koestert blijkbaar goede hoop op een gunstig resultaat. Rus land wil eveneens wel eens praten met de Engelschen, mits, aldus heeft het bekend gemaakt, niet getornd wordt aan zijn uit voer naar Duitschland. Onder die voor waarde wil het zijn economische betrek- kingen met Engeland wel uitbreiden. NEDERL. MIDDENSTANDSBANK N.V. Winstsaldo f 135.604.85 (v.j. f 175.984.92) grootendeels aan gewend voor afschrijvingen en reserveering en voor 5 divi dend op de preferente aandeelen. Wij ontleenen het volgende aan het ver slag over het 12e boekjaar (1939- van de Nederlandsche Middenstandsbank Met betrekking tot de algemeene positie van den middenstand zij opgemerkt, dat in vergelijking met voorgaande jaren tot en met Augustus een bescheiden verbete ring viel te bespeuren, zij- het niet over de geheele linie. Het intreden van den oorlogs toestand leidde in tal van branches tot ingrijpende verschijnselen. Vooral in het winkelbedrijf viel een scherpe stijging van den omzet te constateeren, welke echter onmiddellijk of na enkele maanden plaats maakte voor een even scherpe daling. De gevolgen van den oorlog stellen den middenstand voor tal van problemen, welke in vele gevallen resulteeren in liquiditeits moeilijkheden. Het stemt tot voldoening, dat onze instelling, ook door middel van de Bijzondere Credietverleening voor den Middenstand, menigmaal aan overbrugging van deze liquiditeitsmoeilijkheden heeft kunnen medewerken. Vooralsnog is de ontwikkeling van het middenstandsbedrijfsleven onder de oor logsomstandigheden moeilijk te overzien. Verwacht moet echter worden, dat de ver mindering van de volkswelvaart in vele op zichten een nadeeligen invloed op de om zetten en op de resultaten van het mid- denstandsbedrijf zal uitoefenen. De politieke onrust en de -behoefte aan contante middelen, als gevolg van de ver anderde omstandigheden na het uitbreken van den oorlog, kwamen tot uiting in een teruggang van de ons toevertrouwde gel den, zooals uit het volgende blijkt: De cijfers der credietuitzetting vertoonen 'n stijging van f 1.664.000.veroorzaakt zoowel door het openen van nieuwe als dcor het in meerdere mate gebruik maken van vroeger geopende credieten. Een en ander is gereedelijk te verklaren uit de prijsstijging van grondstoffen, zoowel als uit de inkrimping van credietfaciliteiten aan den kleinhandel door febrikanten en groothandelaren. In het verslagjaar werden nieuwe credie ten verleend tot een gezamenlijk bedrag van f 6.284.400.tegen f 5.417.200.in 1938. Als gevolg van een nieuwen maatregel van de Regeering ten behoeve van de mid- denstandscredietvoorziening konden wij in de tweede helft van het verslagjaar een aanvang maken met het verstrekken van z.g. Werktuigencredieten aan ambachtspa troons en kleine industrieelen. De teruggang der provisie-winsten, welke reeds in het jaar 1938 tot uitdrukking kwam, werd in 1939 voortgezet als gevolg van den buitengewoon geringen omvang van den effectenhandel en het algeheel ontbreken van emissie-zakenDe post intrest gaf wederom een bevredigende ver betering te zien als gevolg van den gemid deld gunstiger rentestand en van de uit breiding van onze credietverleening. Aan onkosten en salarissen werd ca. f 40.000. meer uitgegeven, hoofdzakelijk tengevolge van personeelsuitbreiding en periodieke sa- larisverhoogingen. Het saldo der resultatenrekening is ruim f 30.000.lager dan het vorige jaar. Het totaal der baten bedraagt f 1.292.200. (v.j. f 1.283.100.de onkosten en sala rissen beliepen f 1.157.700.(v.j. f 1.118.400.bruto winst f 134.500. (v.j. f 164.700.Afgeschreven werd op Inventaris en Safe-inrichtingen f 72.200.—. Gereserveerd tegen bedrijfsrisico's f 50.000. Voorgesteld wordt f 3.000.te bestemmen voor uitkeering van 5 aan houders van preferente aandeelen, waarna f 10.361.09 op nieuwe rekening overgaat. Als de bollen weer bloeien Ik vind in m'n bus van die tientallen kleuren, Die spreken van lente, van bloesem en zon, Die vriendelijk nooden tot kijken en keuren Reclames, voor vrouwlief haar zomerjapon! 't Zijn snoézige stoffen, met bloemenmotief j es, Een vrouw wil in 't voorjaar iets anders, nietwaar? De tallooze tinten doen „beeldig" en „liefjes", Dus.ik grijp m'n beurs, en m'n ega d'rschaar! Ik vind in m'n bus van die aardige boekjes, Die geeft de behanger je gratis-cadeau, Met frissche papiertjes voor zitjes en hoekjes, 't Is voorjaar, dan willen de menschen het zoo! De zon in Uw woning! zoo nooden die kleuren In stralende schoonheid van bloemen met goud En 'k zeg: Nou vooruit maar. dan moet het gebeuren! ('t Behang, dat 'r óp zit, is ook al weer oud Maar al deze kleurtjes, wanneer we 't bekijken, Hoé frisch en hoe aardig dat alles ook staat, Wanneer we ons huis en onszelve verrijken. TTpt. ie pr» hpt. blijft, t.nrh ppri fraai surrogaat! Want ginder, langs Nederland's goudgele duinen, Daar vind je de Lente in werk'lijke tooi, Daar bloeien de schoonste en heerlijkste tuinen, Daar „levende kleuren, als nergens zoo mooi! Daar vind je de aarde in vlammende tinten, Van 't hemelsche blauw tot het gloeiendste paars, Daar snijden de vakken als geurige linten Den bodem, in lijnen, zoo recht als een kaars En, werpt daar de zon over alles haar stralen, Zoodat er de wereld in gloéd wordt gezet, Dan spreken die kleuren hun honderden talen, Dan is daar de aarde een lévend palet! Dan zijn we zoo trotsch op ons nietige landje, Dat brokje natuur, aan het water ontrukt, Maar kleurig en schoon en gekweekt als een plantje, Waarvan nu ons oog weer de weldaden plukt Menseh, grijp nu je jas en je fiets, ennaar buiten De wereld die lokt, in een weelde van kleur, De bloembollen bloeien, de vogels, die fluiten Breek éven eruit, voor wat schoonheid en geur! (Nadruk verboden). G. B. Jr. FEUILLETON. (Nadruk verboden). 4) ,,U vertelt heel goed,, ik zou graag nog langer naar u luisteren. Bij gelegenheid moet u me nog meer vertellen". „Zullen we elkaar terugzien, freule?" Ze knikte beslist. „Natuurlijk, dat spreekt van zelf. ik cultiveer nu alle Amerikaansche kennissen, om zoo te zeggen uit staatsbe lang". Verrukt keek hij in haar stralend gezicht je, hij vond haar allerliefst en amusant. „Dat is een prijzenswaardig voornemen". Ze gaven zich nu aan het genot van den dans over en toen die uit was zei Regina: ,,U walst als een Duitscher, waar hebt u dat geleerd?" Hij liet al zijn mooie witte tanden zien. „Eerst van mijn moeder toen ik nog een jongen was. Later heb ik ook in Duitsch land gewalst". „Het is duidelijk te merken, dat u niet voor het eerst in Duitschland is, U spreekt uitmuntend- Duitsch." Er speelde een teeder lachje om zijn mond. „Dat heb ik ook van mijn moeder geleerd ze is Duitsche van geboorte al is ze nu ook Amerikaansche". Geïnteresseerd keek ze op- „En uw vader is die ook een Duitscher? Uw naam klinkt Duitsch". „Mijn vader leeft niet meer, maar hij was ook een Duitscher". „O, beeft u uw vader al verloren, wat naar voor u". Hij keek ernstig voor zich. „Ik heb mijn vader nooit gekend hij is al vóór mijn geboorte gestorven en daarom heb ik hem nooit gemist. Mijn moeder was alles voor me en heeft voor mij mijn vader vervan gen. Ze is voor mij hst symbool van al wat goed, lief en mooi is". Haar oogen kregen een zachten glans. ..Ik dacht dat Amerikanen niet zoo diep konden voelen als u". Hij1 lachte. „Ik ben veel meer Duitscher dan Amerikaan, maar ook de Amerikanen hebben een hart, al is men daarginds ook gewend het leven zonder sentimentaliteit op te vatten". Regina's oogen vlogen weer tersluiks naar mr. Howard en ze merkte, dat hij af scheid nam van de anderen en haastig naar hen toekwam. Ze babbelde echter opgewekt met Fred Gartner verder en deed, of ze Howard niet zag voor hij naast haar stond. „Freule von Kanitz, mag ik u om de" volgenden dans verzoeken?" Regina knikte. „Graag, mr. Howard, ik moet jong Amerika indansen". Howard boog. „Dat is goed, freule. Mijn vriend Gartner heeft ook al van uw voor nemen geprofiteerd, zooals ik opmerkte". Haar oogen straalden. „Uw vriend walst uitstekend en u moet hem op onzen volgen den dansavond meebrengen. Howard keek lachend naar Fred. „Graag, als u het toestaat. Wanneer zal het zijn?" „Vrijdag. Het is de laatste ontvangdag van dit seizoen en ook voor we Duitsch land verlaten, u moogt dus niet ontbreken". „Voor geen geld", zei Howard met na druk. „Maar we zien elkaar toch eerst nog Donderdag bij de Letzingens. Mijn nichtje verwacht u beslist". Howard boog weer. „Ik zal zoo vrij zijn mijn viiend Gartner mee te brengen, mijn heer von Letzingen heeft me dat verzocht". Regina glimlachte. „Prachtig! En als u visites gsat maken, mijnheer Gartner, kom dan ook bij ons". „Heel graag, freule". Ze knikte hem toe. „Mr. Howard kan u straks nog aan mijn moeder voorstellen wilt u, mr. Howard?" „Uw wensch is mij' een bevel". Regina en Howard keken elkaar stralend aan. Nu begon de muziek weer en Howard boog voor Regina. „Mag ik het genoegen hebben, freule?" Ze liet zich meenemen en knikte Fred lachend een „tot ziens" toe. Hij keek haar na en genoot van haar gracieuse bewe gingen. Regina zei onder het dansen tegen haar partner: „Uw vriend is een zeer sym pathieke man, hij heeft een prachtige in troductie door zijn gelijkenis met mijn oom". Howard keek haar in de oogen. „De ge lukkige". Ze lachte. „Nu, u kunt ook tevreden zijn. Uw vriend vertelde me daareven, dat hij ook begin Mei naar New York terug gaat. Als u ook met dezelfde boot zoudt kunnen gaan zou het een gezellige reis worden, vooral daar mijn nichtje Lottemarie von Letzingen ook mee gaat". Howard keek haar vragend aan. „Gaat freule von Letzingen mee naar Amerika?" Regina knikte. „Ze wil zoo dolgraag Ame rika eens zien. Haar vader heeft zijn toe stemming nog wel niet gegeven, maar ze hoopt dat het toch lukken zal hem over te halen. Lottemarie en ik zijn zoo onafschei delijk". „Daarom verwondert het me, dat freule von Letzingen van avond niet hier is". „O, ze moest een oude tante gezelschap houden die op doorreis in Berlijn is en morgen verder gaat. Ze was erg verdrietig dat ze thuis moest blijven. Ik kan maar niet aan de gedachte wennen, dat ik van haar zal moeten scheiden. Oom Letzingen moet toestaan dat Lottemarie met ons mee gaat, al was het maar voor een paar maan den". Howards gezicht straalde. „Mijnheer von Letzingen zal onze gemeenschappelijke smeekbeden niet kunnen weerstaan, al zal de scheiding van zijn dochter hem nog zoo zwaar vallen". „Hij laat haar natuurlijk niet graag gaan, maar hij weet, dat zij bij ons in vei lige hoede is en hij heeft zelf zoo weinig tijd voor Lottemarie. Zijn beroep neemt hem zpo geheel in beslag net als bij vader het geval is. Mama en ik zien papa eigenlijk alleen maar in vogelvlucht en zoo gaat het Lottemarie met haar vader ook, vooral daar die nog overkropt is met zaken, die met het majoraat verband houden. Lottemarie zou (zich misschien nog eenzamer voelen als ik, wanneer we van elkaar af moesten en daarom moet oom zijn toestemming geven". Hij lachte. „Ik geloof niet, dat hij tegen uw energie op zal kunnen". „Nu, vindt u het soms ook niet beter dat Lottemarie met ons mee gaat?" vroeg Regina strijdlustig. Hij' haastte zich om toe te stemmen. „Na tuurlijk. Wanneer wordt het beslist of ze meegaat of niet?" „Dezer dagen. Ik hoop u Donderdag de finitief te kunnen zeggen dat het beslist is en in elk geval kunt u nu al moeite doen om te maken, dat u begin Mei vrij is en met ons mee kunt reizen. Mijn nichtje zou het zeker heel prettig vinden als u met de zelfde boot ging". Hij keek haar met een eigenaardigen blik aan. „Zou uw nichtje het prettig vin den? En u, freule?" Ze werd vuurrood: „Ik zou het natuurlijk ook heel gezellig vinden u en uw vriend Gartner zouden ons zeker het beste in New York en Washington wegwijs kunnen ma ken". „Stellig eh we zullen dat graag doen ook. In elk geval zal ik hemel en aarde bewe gen om begin Mei vrij te zijn". „Hemel en aarde?" „Ik moet er toch voor zorgen dat het u daar ginds zoo goed bevalt, dat u geen heimwee krijgt". Ze lachte verlegen: „Misschien kunt u het hart van uw gezant zoo roeren, dat hij u tegen dien tijd naar huis stuurt. Zal ik soms eens een goed woordje voor u doen? Hij is van avond hier daarginds sta.n* hii en hij is tegen mij1 altiid even bemin nelijk". „Hij zal u zeker niet kunnen weerstaan, maar ik wil het toch liever maar zelf in orde brengen, het zal wel gaan zooals we wenschen". .Zooals ik wensch?" vroeg ze schalks. Hij keek haar diep in de oogen: „Zooals u wenscht en zooals ik het wensch, ik weet, dat ik het in dit opzicht volkomen met u eens ben, freule". Haar gezicht gloeide. De dans was uit: „Het is erg warm in de zaal", zei ze verle gen. „Mag ik u naar een der zijkamers bren gen, daar zal het frisscher zijn". „Brengt u me naar mama, mr. Howard, daar ginds staat ze en stelt u dan mr. Gartner ook aan piama voor". Hij deed zooals ze hem verzocht had. Een half uur later was het feest afgeloo- pen. Howard en zijn vriend hadden met een paar vroolijke woorden afscheid geno men van Regina von Kanitz, toen deze met haar ouders uit de garderobe kwam. Ook de heer von Letzingen nam vrien delijk afscheid van de beide vrienden én herhaalde zijn uitnoodiging aan Fred. De viienden verlieten het hotel om nog een eindje te loopen. Een dunne laag sneeuw lag op de stra ten groote-stadssneeuw, grauw en vuil, doch het was niet koud, er was reeds iets van het komend voorjaar in de lucht. Zwijgend slenterden de beide vrienden naast eikaar verder en rookten met smaav hun sigaretten. Eindelijk bleven ze als bij' afspraak staan en keken elkaar lachend aan. „Nu hebben we in alle talen gezwegen, Harry". Deze knikte. „Een veelbeteekenend zwij gen was het en ik ben het volkomen met je eens we moeten nog een flesch wijn drinken voor we naar bed gaan. „Maar 't moet een goeie Rijnwijn zijn, Harry". „Een heel goeie, laat dat maar aan mij over". Vijf minuten later zaten ze in een ge zellig hoekje en lieten de glazen tegen el kaar klinken. „Op dat, wat we hopen en wenschen, Fred". Fred lachte. „Zeg maar gerust, op dat wat we liefhebben, ik doe mee". Howard haalde diep adem. „Prosit, Fred. De Duische lucht maakt toch sentimenteel". „Alleen als je Duitsch bloed in de ade ren hebt, Harry, je hebt toch ook een Duit sche moeder". „Je zet echte Duitsch oogen op Fred". (Wordt vervolgd).

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


Nieuws- en Advertentieblad, Sappemeer nl | 1940 | | pagina 1