voor Landbouw, Handel en Nijverheid De voorbeeldige mensch. HET NOODLOT DER LIEFDE. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Officieele Publicaties. 52e jaargang No. 40. Zaterdag 18 Mei 1940. Oplaag 5500 exemplaren. Firma J. GL DIJKHUIS, Sappemeer miiffliniPnTBai Nieuws- en Advertentieblad ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 60 cent. Franco per post 75 cent (bij vooruitbetaling). ADVERTENTIËN Voor het nummer van WOENSDAG moeten Dinsdags avonds en die voor het ZATERDAG NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6 uur op ons Bureau ingeleverd zijn. UITGAVE (P. SEGiSERS) PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Rubriek Vraag en aan bod: Van 1—5 regels 40 ofc Voor in gezonden mededeelingen en ad verten - tien tusschen de tekst vrage men in lichtingen en tarieven aan ons Bureau Telefoon 814. Postrekening 171819. (Nadruk verboden). Wanneer men zich afvraagt, aan wie men voor zijn levensvorming het meeste te danken heeft, blijken dit niet de brave Hendrikken te zijn, die de ouderwetsche schoolmeester den kinderen tot voor beeld stelde. Vaak zijn het menschen, op wie de burgerlijke moraal heel wat zou hebben aan te merken. Maar deze gang makers onderscheiden zich door een ze ker iets, diat moeilijk onder woorden is te brengen, doch dat zich in de praktijk met stelligheid openbaart. Zelden ont moet men dergelijke invloedrijke figuren persoonlijk; in de meeste gevallen ge schiedt de kennismaking door gedruk te levensbeschrijvingen, tooneelstukken, films of romans. Ieder houdt er zoo zijn eigen held of heldin op na, in wie hij het grootsche en indrukwekkende van het leven be lichaamd ziet. Wat is het, dat hem in zijn held of heldin aantrekt? Allereerst het besef, dat hij met een levend schepsel te doen heeft. De mensch is als onderdeel van het heelal te verge lijken met die beweeglijke krachtcentra, welke men zoowel in de zon als in het zaadje van de ontkiemende plant terug vindt. Ook voor den mensch voltrekt zich het eeuwige drama van groeien, bloeien vruchtzetten en vergaan, de wis seling van seizoenen, het verbeurten van dag en nacht, van koude en warmte, van regen en zonneschijn. Ook zijn in nerlijk kent de stormen, de aardbevingen en vulkanische uitbarstingen, de onafge broken strijd tegen vernielende mach ten, het geduldige herstellen en weder- opbouwen, dat men overal aantreft in de natuur. iEen natuurlijk mensch is als een ml- (.pkosmos, een wereld in 't klein, die den toeschouwer het groote werelddrama be grijpelijk maakt. En die hem de kos mische kern ook in zijn leven ontdek ken doet. Hoe weinig menschen zijn nog natuurlijk in onze gekunstelde samenle ving! En als ze 't zijn, verbergen ze hun natuurlijkheid meestal achter het maat schappelijk masker. Maar de kunstenaar neemt hun dat masker af en laat de be weegredenen en drijfveeren zien, waar naar zij in werkelijkheid handelen. En door deze bemiddeling ontdekt de lezer of toeschouwer in zijn held het natuur wezen, dat hij zelf ook nog is, al wil hij het niet weten, en hij schaamt zich hierover niet langer. De mensch staat echter in zooverre boven de overige natuur, dat hij bewust naar volmaking; streeft. En daar hij deze nimmer bereikt, blijft deze strijd tra gisch. Doch juist deze tragiek maakt zijn leven grootsch en heldhaftig. Hij valt en staat weder op; het lot voert hem op dwaalwegen en hij hervindt den weg; hij stuit op den vijand, dien hij meent, te ontwijken; hij lijdt de nederlaag, maar ontmoedigen laat hij zich niet; uit wanhoop en droefheid herrijst hijhij boet zijn schuld met offer en vindt zijn verlossing in leed. De voorbeeldige mensch is de strijden de mensch, degene die leeft en het leven met tranen betaalt; de levende mensch die hemelhoog juichen kan en ten doode bedroefd is. Zijn geschiedenis boeit, om dat men er den weerschijn van het he- melsche drama in leest, zooals de ouden hun heldensagen aan den loop der ster ren ontleenden. Wiat is verhevener dan het levensverhaal van een zuiver en op recht mensch, wat indrukwekkender dan het relaas omtrent den martelaar van het lot? Weinigen beleven deze geschiedenis en die haar beleven, vertellen ze meestal niet. Weer zijn het de dichters, die deze biografieën herscheppen in den roman- tischen vorm, waarin het heldendom voor het publiek verschijnt. En van den held of de heldin vloeit iets van het heldhaftige over op den gemakzuchtigen lezer en den benepen toeschouwer, die zich door dit voorbeeld gedrongen ve len tot navolgen. In hen roept het ware we zen en voor het eerst hooren zij de stem van het leven. Voor het eerst stellen zij zich ontvankelijk voor het grootsche ge heim, dat in alle schepselen innerlijk woont. En tot hun blijde verwondering groeien zij boven zichzelf uit. De aanra king met den held heeft hen bevrijd. Wat zou ons bestaan zijn buiten den voorbeeldigen mensch? Dank weten wij den dichters, die ons hem voor oogen luoveieu, maai wie hem persoonlijk ont moet, mag zich gezegend achten boven millioenen. H. G. C. De Commissaris der Koningin in de provincie Groningen, uitoefende het Cen traal Nederlandsch gezag in de provin cie Groningen, Overwegende, dat het noodzakelijk is gebleken, dat eenige voorschriften wor den gegeven ten aanzien van de uitvoe ring der Ongevallenwet 1921, der Ziekte wet, der Invaliditeits- en Ouderdoms wet, der Land- en Tuinbouwongevallen- wet' en der Vrijwillige-Ouderdomswet bepaalt: I. dat de uitvoering der Ongevallen wet 1921 zal geschieden door de Ra den van Arbeid te Groningen en Winschoten; II. A. dat de uitvoering der Land- en Tuinbouwongevallenwet voor zoover re het werkgevers betreft, die aan gesloten zijn bij: a. Centrale Landbouwonderlinge b. de Tuinbouwonderlinge c de Federatie voor Ongevallenverze kering te Groningen; d. de Bedrijfsvereeniging „de Waar borg" te Leeuwarden; geschiedt overeenkomstig de be staande bepalingen. II. B. voor zoover betreft de werkgevers aangesloten bij de overige bedrijfs verenigingen in den zin der Land en Tuinbouwongevallenwet 1922, de uitvoering zal geschieden door de Raden van Arbeid te Groningen en Winschoten; UIA. dat de uitvoering van de Ziektewet voor zooverre het betreft de werk gevers aangesloten bij de navolgen de bedrij fsvereetegingen a. Algemeene Bedrijfsvereeniging voor Ziekengeldverzekering b. Centrale Landbouw-Onderlinge II; c. Tuinbouw-Onderlinge II d. Bedrijfsvereeniging voor Zieken geldverzekering voor de Centrale Verwarmingsindustrie e. Bedrijfsvereeniging voor Zieken geldverzekering Joor het Grafisch Bedrijf en aanverwante bedrijven; f.. Bedrijfsvereeniging voor Zieken geldverzekering /oor het Bedrijf der Stroocartonf abricage g. Centrale Bedrijfsvereeniging voor het Bouwbedrij'f| en aanverwante vakken h. Nederlandsche Bedrijfsvereen. „De Ziekte Onderlinge" i. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver zekering voor het bedrijf van Beet- wortelsuikerfabricage en Suikerraf finaderij j. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld ver zekering voor de Verbruikscoöpera ties te 's-Gravenhage; k. Bedrijfsvereen. J „Noord-Nederland" te Groningen 1. Algemeene Midjenstandsbedrijfsver- eeniging; m. Algemeene Bedtijfsvereen. voor de Bouwbedrijven; n. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld verzekering voor de Meubelindu strie o. Bedrijfsvereen. voor ZieKengeiaver- zekering voor bet Bakkersbedrijf; p. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver zekering voor bet Twentsche Tex tielbedrijf en ij aanverwante bedrij- iiekengel(iver- uwerij bedrijf q. Bedrijfsvereen '^r Eieke zekering voorteiti/ tW'Ouwe r. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver zekering voor de Aardappelmeelin- dustrie en aanverwante bedrijven; s. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver- zekering voor het Houtbedrijf en aanverwante bedrijven; t. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeld ver zekering voor de Aardewerk-, Bak steen-, Chamotte- en Dakpannen- industrie u. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver- zekering van Nederlandsche Ge meenten; v. Bedrijfsvereen. voor Ziekengeldver zekering „Samenwerking" te Gro ningen; zal geschieden overeenkomstig de be staande bepalingen. B. De uitvoering van de Ziektewet van aangeslotene bij alle overige be drijfsverenigingen, zal geschieden door de Raden van Arbeid te Gro ningen en Winschoten. Gedaan te Groningen, den 14 Mei 1940. De Commissaris der Koningin, voornoemd J. LINTHORST HOMAN. De Commissaris der Koningin in de provincie Groningen: Gezien zijn besluit van 11 Mei 1940, inhoudende, dat hij zich genoodzaakt heeft gezien in naam der Koningin de uitoefening van het centraal Neder landsch gezag in zijne provincie in han den te nemen heeft besloten: als zijn gevolmachtigde vertegenwoordi ging voor de behandeling der zaken, be treffende handel en nijverheid in de provincie Groningen aan te wijzen eene commissie, bestaande uit de heeren: Th. Niemeijer, Prof. Dr. van Os en Mr. A. J. Sauer, allen te Groningen, met bevoegd heid voor de commissie om de behande ling van bepaalde onderwerpen aan een of twee harer leden over te laten en aan deze commissie als secretaris toe te voegen den heer Mr. H. Frima, secretaris van de Kamer van Koophandel en Fa brieken te Groningen. Groningen, 14 Mei 1940. De Commissaris der Koningin voornoemd: J. LINTHORST HOMAN. De Commissaris der Koningin, in de provincie Groningen: Gezien zijn besluit van 11 Mei 1940, inhoudende dat hij zich genoodzaakt heeft gezien in naam der Koningin de uitoefening van het centraal Neder landsch gezag in zijne provincie in han den te nemen; heeft besloten: als zijn gevolmachtigd vertegenwoordi ger voor de zaken, betreffende de voor ziening van de bevolking van de provln- 1 f". r nn j n „p.,., m „J do jooodaaJroJijJro 1& vensbehoeften, aan te wijzen den heer E. H. Ebels, voedselcommissaris in de provincie Groningen, met bevoegdheid zich in die functie zoo noodig te doen vervangen door den heer Ir. A. P. Min- derhoud, plaatsvervangend voedselcom missaris in de provincie Groningen. Groningen, 14 Mei 1940. De Commissaris der Koningin voornoemd J. LINTHORST HOMAN. GEGEVENS OMTRENT GROOTE BEDRIJVEN. De Commissie, door den Commissaris der Koningin in de province Groningen bij besluit van 14 Mei 1940 ingesteld als zijn gevolmachtigde vertegenwoordiging voor de behandeling der zaken, betref fende handel en nijverheid, maakt be kend, dat haar secretariaat gevestigd is in het gebouw van de Kamer van Koop handel en Fabrieken, Heerebinnensingel no. 2, Groningen en dat zij voor het ver krijgen van gegevens omtrent de groote bedrijven direct een onderzoek zal in stellen, waarvoor een vragenlijst zal wor den toegezonden. De Commissie zal voor de bedrijven, die geen vragenlijst ontvangen, zitting houden eiken middag, behalve Zaterdag en Zondag van 13.30 tot 15.30. Namens de Commissie: A. J. SAUER, Voorzitter. INLEVERING VAN WAPENEN EN MUNITIE. Bevel: De Commissaris der Koningin In de provincie Groningen oeveelt aan alle in woners der provincie alle nog in hun be zit zijnde vuurwapenen en munitie vóór Zaterdag 18 Mei 1940, 12 uur in te leve ren bij den Burgemeester hunner ge meente, die voor het bewaren dezer goe deren verantwoordelijk wordt gesteld en die voor behoorlijke bewaring zal zorg dragen. Bij inlevering ontvangt men een bewijs van ontvangst waartegen men later de wapenen kan terug krijgen. Tegen hen. bij wien na Zaterdag 18 Mei 1940, 12 uur, nog vuurwapenen of munitie zullen worden aangetroffen, zul len de meest strenge maatregelen wor den genomen. Groningen, 15 Mei 1940. De Commissaris der Koningin voornoemd J. LINTHORST HOMAN. De Commissaris der Koningin in de provincie Groningen maakt bekend dat hij met ingang van 16 Mei 1940 alleen te spreken zal zijn op de navolgende uren: voor Particulieren en Particuliere Com missies van des morgens 10 tot 11 uur voor Ambtenaren en Ambtelijke In stanties des namiddags tusschen 2 en 4 uur. De Commissaris der Koningin voornoemd J. LINTHORST HOMAN. DRINGEND DCROCr De Commissaris der Koningin in de provincie Groningen doet bij dezen het meest dringende be roep op ALLE WERKGEVERS, HUN WERK ZOOVEEL MOGELIJK GEWOON TE LATEN DOORGAAN. Er zijn reeds instellingen van advies voor het bedrijfsleven gevormd, welke ook in alle bijzondere gevallen zullen po gen, normalen afzet der producten te bereiken en ook op andere wijze het be drijfsleven in stand te houden. Boven dien moeten wij de beproevingen geza menlijk dragen in den geest van een ware Groninger gemeenschap. Het In dienst houden van zijn personeel, zoolang dat eenigszins mogelijk is, is in deze tij den een bewijs van waarlijk nationalen zin. Mocht toch hier en daar werken onmo gelijk zijn, dan kan het personeel, dat zich niet zelf kan redden, zich tot zijn gemeentebestuur wenden. Gezamenlijk worden in deze provincie groote werken uitgevoerd en ook op andere wijze zul len wij ons door dezen tijd heenslaan. 14 Mei 1940. De Commissaris der Koningin in de provincie Groningen: J. LINTHORST HOMAN. Er is één middel, dat RATTEN e„ MUIZEN onmiddellijk uitroeit Dop zen a 50 eri 90 ci. verkrijgbaar bij Uw Drogist FEUILLETON. 8) (Nadruk verboden). Doch nu vond hij, dat hij er lang ge noeg over gedacht had en lang genoeg terughoudend was geweest en al gaf hij zich ook niet zoo impulsief als Fred, toch was hij vanavond bijzonder levendig en toonde Regina duidelijker dan anders dat ze hem dierbaar was. Regina merkte zeer goed die verande ring op en keek hem met haar vroolijke oogen aan. „U is vandaag in een bijzonder goede bui, mr. Howard bijnia overmoedig. Ik heb u nog nooit zoo gezien." Hij keek haar diep in de lachende oogen. „Ik heb daar ook een bijzondere reden voor, freule. Ik heb vandaag be richt gekregen, dat ik eind April mijn betrekking hier kan neerleggen." Regina's oogen verrieden duidelijk, hoe blij ze was met deze mededeeling. „O, en nu verheugt u er zich natuurlijk op dat u naar uw vaderland kunt terugkee- ren. „Ik verheug er me vooral op, dat ik in uw gezelschap zal reizen. Het staat nu bij me vast dat ik met dezelfde boot zal gaan als u en uw familie. Ik hoop dat u het ook een beetje prettig zult vinden." Ze keek hem guitig aan. „Hm, ik ver heug er me wel een heel klein beetje op omdat u zoo'n gezellige prater is." „Ik hoop dat het u gespeten zou heb ben als ik had moeten achterblijven," zei hij. De zelfbeheersching, die hij tot nu toe zoo goed had bewaard, dreigde hem in den steek te laten, toen hij een stralen- den blik van haar opving. „Natuurlijk zou het me gespeten hebben. Ik verheug me juist het meest op de gezamenlijke zeereis." Nu werd het hem te machtig. „Ik zou het ook aan niemand anders gegund hebben u mijn vaderland te laten zien, miss Regina pardon ik bedoel freu le von Kanitz." Zij bloosde heftig, doch zei schijnbaar onbevangen: ,,U behoeft me geen excuus te vragen het klinkt heel laardigmiss Regina. Bij u in Amerika spreekt men dames zeker altijd zoo aan." „Ja." „Nu als we dan daarginds zijn moogt u me altijd zoo noemen." „Altijd?" vroeg hij, alsof hij nog eenlg bezwaar tegen dat „altijd" had. Ze scheen te begrijpen, dat hij op den duur met dat miss Regina ook niet te vreden zou zijn, want ze werd vuurrood, doch ze beheerschte zich en zei kalm: „Natuurlijk pas als we in Amerika zijn, hier moeten we het maar liever bij het gewone „freule von Kanitz" laten." Zijn oogen straalden. „Ik ben erg blij, dat u het me daarginds wilt toestaan." Haar lachende oogen ontweken de zij ne. „Men moet altijd zijn best doen de menschen genoegen te doen als men kan," schertste ze, doch haar stem tril de even. „Het staat zeker in uw macht me ge lukkig te maken." „Uw ouders zullen wel blij zijn dat u weer terugkomt," zei ze, gauw over iets anders beginnend. „Ja, het was tot kort geleden nog twij felachtig of ik nu al mijn betrekking zou kunnen neerleggen. Maar nu niet meer, niets houdt me nu meer terug en mijn moeder zal heel gelukkig zijn zij verlangt het meeste naar me." Harry Howard constateerde tot zijn genoegen dat Regina weer bloosde. „Is u het eenige kind van uw ouders, mr. Howard?" „Neen, ik heb nog. een zuster, die een jaar jonger is dan ik, maar ze is al tien jaar getrouwd en woont in San Francis co. Mijn ouders zien haar meestal een maal per jaar, maar dan ook langen tijd." „O, dan kan ik me voorstellen, dat uw moeder blij zal zijn, althans een van haar kinderen bij zich terug te krijgen." Een nieuwe dans begon en Howard voerde Regina mee. k Ook Fred en Lottemarie dansten weer samen en toen de beide nichtjes later samen in een der zijkamertjes zaten zei Regina lachend: „Wat een heerlijke avond, hè Lottemarie?" „Ja, verrukkelijk." „Zeg, mr. Howard gaat ook met onze boot," Lotttemarie keek haar nichtje guitig aan. „Nu begrijp ik je stralende oogen." Regina legde haar hand op Lottema- rie's mond. „Zul je stil zijn!" „Ik zwijg al. O Regina, ik verheug er me zoo op dat ik met jullie mee mag. Het afscheid van papa zal me wel ver driet doen, maar ik heb hem zoo dikwijls maanden moeten missen als hij voor za ken op reis was en van den zomer zou het weer net zoo gegaan zijn. En als ik dan jou niet had en tante Beata zou het toch vreeselijk saai voor me zijn." „Dat zag je vader ook in, Lottemarie, daarom laat hij je met ons meegaan. Ik verheug er me toch zóó op." Regina draaide Lottemarie in het rond. „Wildebras heb je vandaag nog niet genoeg beweging gehad?" lachte Lotte- mar ie „Neen, ik zou willen vliegen", jubelde Regina. „Waarheen?" „Den hemel in." HOOFDSTUK IV. Er waren weken verloopen. Fred Gart ner had Lottemarie in dien tijd zeer veel ontmoet en hoe meer hij haar zag des te dierbaarder werd ze hem. Tot zijn groote blijdschap merkte hij al spoedig, dat hij haar ook niet onverschillig was. Hij liet haar ook zonder het in woor den uit te drukken, duidelijk genoeg mer ken hoe lief hij haar had. Howard en hij tennisten vaak met Lot temarie en Regina, ze bezochten samen de wedrennen en spraken elkaar in ge zelschappen of het theater. Mevrouw von Kanitz fungeerde altijd als chaperonne en haar man en de heer von Letzingen waren ook vaak tegenwoordig en namen aan de gesprekken deel, zonder de jonge lui veel te storen. Von Letzingen had getracht zooveel mogelijk te weten te komen omtrent Fred Gartners familieomstandigheden doch dat, wat hem het naast aan het hart lag, had hij nog niet kunnen uit- vorschen. Zijn interesse voor Fred werd steeds grooter. Het kwam zoo ver, dat hij elke gelegenheid waarnam om hem te ont moeten en zoodoende begunstigde hij den omgang der jongelui, omdat ook hij dan gelegenheid had Fred te zien en te spreken. Hij beschouwde dezen omgang echter als alleen maar vriendschappelijk en vermoedde niet, dat er zich iets an ders tusschen de jonge paren begon te ontwikkelen. Zoo vaak mogelijk trachtte hij Fred Gartner in een lang gesprek te wikkelen en daarbij koesterde hij steeds het ver langen iets naders over diens moeder te vernemen, doch daar Fredi er geen flauw vermoeden van had, hoeveel belang von Letzingen in zijn moeder stelde, kwam hij hem ook hoegenaamd niet te gemoet. Zoo was Letzingen er nog maar steeds niet achter kunnen komen hoe Freds moeder van zich zelf heette. Hij was ook erg benieuwd hoe oud Fred precies was en onder een onschuldig voorwendsel liet hij Fred den datum van zijn geboorte op geven en toen hij dat wist, werd hij weer merkwaardig onrustig. Daar hij zonder argwaan te wekken den eigennaam van Freds moeder niet te weten kon komen, nam hij eindelijk een ander middel te baat om zich zekerheid te verschaffen. In April schreef hij aan een informatiebureau in New York, dat hem door zijn politieke werkzaamheden bekend was, het volgende: „Ik verzoek u op discrete wijze naar al le bijzonderheden omtrent mrs. Gartner eigenares der Harald-Cake-fabrieken in New York te informeeren en me daarover uitvoerig bericht te zenden. Er is me vooral veel aan gelegen om den meisjes naam van mrs. Gartner te weten en hoe oud ze is en waar ze woonde vóór ze naar New York kwam. De dame in kwestie mag echter niet merken, dat er naar haar ge ïnformeerd wordt." Toen deze brief verzonden was werd von Letzingen wat rustiger. Hij stak een sigaret op en keek naar buiten naar den stroomenden regen. „Ik zal natuurlijk een heel onbekenden naam te hooren krijgen het moet alles toeval zijn louter toeval," stelde hij zichzelf gerust. De laatste dagen voor het vertrek van de familie Kanitz vlogen om. De dames hadden het druk met toebereidselen en de heeren met zaken. Den avond voor de reis had de heer von Letzingen zijn familieleden en Gart ner en Howard te dineeren gevraagd, .an dere gasten waren niet aanwezig. Voor ze kwamen zat de heer von Letzingen met zijn dochter in het kleine salon, waar zijn jeugdportret hing. Lottemarie keek voortdurend naar de schilderij op en het was haar te moede, alsof ze Fred Gartner voor zich zag. „Ik zal voortaan dikwijls alleen moeten eten, Lottemarie," zei de heer von Let zingen een weinig weemoedig. Lottemarie stond op en kuste hem. „Het zal u toch niet te stil zijn, papa?" Hij streelde over haar goudglanzend haar en keek haar glimlachend in de mooie oogen. „Kijk niet zoo angstig, Lot temarie. Je weet, dat ik maar zelden met mama en jou tegelijk heb kunnen dinee ren, maak je niet ongerust, vervelen zal ik me niet, ik heb het druk genoeg." (Wordt vervolgd).

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


Nieuws- en Advertentieblad, Sappemeer nl | 1940 | | pagina 1