voor Landbouw, Handel en Nijverheid
Verschijnt Woensdags en Zaterdags
DAM PO
iiw
We kijken elkaar de (kook)kunst af!
52e jaargang No. 84.
Zaterdag 19 October 1940.
De laatste vlieg.
KINDJE
VERKOUDEN
BUITENLANDSCH OVERZICHT
HET RAADSEL"
Oplaag 5500 exemplaren.
Firma J. G. DIJKHUIS, Sappemeer
Naar aanleiding mn Öë2ë rede schrijft
de „Jomioeri Sjimboen" te Tokio:
Het „NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD"
Dit nummer bestaat uit 2 Bladen.
Nieuws- en Advertentieblad
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 60 cent. Franco
per post 75 cent (bij vooruitbetaling)
ADVERTENTIËN Voor het nummer
van WOENSDAG moeten Dinsdags
avonds en die voor het ZATERDAG
NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6
uur op ons Bureau ingeleverd zijn.
UITGAVE
(P. SEGGERS)
PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van
—5 regels 50 cent, elke regel meer
10 cent. Rubriek Vraag en aan
bod: Van 1—5 regels 40 ct. Voor in
gezonden mededeelingen en adverten-
tiën tusschen de tekst yrage men in
lichtingen en tarieven aan ons Bureau
Telefoon 214. Postrekening 171219.
(Nadruk verboden).
Wanneer de herfst is ingevallen en
men de kachel heeft aangestoken, zijn
eensklaps de plaaggeesten van het war
me seizoen, ,de wespen, muggen en vlie
gen verdwenen. Het is stil in de kamer
geworden, dezelfde stilte, die ook bui
ten aan den herfst zijn eigenaardig ka
rakter verleent, waar geen vee meer de
wei opfleurt en geen vogels het geboom
te langer bevolken. Binnen en buiten is
de slaperige rust over de wereld geko
men, die aan den winterschen dood voor
afgaat.
Maar dan kan, als men, na een wande
ling door de stervende natuur thuisge-
keerd, in zijn stoel uitrust, een enkele
vlieg de droomerige stemming verstoren.
De aanval van dit kleine kwelduiveltje op
het humeur is hardnekkiger nu dan toen
hij in massa geschiedde. Die laatste vlieg
laat zich niet wegjagen; altijd is hij er
weer: als men aan tafel zit, vergalt hij
het eten; leest men de krant, dan kruipt
hij over de letters; hij balanceert over
het theelepeltje en maakt een tombade
in de suiker. Legt men zich behaaglijk te
bed, dan is het die vlieg weer, die met
zijn gekriebel over voorhoofd en neus je
uit den slaap houdt.
De vliegen des zomers zijn rap en
schrikachtig; men kan telkens probeeren,
ze onschadelijk te maken, maar ze zijn
ieder te gauw af. Die levendigheid is het
juist, welk hen zoo hinderlijk doet zijn.
Maar de laatste vlieg heeft de loomheid
en droomerigheid van het seizoen overge
nomen, Hij is te slaperig om uit den weg
te gaan, ials gevaar hem dreigt; met on
verstoorbare traagheid herhaalt hij zijn
korte vluchten en hij blijft zitten waar
hij zit. Half versuft als hij is, lijkt het
een klein kunstje, hem naar de andere
wereld te helpen. En toch zal iedere le
zer het met ons eens zijn, dat het altijd
nog gemakkelijker valt, zoo'n vliegje in
den zomer ter dpod te brengen^dan deze
laatst overgebleven sufferd van het vlie-
gengeslacht.
Gemakkelijk kunnen wij hem vangen,
maarer is iets in ons, wat zich hier
tegen verzet. Het is, of die laatste vlieg
tot de heilige dieren behoort, die men uit
eerbied of bijgeloof spaart. Waarom be
vrijden wij ons niet van dit lastig gezel
schap? Is het uit medelijden met zijn
hulpeloozen staat? Zooals men ook geen
zieke of oude dieren opjaagt, omdat zij
als 't ware reeds zijn beschermd door het
raadsel van den dood.
Nee, het is hier iets anders! Die
halfdoode vlieg is de laatste herinnering
aan het schoone seizoen, waarbij hij
hoort. Hij vervult ons met dezelfde wee
moed en met hetzelfde heimwee als de
door dichters zoo vaak bezongen „laatste
roos".
Rozen hebben den zomer ons schoon
gemaakt en vliegen hebben ons den zo-
mer vergald. En tóch vereeren wij bij de
laatste roos ook de laatste vlieg?
Gedachtenis aan lieflijk verleden, ge
denkstuk van vergane glorie, het be
hoeven geen aangename opjecten te zijn;
de herinnering alleen maakt ook het on
aangename van waarde. Wij ontmoeten
een ouden schoolmeester, of een man
met wien wij lang geleden gelijktijdig
onder dienst zijn geweest. Of iemand, die
als bijfiguur een rol heeft gespeeld in
een onzer levensromans. Het tan zijn,
dat wij aan zoo iemand destijds het land
hebben gehad, dat hij ons heeft verveeld
of gehinderd, ja misschien is hij toen wel
onze vijand geweest. Maar tóch klopt ons
het hart van een vreemde ontroering,
wanneer wij hem thans na jaren eens
klaps terug zien: den iaatsten getuige
van verloren geluk! Wij kunnen hem
geen belet geven, als hij bij ons aanbelt
en wij kunnen hem onze diensten niet
weigeren, als hij een beroep doet op de
relatie van vroeger. Evenmin als het ons
gelukt, de laatste vlieg dood te sliaan.
Onlangs spraken wij een man van mid
delbaren leeftijd, die nog steeds zeer aan
zijn geboorteplaats is gehecht. Hij vertel
de ons, dat hij ieder jaar in de zomer-
vacantie dat stadje een bezoek brengt.
„En dan ben ik steeds blij, wanneer ik
nog een oude kennis ontmoet", zei hij.
„Maar die worden van jaar tot jaar zeld
zamer. Die oude menschen sterven al
lengs uit. En het zonderlinge is, dat ik
hierdoor bij elk bezoek meer moeite krijg,
nog iemand uit mijn tijd terug te vin
den. Zoo ben ik van den zomer bij
iemand binnengeloopen, naar wien ik
vroeger niet heb omgekeken. Het was een
onbelangrijk mannetje, dat in een klein
huisje woonde. Ik had geen enkele her
innering aan hem, had nooit iets met
hem beleefd en had hem zelfs, geloof ik,
nooit gesproken. Maar nu er niemand
anders meer was overgebleven, dacht ik:
ik ga hem eens opzoeken, want met hem
kan ik in elk geval dan toch nog over
den ouden tijd praten. Nu, die man vond
het natuurlijk prachtig eh was zeer ver
eerd. Maar hij wist niet, dat ik hem wel
voor lief moest nemen, omdat er geen
ander meer in leven was. Toch ben ik
blij, naar hem toe te zijn gegaan. Die
man viel mee en er was veel meer aan
dan ik had vermoed, toen ik zijn huis
je voorbij liep in vroeger jaren".
Ja zoo gaat het: de laatst overgebleve
ne uit het geboortestadje, de laatste der
Mohikanen, de laaste der Oempah's, de
laatste vlieg, interessant worden zij eerst
wanneer en omdat zijde laatste zijn!
H. G. C.
I Wrijf Jan kaai, rag an barstje in met
y Demae.Waadartijk reeals dit helpt!
p^^el 50 at Tuba 40 ct Daas 30ct.
De voornaamste gebeurtenis van de
laatste dagen is wel de groote rede,
die President Roosevelt heeft gehou
den. Hierin zeide hij o.a., dat, wan
neer Amerika spreekt over verdedi
ging van het Westelijk halfrond, het
daarmee niet alleen het gebied be
doelt van Noord-, Centraal- en Zuid-
Amerika en van de onmiddellijk aan
grenzende eilanden. Want ook het
recht op een vreedzaam gebruik van
den Atlantischen en van den Stillen
Oceaan behoort daartoe.
De Vereenigde Staten zijn van mee
ning, dat de verdediging van deze Oce
anen de belangrijkste factor in de ver
dediging en in de bescherming van de
eigen territoriale integriteit vormt.
Roosevelt verklaarde opnieuw, dat de
Vereenigde Staten in het vervolg Enge
land alle hulp zullen verleenen. zoolang
daarvan niet het deelnemen van Ame
rika aan den oorlog afhangt; in verband
met de Amerikaansche bewapening zei
hij:
„Wij bewapenen, om onszelf te verde
digen. Amerika wenscht geen oorlog, met
welk land ook. De bestaande gevaren
hebben de Vereenigde Staten echter ge
dwongen, den bouw te ondernemen van
een oorlogsvloot en van een luchtmacht,
die sterk genoeg zijn alle Amerikaan
sche belangen tegenJMJie combinatie van
vijandelijke machte: ce'verdedigen".
Een menigte va:'/meer dan 25.000 men
schen had zich bij het station verzameld.
Roosevelt improviseerde voor hen een
toespraak, waarin hij de optimistische
voorspelling, dat de Vereenigde Staten
zich buiten den huldigen oorlog zullen
weten te houden, verbond met den eisch
van de grootst mogélijke versnelling van
de bewapening.
„De scherpe taal kan er slechts toe
bijdragen, nog meer onrust onder de
Amerikaansche bevolking te brengen.
Ongetwijfeld werd de scherpe verklaring
afgelegd met het oog op de presidents
verkiezingen en daarinom binnen-
landsch politieke rede» i m Desondanks
zal zij er nauwelijks toè bijdragen Roo
sevelt's kansen bij de verkiezingen te
verbeteren. De hoop van Japan, dat men
in de Vereenigde Staten den geest van
het Driemogendhedenverdrag zal willen
begrijpen, dat elke verdere uitbreiding
van den oorlog wil verhinderen en het
herstel van den vrede beoogt, is door
Roosevelt's verklaring zwaar teleurge
steld".
In het Verre Oosten1 begint het meer
en meer te spannen voor de Amerikanen.
Het Amerikaansche Departement van
Marine heeft aan alle leden van de Ame
rikaansche ambassade bevolen, Peiping te
verlaten.
Zeventig van de 540 Amerikaansche
staatsburgers in Peiping zullen zoo snel
mogelijk geëvacueerd worden. Verschil
lende gezinnen van de leden der ambas
sade, waaronder ook de vrouw van den
ambassadeur met haar twee kinderen,
zullen waarschijnlijk 7 November ver-
trekken
Het filiaal van de City Bank of New
York heeft zijn cliëntèle verzocht hun
gelden terug te nemen. Het is mogelijk,
dat deze maatregel verband houdt met
de beginnende evacuatie van Ameri
kaansche burgers en ondernemingen uit
het Verre Oosten.
houdt U geregeld op de hoogte van de verschillende officleele mededee
lingen, distributiediensten, diverse voorschriften enz. enz. Abonneert U
derhalve op HET „NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD".
De plaatselijke krant, de krant uit eigen omgeving, bewijst haar be
staansrecht! Indien U alléén ons blad leest en niet met meerderen,
kunt U de mededeelingen gemakkelijk uitknippen en bewaren. Abon
neert U daarom zelf, ook wanneer U tot nu toe het blad met'n ander las.
JUIST NU UW EIGEN PLAATSELIJKE COURANT LEZEN
Zij, die zich met 1 Nov. op dit blad abonneeren ontvangen de vóór dien
datum verschijnende nummers GRATIS.
Op grond van de door de autoriteiten
verstrekte raadgeving hebben zich meer
dan duizend te Shanghai wonende Ame
rikanen op de evacuatielijst laten plaat
sen. Uit het feit, dat zoodoende een vier
de deel van de Amerikaansche kolonie
voor het vertrek gereed is, wordt opge
maakt, dat Amerikaansche kringen in
het Verre Oosten den toestand als zeer
ernstig beschouwen.
Het opbreken van de Amerikaansche
huishoudens en het sluiten der zaken
neemt steeds grootere vormen aan.
Naar verluidt, zijn Amerikaansche ben
zinefirma's bezig haar groote petroleum-
voorraden uit Shanghai en Hongkong
naar Singapore over te brengen, waar zij
eenerzij ds als reserve voor Amerikaan
sche oorlogsschepen en anderzijds voor
de Chineesche regeering worden opge
slagen. Te Washington acht men deze
voorzorg van de Amerikaansche firma's
zeer begrijpelijk.
Volgens Amerikaansche berichten uit
Tokio zijn vijftig tot honderd Ameri
kaansche burgers, die in Tokio wonen,
voornemens te vertrekken. In de distric
ten van Tokio en Yokohama wonen on
geveer 900 Amerikanen.
Ook aan alle in Engeland woonachtige
Amerikanen i5 dQQf het AHiet&aaG&ehe
consulaat-generaal schriftelijk de vraag
gesteld, of zij naar het vaderland wen-
schen terug te keeren, voor het geval
ambassadeur Kennedy voor transportge
legenheid zou kunnen zorgen.
Het Fransche ministerie van Buiten-
landsche Zaken maakt in een officieel
communiqué het standpunt bekend, dat
de Fransche regeering inneemt ten aan
zien van de vraagstukken, welke zijn op
geworpen door de recente nota van
Thailand (Siam). Volgens dit communi
qué verklaart de Fransche regeering zich
eerst in aansluiting op het 12 Juni 1940
gesloten niet-aanvalspact bereid, zonder
verwijl over te gaan tot uitwisseling van
de ratificatie-oorkonden.
Voorts heeft de Fransche regeering de
regeering van Thailand er van in kennis
gesteld, dat zij toestemt in het bijeen
komen van de gemengde commissie, zoo
als die genoemd wordt in het niet-aan-
valsverdrag, voordat het pact is geratL
ficeerd, onder voorwaarde, dat deze com"
missie geen andere territoriale vraag
stukken te behandelen krijgt dan de
verdeeling van de eilanden in de Mokong,
langs het traject, waar de rivier de grens
vormt tusschen Thailand en Indo-China.
Voorts heeft de Fransche regeering be
sloten, de gebiedseischen van Thailand,
welke betrekking hebben op omvangrijke
gebieden aan den rechteroever van de
Mokong, van de hand te wijzen.
De Italiaansche luchtmacht geeft thans
weer blijken van activiteit. Langs het
geheele front van de kust van het Oos
telijk bekken van de Middellandsche
Zee tot diep in de woestijn langs de linie,
waar de Italiaansche strijdkrachten te
gen de Engelschen optreden, die in
Egypte positie gekozen hebben, zijn de
Italiaansche vliegers met voortdurende
bomaanvallen bezig alle Britsche centra
van verzet in dit gebied te vernielen.
Na den opmarsch der Italiaansche
troepen naar Sidi el Barrani had de vij
and zijn steunpunten verloren en deze
meer dan honderd km. van de oude Li-
bysch-EgyptiSche grens steeds meer
oostwaarts moeten verplaatsen. In een
der laatste nachten hebben de Italiaan
sche vliegtuigen Moaten Bagush aange
vallen en belangrijke militaire doelen
alsmede een troepenkamp van den vij
and bij een spoorlijn tusschen Mersa
Matroe en Alexandrië met bommen be
stookt.
Nu bij ons 'k woon in de kuststreek
Men om tien uur thuis moet zijn,
Was dat feit al gauw een reden
Vóór "'t vernuftig mèhschenbrein
Om te zorgen, dat 't pandoertje
't Welk ontijdig moest gestaakt,
Tóch, en zonder overtreding,
Voortaan weer kon afgemaakt!
En we hebben dit gevonden:
Tien uur binnen zijnnou, klaar!
Dan maar éérder op visite,
Duswe eten bij elkaar!
En zoo kom je tegen zessen
Bij je vrienden op de thee,
En je neemt, als goede gasten,
Vleesch- en dnd're bonnen mee!
En je leert elkander kennen
In de huiselijkste sfeer,
Die van stamppot-met-andijvie,
Kool en spruitjes en zoo meer.
En 't is grappig maar w'ontdekken
Niéuwe kanten aan elkaar,
(En zeer zeker niet de slechtste)
Hoe stoof jij je groente gaar?
Kook je ook met weinig water?
Dat bespaart je even wat!
Nou begrijp ik 't: dddrom heb ik
Altijd zooveel gas gehad!
En je pannen óp elkander,
Dat is ook nog niet zoo dom
Heb je suiker? gunst, ik snap niet;
Waarom ik er dan niet kom?
Zeg, heb jij dat stuk gelezen:
„Hoe ik vitaminen win?"
'k Schil m'n aardappelen nóóit meer.
Daar zit juist het voedsel in!
En we kijken hier elkander
Zoo de (kook) kunst af een feit,
En de eene leert de ander:
Zuinigheid, in oorlogstijd!
(Nadruk verboden). G. B. Jr.
FEUILLETON.
23)
(Nadruk verboden)
„Ik verheug mij zeer, u bij ons te zullen
zien. Wij hebben elkaar vroeger wel eens
nu en dan ontmoet, maar nu ben ik ge
trouwd en kan u in mijn huis ontvangen,
't Is zalig, getrouwd te zijn. Volg spoedig
mijn boorbeeld".
„Een aandoenlijke vent!" dacht Gun-
ter, en ook hij wenschte dat Dellfort
nooit uit zijn geluksdroom ontwaken zou.
Jürgen nam zijn vrouw mee, hoewel zij
veel liever bij Gunter gebleven zou zijn.
Maar zij wilde tevens de gelegenheid
aangrijpen om Gunter in Jürgens oogen
geheel onschadelijk te maken, opdat hij
er niets in zou vinden, als zij nu meer
werk van Gunter ging maken.
„Hoe vind je mijnheer Heinersdorf,
Jürgen?" vroeg zij, zich tegen den arm
van haar man aandrukkend.
„Heel aardig, Lydia, ik houd hem voor
een flinke vent. Hij zou veel beter bij je
hebben gepast dan ik, geloof ik".
„Maar Jürgen, je weet toch, dat ik
zoogenaamde knappe mannen niet kan
uitstaan!"
„O neen, schat je, een mooie man is hij
niet, daarvoor heeft hij een veel te ka
rakteristieken kop. Maar ik kan er slechts
blij om zijn, dat je hem ook zoo vindt.
Er is wel een tijd geweest, dat ik vrees
de dat hij je zou wegkapen; hij was zoo
veel in je nabijheid.
Nu was. voor Lydia het oogenblik aan
gebroken om haar man den blinddoek
voor te binden.
„Maar Jürgen, het was hem alleen te
doen om Lena. Ik zal het je in 't diep
ste geheim vertellen: er is tusschen hem
en Lena iets gaande. Maar zij kunnen
het nog niet eens worden, Lena is zoo
zwaartillend, weet je. En ik heb mij voor
genomen hen een handje te helpen. Ik
moet op diplomatische wijze eenige pres
sie op Heinersdorf uitoefenen. Als je mij
dus met hem bezig ziet, kom ons dan
niet storen".
Hij keek haar verrukt aan.
„Je bent toch een verstandig wijfje,
behalve mooi en betooverend. En ik gun
Lena dien prachtjongen. Maar ik vind
haar niet zwaartillend, alleen zoo'n beet
je terughoudend en bescheiden. Ik mag
haar graag".
„Jürgen, wou je mij jaloersch maken!
plaagde zij.
Hij drukte haar arm tegen zich aan.
„Ach, mijn lief vrouwtje, wie kan het
in mijn hart tegen jou opnemen? Zelfs
Lena niet".
„Kom, kom maar zij komt toch ze
ker direct na mij?"
„Ik houd reeds daarom van haar, om
dat zij je zuster is. Zij is een bovenste
beste, dat staat vast, maar in de scha
duw van mijn vrouwtje kan zij natuur
lijk niet staan".
„Wees dan maar blij, Jürgen, anders
zou ik je oogen hebben uitgekrabd. Gun
ter Heinersdorf gun ik haar wel, maar
mijn Jürgen niet".
„Lieveling, als wij nu alleen waren, zou
ik je dooddrukken van gelukzaligheid!"
„Dan ben ik erg blij, dat wij niet al
leen zijn, woesteling. Zou jij je wijfje wil
len dooddrukken?"
„Zoo'n klein beetje maar, liefste. Heb
je gemerkt, dat alle mannen hun oogen
weer naar je uitkijken? Dat maakt mij
zoo trotsch. „Kijk maar", denk ik dan,
„zij is toch alleen maar van mij; jelui
hebben geen schijntje kans".
Lydia liet zich kalm en onverstoorbaar
door haar man aanbidden, het kwam uit
stekend in haar kraam te pas. Zij kon
niet genoeg bewierookt worden. Zij was
nu zeer over zichzelve tevreden; zij had
zich tegenover Jürgen gedekt, als deze
haar zoo druk met Gunter bezig zag. Dat
deze zoo terughoudend jegens haar was,
vuurde haar nog meer aan. Zij moest
en zou hem weer voor zich winnen, en
haar ijdelheid wilde haar niet doen gé-
looven, dat zij daarin niet slagen kon.
Zij kende immers de mannen, zij waren
nog veel ij deler dan vrouwen, en hun
mannentrots moest steeds gestreeld wor
den En als zij aan dien avond dacht,
waarop hij haar met zijn gloeiende kus
sen overdekt had
Lydia speelde met deze gedachten; zij
speelde met alles, wat het leven bracht.
Als zij met Gunter getrouwd was, dacht
zij zou ook hij haar gauw verveeld heb
ben. Maar als haar minnaar was het iets
anders
En terwijl dit alles haar door het hoofd
speelde, liep zij aan den arm van Jürgen
tusschen de andere gasten door en amu
seerde zich met alle mannen het hoofd
op hol te brengen, om daarna de oogen te
zoeken van Gunter.
Deze stond op dat oogenblik met Lena
in een zijkamer.
„Nu moet je je een weinig aan mij
wijden, Lena, ik ben «toch ook je gast.
Blijf wat bij mij, er is hier niemand".
Zij keek hem een weinig onzeker aan.
„Je weet, dat ik niets liever doe dan
dat Gunter".
„Ja, dat weet ik, en het maakt mij zoo
gelukkig".
Hij kuste haar hand, en zou graag haar
lippen gekust hebben. Hij zei het haar,
en zij week terug.
„Er zou iemand kunnen komen, Gun-
ter"
„Dan zouden wij onze verloving publiek
maken Zouden wij dat toch maar niet
doen, Lena? Je kunt 't best met mij wa
gen, want Lydia heeft mij het vuur na
aan de schenen gelegd en zich onbe
schaamd aan mij opgedrongen. Maar ge
loof mij, er sluimert geen vonkje voor
haar meer onder de asch. Zal ik dadelijk
met je vader spreken?"
„Neen, Gunter, vanavond niet, je weet
nooit waartoe Lydia in staat is. Ik wil
haar eerst voorbereiden, en jij moet tijd
hebben om met je gevoelens voor haar
in 't reine te komen."
Hij zuchtte diep en keek haar smee-
kend aan.
„Liefste Lena, ik ben daaromtrent vol
komen zeker van mezelven. Ik heb alleen
jou lief, je zuster is mij tot een last. Zij
heeft het nu zoo weten aan te leggen,
dat ik voor Woensdag een invitatie bij
haar aan huis aangenomen heb".
En hij vertelde haar, hoe Lydia dat
aangelegd had. Zij luisterde en keek hem
daarbij vol liefde aan.
Toen hij had uitgesproken, reikte zij
hem de hand met een onbeschrijflijk lief
gebaar.
„O, Gunter, als alles goed gaat, wat
zullen wij dan later gelukkig met elkan
der kunnen zijn!"
„Ik met jou, Lena! Je straalt reeds nu
als een bruid".
„Maar Lydia is duizendmaal mooier
dan ik".
„Dwaze Lena als je eens wist, hoe
veel mooier je bent, in al je reinheid en
ongekunsteldheid. Maar kom. laten wij
ons weer bij de anderen voegen ik kan
het haast niet uithouden, je zoo kalm
voor mij te zien staan".
Zij keerden naar het gezelschap terug.
Lydia zag hen aankomen en haar oogen
flikkerden. Zij bemerkte, dat Lena den
strijd met haar had aangebonden
maar zij was overtuigd, dat zij alleen de
zegepraal zou behalen.
VIII.
Lena had beloofd, Donderdag weer in
de fabriek te komen, Gunter wilde haar
stoffen voor het dames-ameublement
voorleggen. Zij mocht uitkiezen wat haar
het best beviel. Zij had hem verzocht er
mee te wachten en toen had hij haar
verwijtend aangekeken. En daarna had
zij toegegeven.
Toen Gunter haar bij haar aankomst
tegemoet liep, zei hij bijna overmoedig:
„Vandaag ga ik mijn kaartje afgeven
bij de Dellforts. je moet de conventie in
acht nemen Maar een visite maak ik
niet".
„Vind je dat te gevaarlijk?" vroeg zij.
Hij lachte.
„Wees onbezorgd, al lokte vrouw Venus
zelve mij in haar grot, dan nog zou zij
geen gevaar voor mij opleveren.* Maar
kom, laat ons nu de stoffen gaan bekij
ken. Ik ben benieuwd of je je keuze zult
laten vallen op die, welke ik het mooist
vind".
Hij bracht haar naar zijn kantoor,
waar op een tafel verscheidene stoffen
uitgespreid lagen. Lena ging zitten, be
keek het eene patroon na het andere en
zij vond ze alle mooi, tot haar oog viel op
een prachtig brokaat van koningsblauw
met goud.
„Dat is magnifiek." riep zij.
Hij knikte haar stralend toe.
„Nietwaar, dit vind jij ook het mooist?"
Zij keek hem een weinig aarzelend aaA.
„Maar het zal zeker wel heel duur zijn?"
„Voor jou kan niets te duur zijn, Lena.
Ik heb lang gezocht, voor ik het voor jou
geschikte vond. Maar nu ben ik tevreden.
Denk je deze stof voor de leunstoelen.
Jij zult je lieve kopje er tegen laten rus
ten en er in zitten als een koningin".
Zij ondersteunde haar hoofd met haar
gevouwen handen.
„Het lijkt alles als een sprookje, Gun
ter".
„Maar een sprookje, dat werkelijkheid
zal worden. Dat boudoir geef ik je als
huwelijksgeschenk, en het moet alle lief
de uitdrukken, die ik voor je voel".
Zij zuchtte licht.
„Dat wordt een duur cadeau, Gunter
het bezwaart mij, dat ik je zoo op
kosten jaag".
Hij trok haar lachend tot zich en keek
haar overmoedig aan.
„Hoeveel kost de wereld? Als ik die aan
de voeten van mijn liefste leggen kon,
zou ik het doen. Maar nu weg met Je be
zorgdheden om mij. Mijn lieve deelge-
noote, hiermee zeg ik je het aan mij ge
leende kapitaal op, het zal je nog voor de
bruiloft terugbetaald worden".
(Wordt vervolgd).