voor Landbouw, Handel en Nijverheid
De voorbeeldige mensch.
HET NOODLOT DER LIEFDE.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags
Officieele Publicaties.
52e jaargang No. 40.
Zaterdag 18 Mei 1940.
Oplaag 5500 exemplaren.
Firma J. GL DIJKHUIS, Sappemeer
miiffliniPnTBai
Nieuws- en Advertentieblad
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 60 cent. Franco
per post 75 cent (bij vooruitbetaling).
ADVERTENTIËN Voor het nummer
van WOENSDAG moeten Dinsdags
avonds en die voor het ZATERDAG
NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6
uur op ons Bureau ingeleverd zijn.
UITGAVE
(P. SEGiSERS)
PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van
15 regels 50 cent, elke regel meer
10 cent. Rubriek Vraag en aan
bod: Van 1—5 regels 40 ofc Voor in
gezonden mededeelingen en ad verten -
tien tusschen de tekst vrage men in
lichtingen en tarieven aan ons Bureau
Telefoon 814. Postrekening 171819.
(Nadruk verboden).
Wanneer men zich afvraagt, aan wie
men voor zijn levensvorming het meeste
te danken heeft, blijken dit niet de brave
Hendrikken te zijn, die de ouderwetsche
schoolmeester den kinderen tot voor
beeld stelde. Vaak zijn het menschen, op
wie de burgerlijke moraal heel wat zou
hebben aan te merken. Maar deze gang
makers onderscheiden zich door een ze
ker iets, diat moeilijk onder woorden is
te brengen, doch dat zich in de praktijk
met stelligheid openbaart. Zelden ont
moet men dergelijke invloedrijke figuren
persoonlijk; in de meeste gevallen ge
schiedt de kennismaking door gedruk
te levensbeschrijvingen, tooneelstukken,
films of romans.
Ieder houdt er zoo zijn eigen held of
heldin op na, in wie hij het grootsche
en indrukwekkende van het leven be
lichaamd ziet. Wat is het, dat hem in
zijn held of heldin aantrekt?
Allereerst het besef, dat hij met een
levend schepsel te doen heeft. De mensch
is als onderdeel van het heelal te verge
lijken met die beweeglijke krachtcentra,
welke men zoowel in de zon als in het
zaadje van de ontkiemende plant terug
vindt. Ook voor den mensch voltrekt
zich het eeuwige drama van groeien,
bloeien vruchtzetten en vergaan, de wis
seling van seizoenen, het verbeurten van
dag en nacht, van koude en warmte,
van regen en zonneschijn. Ook zijn in
nerlijk kent de stormen, de aardbevingen
en vulkanische uitbarstingen, de onafge
broken strijd tegen vernielende mach
ten, het geduldige herstellen en weder-
opbouwen, dat men overal aantreft in
de natuur.
iEen natuurlijk mensch is als een ml-
(.pkosmos, een wereld in 't klein, die den
toeschouwer het groote werelddrama be
grijpelijk maakt. En die hem de kos
mische kern ook in zijn leven ontdek
ken doet. Hoe weinig menschen zijn nog
natuurlijk in onze gekunstelde samenle
ving! En als ze 't zijn, verbergen ze hun
natuurlijkheid meestal achter het maat
schappelijk masker. Maar de kunstenaar
neemt hun dat masker af en laat de be
weegredenen en drijfveeren zien, waar
naar zij in werkelijkheid handelen. En
door deze bemiddeling ontdekt de lezer
of toeschouwer in zijn held het natuur
wezen, dat hij zelf ook nog is, al wil hij
het niet weten, en hij schaamt zich
hierover niet langer.
De mensch staat echter in zooverre
boven de overige natuur, dat hij bewust
naar volmaking; streeft. En daar hij deze
nimmer bereikt, blijft deze strijd tra
gisch. Doch juist deze tragiek maakt zijn
leven grootsch en heldhaftig. Hij valt en
staat weder op; het lot voert hem op
dwaalwegen en hij hervindt den weg; hij
stuit op den vijand, dien hij meent, te
ontwijken; hij lijdt de nederlaag, maar
ontmoedigen laat hij zich niet; uit
wanhoop en droefheid herrijst hijhij
boet zijn schuld met offer en vindt zijn
verlossing in leed.
De voorbeeldige mensch is de strijden
de mensch, degene die leeft en het leven
met tranen betaalt; de levende mensch
die hemelhoog juichen kan en ten doode
bedroefd is. Zijn geschiedenis boeit, om
dat men er den weerschijn van het he-
melsche drama in leest, zooals de ouden
hun heldensagen aan den loop der ster
ren ontleenden. Wiat is verhevener dan
het levensverhaal van een zuiver en op
recht mensch, wat indrukwekkender dan
het relaas omtrent den martelaar van
het lot?
Weinigen beleven deze geschiedenis
en die haar beleven, vertellen ze meestal
niet. Weer zijn het de dichters, die deze
biografieën herscheppen in den roman-
tischen vorm, waarin het heldendom
voor het publiek verschijnt. En van den
held of de heldin vloeit iets van het
heldhaftige over op den gemakzuchtigen
lezer en den benepen toeschouwer, die
zich door dit voorbeeld gedrongen ve len
tot navolgen. In hen roept het ware we
zen en voor het eerst hooren zij de stem
van het leven. Voor het eerst stellen zij
zich ontvankelijk voor het grootsche ge
heim, dat in alle schepselen innerlijk
woont. En tot hun blijde verwondering
groeien zij boven zichzelf uit. De aanra
king met den held heeft hen bevrijd.
Wat zou ons bestaan zijn buiten den
voorbeeldigen mensch? Dank weten wij
den dichters, die ons hem voor oogen
luoveieu, maai wie hem persoonlijk ont
moet, mag zich gezegend achten boven
millioenen.
H. G. C.
De Commissaris der Koningin in de
provincie Groningen, uitoefende het Cen
traal Nederlandsch gezag in de provin
cie Groningen,
Overwegende, dat het noodzakelijk is
gebleken, dat eenige voorschriften wor
den gegeven ten aanzien van de uitvoe
ring der Ongevallenwet 1921, der Ziekte
wet, der Invaliditeits- en Ouderdoms
wet, der Land- en Tuinbouwongevallen-
wet' en der Vrijwillige-Ouderdomswet
bepaalt:
I. dat de uitvoering der Ongevallen
wet 1921 zal geschieden door de Ra
den van Arbeid te Groningen en
Winschoten;
II. A. dat de uitvoering der Land- en
Tuinbouwongevallenwet voor zoover
re het werkgevers betreft, die aan
gesloten zijn bij:
a. Centrale Landbouwonderlinge
b. de Tuinbouwonderlinge
c de Federatie voor Ongevallenverze
kering te Groningen;
d. de Bedrijfsvereeniging „de Waar
borg" te Leeuwarden;
geschiedt overeenkomstig de be
staande bepalingen.
II. B. voor zoover betreft de werkgevers
aangesloten bij de overige bedrijfs
verenigingen in den zin der Land
en Tuinbouwongevallenwet 1922, de
uitvoering zal geschieden door de
Raden van Arbeid te Groningen en
Winschoten;
UIA. dat de uitvoering van de Ziektewet
voor zooverre het betreft de werk
gevers aangesloten bij de navolgen
de bedrij fsvereetegingen
a. Algemeene Bedrijfsvereeniging voor
Ziekengeldverzekering
b. Centrale Landbouw-Onderlinge II;
c. Tuinbouw-Onderlinge II
d. Bedrijfsvereeniging voor Zieken
geldverzekering voor de Centrale
Verwarmingsindustrie
e. Bedrijfsvereeniging voor Zieken
geldverzekering Joor het Grafisch
Bedrijf en aanverwante bedrijven;
f.. Bedrijfsvereeniging voor Zieken
geldverzekering /oor het Bedrijf der
Stroocartonf abricage
g. Centrale Bedrijfsvereeniging voor
het Bouwbedrij'f| en aanverwante
vakken
h. Nederlandsche Bedrijfsvereen. „De
Ziekte Onderlinge"
i. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver
zekering voor het bedrijf van Beet-
wortelsuikerfabricage en Suikerraf
finaderij
j. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld ver
zekering voor de Verbruikscoöpera
ties te 's-Gravenhage;
k. Bedrijfsvereen. J „Noord-Nederland"
te Groningen
1. Algemeene Midjenstandsbedrijfsver-
eeniging;
m. Algemeene Bedtijfsvereen. voor de
Bouwbedrijven;
n. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld
verzekering voor de Meubelindu
strie
o. Bedrijfsvereen. voor ZieKengeiaver-
zekering voor bet Bakkersbedrijf;
p. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver
zekering voor bet Twentsche Tex
tielbedrijf en ij aanverwante bedrij-
iiekengel(iver-
uwerij bedrijf
q. Bedrijfsvereen '^r Eieke
zekering voorteiti/ tW'Ouwe
r. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver
zekering voor de Aardappelmeelin-
dustrie en aanverwante bedrijven;
s. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver-
zekering voor het Houtbedrijf en
aanverwante bedrijven;
t. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld ver
zekering voor de Aardewerk-, Bak
steen-, Chamotte- en Dakpannen-
industrie
u. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver-
zekering van Nederlandsche Ge
meenten;
v. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver
zekering „Samenwerking" te Gro
ningen;
zal geschieden overeenkomstig de be
staande bepalingen.
B. De uitvoering van de Ziektewet van
aangeslotene bij alle overige be
drijfsverenigingen, zal geschieden
door de Raden van Arbeid te Gro
ningen en Winschoten.
Gedaan te Groningen, den 14 Mei 1940.
De Commissaris der Koningin,
voornoemd
J. LINTHORST HOMAN.
De Commissaris der Koningin in de
provincie Groningen:
Gezien zijn besluit van 11 Mei 1940,
inhoudende, dat hij zich genoodzaakt
heeft gezien in naam der Koningin de
uitoefening van het centraal Neder
landsch gezag in zijne provincie in han
den te nemen
heeft besloten:
als zijn gevolmachtigde vertegenwoordi
ging voor de behandeling der zaken, be
treffende handel en nijverheid in de
provincie Groningen aan te wijzen eene
commissie, bestaande uit de heeren: Th.
Niemeijer, Prof. Dr. van Os en Mr. A. J.
Sauer, allen te Groningen, met bevoegd
heid voor de commissie om de behande
ling van bepaalde onderwerpen aan een
of twee harer leden over te laten en
aan deze commissie als secretaris toe te
voegen den heer Mr. H. Frima, secretaris
van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Groningen.
Groningen, 14 Mei 1940.
De Commissaris der Koningin
voornoemd:
J. LINTHORST HOMAN.
De Commissaris der Koningin,
in de provincie Groningen:
Gezien zijn besluit van 11 Mei 1940,
inhoudende dat hij zich genoodzaakt
heeft gezien in naam der Koningin de
uitoefening van het centraal Neder
landsch gezag in zijne provincie in han
den te nemen;
heeft besloten:
als zijn gevolmachtigd vertegenwoordi
ger voor de zaken, betreffende de voor
ziening van de bevolking van de provln-
1 f". r nn j n „p.,., m „J do jooodaaJroJijJro 1&
vensbehoeften, aan te wijzen den heer
E. H. Ebels, voedselcommissaris in de
provincie Groningen, met bevoegdheid
zich in die functie zoo noodig te doen
vervangen door den heer Ir. A. P. Min-
derhoud, plaatsvervangend voedselcom
missaris in de provincie Groningen.
Groningen, 14 Mei 1940.
De Commissaris der Koningin
voornoemd
J. LINTHORST HOMAN.
GEGEVENS OMTRENT GROOTE
BEDRIJVEN.
De Commissie, door den Commissaris
der Koningin in de province Groningen
bij besluit van 14 Mei 1940 ingesteld als
zijn gevolmachtigde vertegenwoordiging
voor de behandeling der zaken, betref
fende handel en nijverheid, maakt be
kend, dat haar secretariaat gevestigd is
in het gebouw van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken, Heerebinnensingel
no. 2, Groningen en dat zij voor het ver
krijgen van gegevens omtrent de groote
bedrijven direct een onderzoek zal in
stellen, waarvoor een vragenlijst zal wor
den toegezonden.
De Commissie zal voor de bedrijven,
die geen vragenlijst ontvangen, zitting
houden eiken middag, behalve Zaterdag
en Zondag van 13.30 tot 15.30.
Namens de Commissie:
A. J. SAUER, Voorzitter.
INLEVERING VAN WAPENEN EN
MUNITIE.
Bevel:
De Commissaris der Koningin In de
provincie Groningen oeveelt aan alle in
woners der provincie alle nog in hun be
zit zijnde vuurwapenen en munitie vóór
Zaterdag 18 Mei 1940, 12 uur in te leve
ren bij den Burgemeester hunner ge
meente, die voor het bewaren dezer goe
deren verantwoordelijk wordt gesteld en
die voor behoorlijke bewaring zal zorg
dragen.
Bij inlevering ontvangt men een bewijs
van ontvangst waartegen men later de
wapenen kan terug krijgen.
Tegen hen. bij wien na Zaterdag 18
Mei 1940, 12 uur, nog vuurwapenen of
munitie zullen worden aangetroffen, zul
len de meest strenge maatregelen wor
den genomen.
Groningen, 15 Mei 1940.
De Commissaris der Koningin
voornoemd
J. LINTHORST HOMAN.
De Commissaris der Koningin in de
provincie Groningen maakt bekend dat
hij met ingang van 16 Mei 1940 alleen
te spreken zal zijn op de navolgende
uren:
voor Particulieren en Particuliere Com
missies van des morgens 10 tot 11 uur
voor Ambtenaren en Ambtelijke In
stanties des namiddags tusschen 2 en 4
uur.
De Commissaris der Koningin
voornoemd
J. LINTHORST HOMAN.
DRINGEND DCROCr
De Commissaris der Koningin in de
provincie Groningen
doet bij dezen het meest dringende be
roep op
ALLE WERKGEVERS, HUN WERK
ZOOVEEL MOGELIJK GEWOON
TE LATEN DOORGAAN.
Er zijn reeds instellingen van advies
voor het bedrijfsleven gevormd, welke
ook in alle bijzondere gevallen zullen po
gen, normalen afzet der producten te
bereiken en ook op andere wijze het be
drijfsleven in stand te houden. Boven
dien moeten wij de beproevingen geza
menlijk dragen in den geest van een
ware Groninger gemeenschap. Het In
dienst houden van zijn personeel, zoolang
dat eenigszins mogelijk is, is in deze tij
den een bewijs van waarlijk nationalen
zin.
Mocht toch hier en daar werken onmo
gelijk zijn, dan kan het personeel, dat
zich niet zelf kan redden, zich tot zijn
gemeentebestuur wenden. Gezamenlijk
worden in deze provincie groote werken
uitgevoerd en ook op andere wijze zul
len wij ons door dezen tijd heenslaan.
14 Mei 1940.
De Commissaris der Koningin
in de provincie Groningen:
J. LINTHORST HOMAN.
Er is één middel, dat RATTEN
e„ MUIZEN onmiddellijk uitroeit
Dop zen a 50 eri 90 ci. verkrijgbaar bij Uw Drogist
FEUILLETON.
8)
(Nadruk verboden).
Doch nu vond hij, dat hij er lang ge
noeg over gedacht had en lang genoeg
terughoudend was geweest en al gaf hij
zich ook niet zoo impulsief als Fred, toch
was hij vanavond bijzonder levendig en
toonde Regina duidelijker dan anders
dat ze hem dierbaar was.
Regina merkte zeer goed die verande
ring op en keek hem met haar vroolijke
oogen aan.
„U is vandaag in een bijzonder goede
bui, mr. Howard bijnia overmoedig. Ik
heb u nog nooit zoo gezien."
Hij keek haar diep in de lachende
oogen. „Ik heb daar ook een bijzondere
reden voor, freule. Ik heb vandaag be
richt gekregen, dat ik eind April mijn
betrekking hier kan neerleggen."
Regina's oogen verrieden duidelijk, hoe
blij ze was met deze mededeeling. „O,
en nu verheugt u er zich natuurlijk op
dat u naar uw vaderland kunt terugkee-
ren.
„Ik verheug er me vooral op, dat ik in
uw gezelschap zal reizen. Het staat nu
bij me vast dat ik met dezelfde boot zal
gaan als u en uw familie. Ik hoop dat u
het ook een beetje prettig zult vinden."
Ze keek hem guitig aan. „Hm, ik ver
heug er me wel een heel klein beetje op
omdat u zoo'n gezellige prater is."
„Ik hoop dat het u gespeten zou heb
ben als ik had moeten achterblijven,"
zei hij.
De zelfbeheersching, die hij tot nu toe
zoo goed had bewaard, dreigde hem in
den steek te laten, toen hij een stralen-
den blik van haar opving. „Natuurlijk
zou het me gespeten hebben. Ik verheug
me juist het meest op de gezamenlijke
zeereis."
Nu werd het hem te machtig. „Ik zou
het ook aan niemand anders gegund
hebben u mijn vaderland te laten zien,
miss Regina pardon ik bedoel freu
le von Kanitz."
Zij bloosde heftig, doch zei schijnbaar
onbevangen: ,,U behoeft me geen excuus
te vragen het klinkt heel laardigmiss
Regina. Bij u in Amerika spreekt men
dames zeker altijd zoo aan."
„Ja."
„Nu als we dan daarginds zijn moogt
u me altijd zoo noemen."
„Altijd?" vroeg hij, alsof hij nog eenlg
bezwaar tegen dat „altijd" had.
Ze scheen te begrijpen, dat hij op den
duur met dat miss Regina ook niet te
vreden zou zijn, want ze werd vuurrood,
doch ze beheerschte zich en zei kalm:
„Natuurlijk pas als we in Amerika zijn,
hier moeten we het maar liever bij het
gewone „freule von Kanitz" laten."
Zijn oogen straalden. „Ik ben erg blij,
dat u het me daarginds wilt toestaan."
Haar lachende oogen ontweken de zij
ne. „Men moet altijd zijn best doen de
menschen genoegen te doen als men
kan," schertste ze, doch haar stem tril
de even.
„Het staat zeker in uw macht me ge
lukkig te maken."
„Uw ouders zullen wel blij zijn dat u
weer terugkomt," zei ze, gauw over iets
anders beginnend.
„Ja, het was tot kort geleden nog twij
felachtig of ik nu al mijn betrekking zou
kunnen neerleggen. Maar nu niet
meer, niets houdt me nu meer terug en
mijn moeder zal heel gelukkig zijn
zij verlangt het meeste naar me."
Harry Howard constateerde tot zijn
genoegen dat Regina weer bloosde.
„Is u het eenige kind van uw ouders,
mr. Howard?"
„Neen, ik heb nog. een zuster, die een
jaar jonger is dan ik, maar ze is al tien
jaar getrouwd en woont in San Francis
co. Mijn ouders zien haar meestal een
maal per jaar, maar dan ook langen
tijd."
„O, dan kan ik me voorstellen, dat uw
moeder blij zal zijn, althans een van
haar kinderen bij zich terug te krijgen."
Een nieuwe dans begon en Howard
voerde Regina mee. k
Ook Fred en Lottemarie dansten weer
samen en toen de beide nichtjes later
samen in een der zijkamertjes zaten zei
Regina lachend: „Wat een heerlijke
avond, hè Lottemarie?"
„Ja, verrukkelijk."
„Zeg, mr. Howard gaat ook met onze
boot,"
Lotttemarie keek haar nichtje guitig
aan. „Nu begrijp ik je stralende oogen."
Regina legde haar hand op Lottema-
rie's mond. „Zul je stil zijn!"
„Ik zwijg al. O Regina, ik verheug er
me zoo op dat ik met jullie mee mag.
Het afscheid van papa zal me wel ver
driet doen, maar ik heb hem zoo dikwijls
maanden moeten missen als hij voor za
ken op reis was en van den zomer zou
het weer net zoo gegaan zijn. En als ik
dan jou niet had en tante Beata zou het
toch vreeselijk saai voor me zijn."
„Dat zag je vader ook in, Lottemarie,
daarom laat hij je met ons meegaan. Ik
verheug er me toch zóó op."
Regina draaide Lottemarie in het rond.
„Wildebras heb je vandaag nog niet
genoeg beweging gehad?" lachte Lotte-
mar ie
„Neen, ik zou willen vliegen", jubelde
Regina.
„Waarheen?"
„Den hemel in."
HOOFDSTUK IV.
Er waren weken verloopen. Fred Gart
ner had Lottemarie in dien tijd zeer veel
ontmoet en hoe meer hij haar zag des te
dierbaarder werd ze hem. Tot zijn groote
blijdschap merkte hij al spoedig, dat hij
haar ook niet onverschillig was.
Hij liet haar ook zonder het in woor
den uit te drukken, duidelijk genoeg mer
ken hoe lief hij haar had.
Howard en hij tennisten vaak met Lot
temarie en Regina, ze bezochten samen
de wedrennen en spraken elkaar in ge
zelschappen of het theater. Mevrouw von
Kanitz fungeerde altijd als chaperonne
en haar man en de heer von Letzingen
waren ook vaak tegenwoordig en namen
aan de gesprekken deel, zonder de jonge
lui veel te storen.
Von Letzingen had getracht zooveel
mogelijk te weten te komen omtrent
Fred Gartners familieomstandigheden
doch dat, wat hem het naast aan het
hart lag, had hij nog niet kunnen uit-
vorschen.
Zijn interesse voor Fred werd steeds
grooter. Het kwam zoo ver, dat hij elke
gelegenheid waarnam om hem te ont
moeten en zoodoende begunstigde hij
den omgang der jongelui, omdat ook hij
dan gelegenheid had Fred te zien en te
spreken. Hij beschouwde dezen omgang
echter als alleen maar vriendschappelijk
en vermoedde niet, dat er zich iets an
ders tusschen de jonge paren begon te
ontwikkelen.
Zoo vaak mogelijk trachtte hij Fred
Gartner in een lang gesprek te wikkelen
en daarbij koesterde hij steeds het ver
langen iets naders over diens moeder te
vernemen, doch daar Fredi er geen flauw
vermoeden van had, hoeveel belang von
Letzingen in zijn moeder stelde, kwam
hij hem ook hoegenaamd niet te gemoet.
Zoo was Letzingen er nog maar steeds
niet achter kunnen komen hoe Freds
moeder van zich zelf heette. Hij was ook
erg benieuwd hoe oud Fred precies was
en onder een onschuldig voorwendsel liet
hij Fred den datum van zijn geboorte op
geven en toen hij dat wist, werd hij weer
merkwaardig onrustig.
Daar hij zonder argwaan te wekken
den eigennaam van Freds moeder niet te
weten kon komen, nam hij eindelijk een
ander middel te baat om zich zekerheid
te verschaffen. In April schreef hij aan
een informatiebureau in New York, dat
hem door zijn politieke werkzaamheden
bekend was, het volgende:
„Ik verzoek u op discrete wijze naar al
le bijzonderheden omtrent mrs. Gartner
eigenares der Harald-Cake-fabrieken in
New York te informeeren en me daarover
uitvoerig bericht te zenden. Er is me
vooral veel aan gelegen om den meisjes
naam van mrs. Gartner te weten en hoe
oud ze is en waar ze woonde vóór ze naar
New York kwam. De dame in kwestie mag
echter niet merken, dat er naar haar ge
ïnformeerd wordt."
Toen deze brief verzonden was werd
von Letzingen wat rustiger. Hij stak een
sigaret op en keek naar buiten naar den
stroomenden regen.
„Ik zal natuurlijk een heel onbekenden
naam te hooren krijgen het moet alles
toeval zijn louter toeval," stelde hij
zichzelf gerust.
De laatste dagen voor het vertrek van
de familie Kanitz vlogen om. De dames
hadden het druk met toebereidselen en
de heeren met zaken.
Den avond voor de reis had de heer
von Letzingen zijn familieleden en Gart
ner en Howard te dineeren gevraagd, .an
dere gasten waren niet aanwezig. Voor ze
kwamen zat de heer von Letzingen met
zijn dochter in het kleine salon, waar
zijn jeugdportret hing.
Lottemarie keek voortdurend naar de
schilderij op en het was haar te moede,
alsof ze Fred Gartner voor zich zag.
„Ik zal voortaan dikwijls alleen moeten
eten, Lottemarie," zei de heer von Let
zingen een weinig weemoedig.
Lottemarie stond op en kuste hem.
„Het zal u toch niet te stil zijn, papa?"
Hij streelde over haar goudglanzend
haar en keek haar glimlachend in de
mooie oogen. „Kijk niet zoo angstig, Lot
temarie. Je weet, dat ik maar zelden met
mama en jou tegelijk heb kunnen dinee
ren, maak je niet ongerust, vervelen zal
ik me niet, ik heb het druk genoeg."
(Wordt vervolgd).