voor Landbouw, Handel en Nijverheid Verschijnt Woensdags en Zaterdags DAM PO iiw We kijken elkaar de (kook)kunst af! 52e jaargang No. 84. Zaterdag 19 October 1940. De laatste vlieg. KINDJE VERKOUDEN BUITENLANDSCH OVERZICHT HET RAADSEL" Oplaag 5500 exemplaren. Firma J. G. DIJKHUIS, Sappemeer Naar aanleiding mn Öë2ë rede schrijft de „Jomioeri Sjimboen" te Tokio: Het „NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD" Dit nummer bestaat uit 2 Bladen. Nieuws- en Advertentieblad ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 60 cent. Franco per post 75 cent (bij vooruitbetaling) ADVERTENTIËN Voor het nummer van WOENSDAG moeten Dinsdags avonds en die voor het ZATERDAG NUMMER Vrijdagsavonds uiterlijk 6 uur op ons Bureau ingeleverd zijn. UITGAVE (P. SEGGERS) PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van —5 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Rubriek Vraag en aan bod: Van 1—5 regels 40 ct. Voor in gezonden mededeelingen en adverten- tiën tusschen de tekst yrage men in lichtingen en tarieven aan ons Bureau Telefoon 214. Postrekening 171219. (Nadruk verboden). Wanneer de herfst is ingevallen en men de kachel heeft aangestoken, zijn eensklaps de plaaggeesten van het war me seizoen, ,de wespen, muggen en vlie gen verdwenen. Het is stil in de kamer geworden, dezelfde stilte, die ook bui ten aan den herfst zijn eigenaardig ka rakter verleent, waar geen vee meer de wei opfleurt en geen vogels het geboom te langer bevolken. Binnen en buiten is de slaperige rust over de wereld geko men, die aan den winterschen dood voor afgaat. Maar dan kan, als men, na een wande ling door de stervende natuur thuisge- keerd, in zijn stoel uitrust, een enkele vlieg de droomerige stemming verstoren. De aanval van dit kleine kwelduiveltje op het humeur is hardnekkiger nu dan toen hij in massa geschiedde. Die laatste vlieg laat zich niet wegjagen; altijd is hij er weer: als men aan tafel zit, vergalt hij het eten; leest men de krant, dan kruipt hij over de letters; hij balanceert over het theelepeltje en maakt een tombade in de suiker. Legt men zich behaaglijk te bed, dan is het die vlieg weer, die met zijn gekriebel over voorhoofd en neus je uit den slaap houdt. De vliegen des zomers zijn rap en schrikachtig; men kan telkens probeeren, ze onschadelijk te maken, maar ze zijn ieder te gauw af. Die levendigheid is het juist, welk hen zoo hinderlijk doet zijn. Maar de laatste vlieg heeft de loomheid en droomerigheid van het seizoen overge nomen, Hij is te slaperig om uit den weg te gaan, ials gevaar hem dreigt; met on verstoorbare traagheid herhaalt hij zijn korte vluchten en hij blijft zitten waar hij zit. Half versuft als hij is, lijkt het een klein kunstje, hem naar de andere wereld te helpen. En toch zal iedere le zer het met ons eens zijn, dat het altijd nog gemakkelijker valt, zoo'n vliegje in den zomer ter dpod te brengen^dan deze laatst overgebleven sufferd van het vlie- gengeslacht. Gemakkelijk kunnen wij hem vangen, maarer is iets in ons, wat zich hier tegen verzet. Het is, of die laatste vlieg tot de heilige dieren behoort, die men uit eerbied of bijgeloof spaart. Waarom be vrijden wij ons niet van dit lastig gezel schap? Is het uit medelijden met zijn hulpeloozen staat? Zooals men ook geen zieke of oude dieren opjaagt, omdat zij als 't ware reeds zijn beschermd door het raadsel van den dood. Nee, het is hier iets anders! Die halfdoode vlieg is de laatste herinnering aan het schoone seizoen, waarbij hij hoort. Hij vervult ons met dezelfde wee moed en met hetzelfde heimwee als de door dichters zoo vaak bezongen „laatste roos". Rozen hebben den zomer ons schoon gemaakt en vliegen hebben ons den zo- mer vergald. En tóch vereeren wij bij de laatste roos ook de laatste vlieg? Gedachtenis aan lieflijk verleden, ge denkstuk van vergane glorie, het be hoeven geen aangename opjecten te zijn; de herinnering alleen maakt ook het on aangename van waarde. Wij ontmoeten een ouden schoolmeester, of een man met wien wij lang geleden gelijktijdig onder dienst zijn geweest. Of iemand, die als bijfiguur een rol heeft gespeeld in een onzer levensromans. Het tan zijn, dat wij aan zoo iemand destijds het land hebben gehad, dat hij ons heeft verveeld of gehinderd, ja misschien is hij toen wel onze vijand geweest. Maar tóch klopt ons het hart van een vreemde ontroering, wanneer wij hem thans na jaren eens klaps terug zien: den iaatsten getuige van verloren geluk! Wij kunnen hem geen belet geven, als hij bij ons aanbelt en wij kunnen hem onze diensten niet weigeren, als hij een beroep doet op de relatie van vroeger. Evenmin als het ons gelukt, de laatste vlieg dood te sliaan. Onlangs spraken wij een man van mid delbaren leeftijd, die nog steeds zeer aan zijn geboorteplaats is gehecht. Hij vertel de ons, dat hij ieder jaar in de zomer- vacantie dat stadje een bezoek brengt. „En dan ben ik steeds blij, wanneer ik nog een oude kennis ontmoet", zei hij. „Maar die worden van jaar tot jaar zeld zamer. Die oude menschen sterven al lengs uit. En het zonderlinge is, dat ik hierdoor bij elk bezoek meer moeite krijg, nog iemand uit mijn tijd terug te vin den. Zoo ben ik van den zomer bij iemand binnengeloopen, naar wien ik vroeger niet heb omgekeken. Het was een onbelangrijk mannetje, dat in een klein huisje woonde. Ik had geen enkele her innering aan hem, had nooit iets met hem beleefd en had hem zelfs, geloof ik, nooit gesproken. Maar nu er niemand anders meer was overgebleven, dacht ik: ik ga hem eens opzoeken, want met hem kan ik in elk geval dan toch nog over den ouden tijd praten. Nu, die man vond het natuurlijk prachtig eh was zeer ver eerd. Maar hij wist niet, dat ik hem wel voor lief moest nemen, omdat er geen ander meer in leven was. Toch ben ik blij, naar hem toe te zijn gegaan. Die man viel mee en er was veel meer aan dan ik had vermoed, toen ik zijn huis je voorbij liep in vroeger jaren". Ja zoo gaat het: de laatst overgebleve ne uit het geboortestadje, de laatste der Mohikanen, de laaste der Oempah's, de laatste vlieg, interessant worden zij eerst wanneer en omdat zijde laatste zijn! H. G. C. I Wrijf Jan kaai, rag an barstje in met y Demae.Waadartijk reeals dit helpt! p^^el 50 at Tuba 40 ct Daas 30ct. De voornaamste gebeurtenis van de laatste dagen is wel de groote rede, die President Roosevelt heeft gehou den. Hierin zeide hij o.a., dat, wan neer Amerika spreekt over verdedi ging van het Westelijk halfrond, het daarmee niet alleen het gebied be doelt van Noord-, Centraal- en Zuid- Amerika en van de onmiddellijk aan grenzende eilanden. Want ook het recht op een vreedzaam gebruik van den Atlantischen en van den Stillen Oceaan behoort daartoe. De Vereenigde Staten zijn van mee ning, dat de verdediging van deze Oce anen de belangrijkste factor in de ver dediging en in de bescherming van de eigen territoriale integriteit vormt. Roosevelt verklaarde opnieuw, dat de Vereenigde Staten in het vervolg Enge land alle hulp zullen verleenen. zoolang daarvan niet het deelnemen van Ame rika aan den oorlog afhangt; in verband met de Amerikaansche bewapening zei hij: „Wij bewapenen, om onszelf te verde digen. Amerika wenscht geen oorlog, met welk land ook. De bestaande gevaren hebben de Vereenigde Staten echter ge dwongen, den bouw te ondernemen van een oorlogsvloot en van een luchtmacht, die sterk genoeg zijn alle Amerikaan sche belangen tegenJMJie combinatie van vijandelijke machte: ce'verdedigen". Een menigte va:'/meer dan 25.000 men schen had zich bij het station verzameld. Roosevelt improviseerde voor hen een toespraak, waarin hij de optimistische voorspelling, dat de Vereenigde Staten zich buiten den huldigen oorlog zullen weten te houden, verbond met den eisch van de grootst mogélijke versnelling van de bewapening. „De scherpe taal kan er slechts toe bijdragen, nog meer onrust onder de Amerikaansche bevolking te brengen. Ongetwijfeld werd de scherpe verklaring afgelegd met het oog op de presidents verkiezingen en daarinom binnen- landsch politieke rede» i m Desondanks zal zij er nauwelijks toè bijdragen Roo sevelt's kansen bij de verkiezingen te verbeteren. De hoop van Japan, dat men in de Vereenigde Staten den geest van het Driemogendhedenverdrag zal willen begrijpen, dat elke verdere uitbreiding van den oorlog wil verhinderen en het herstel van den vrede beoogt, is door Roosevelt's verklaring zwaar teleurge steld". In het Verre Oosten1 begint het meer en meer te spannen voor de Amerikanen. Het Amerikaansche Departement van Marine heeft aan alle leden van de Ame rikaansche ambassade bevolen, Peiping te verlaten. Zeventig van de 540 Amerikaansche staatsburgers in Peiping zullen zoo snel mogelijk geëvacueerd worden. Verschil lende gezinnen van de leden der ambas sade, waaronder ook de vrouw van den ambassadeur met haar twee kinderen, zullen waarschijnlijk 7 November ver- trekken Het filiaal van de City Bank of New York heeft zijn cliëntèle verzocht hun gelden terug te nemen. Het is mogelijk, dat deze maatregel verband houdt met de beginnende evacuatie van Ameri kaansche burgers en ondernemingen uit het Verre Oosten. houdt U geregeld op de hoogte van de verschillende officleele mededee lingen, distributiediensten, diverse voorschriften enz. enz. Abonneert U derhalve op HET „NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD". De plaatselijke krant, de krant uit eigen omgeving, bewijst haar be staansrecht! Indien U alléén ons blad leest en niet met meerderen, kunt U de mededeelingen gemakkelijk uitknippen en bewaren. Abon neert U daarom zelf, ook wanneer U tot nu toe het blad met'n ander las. JUIST NU UW EIGEN PLAATSELIJKE COURANT LEZEN Zij, die zich met 1 Nov. op dit blad abonneeren ontvangen de vóór dien datum verschijnende nummers GRATIS. Op grond van de door de autoriteiten verstrekte raadgeving hebben zich meer dan duizend te Shanghai wonende Ame rikanen op de evacuatielijst laten plaat sen. Uit het feit, dat zoodoende een vier de deel van de Amerikaansche kolonie voor het vertrek gereed is, wordt opge maakt, dat Amerikaansche kringen in het Verre Oosten den toestand als zeer ernstig beschouwen. Het opbreken van de Amerikaansche huishoudens en het sluiten der zaken neemt steeds grootere vormen aan. Naar verluidt, zijn Amerikaansche ben zinefirma's bezig haar groote petroleum- voorraden uit Shanghai en Hongkong naar Singapore over te brengen, waar zij eenerzij ds als reserve voor Amerikaan sche oorlogsschepen en anderzijds voor de Chineesche regeering worden opge slagen. Te Washington acht men deze voorzorg van de Amerikaansche firma's zeer begrijpelijk. Volgens Amerikaansche berichten uit Tokio zijn vijftig tot honderd Ameri kaansche burgers, die in Tokio wonen, voornemens te vertrekken. In de distric ten van Tokio en Yokohama wonen on geveer 900 Amerikanen. Ook aan alle in Engeland woonachtige Amerikanen i5 dQQf het AHiet&aaG&ehe consulaat-generaal schriftelijk de vraag gesteld, of zij naar het vaderland wen- schen terug te keeren, voor het geval ambassadeur Kennedy voor transportge legenheid zou kunnen zorgen. Het Fransche ministerie van Buiten- landsche Zaken maakt in een officieel communiqué het standpunt bekend, dat de Fransche regeering inneemt ten aan zien van de vraagstukken, welke zijn op geworpen door de recente nota van Thailand (Siam). Volgens dit communi qué verklaart de Fransche regeering zich eerst in aansluiting op het 12 Juni 1940 gesloten niet-aanvalspact bereid, zonder verwijl over te gaan tot uitwisseling van de ratificatie-oorkonden. Voorts heeft de Fransche regeering de regeering van Thailand er van in kennis gesteld, dat zij toestemt in het bijeen komen van de gemengde commissie, zoo als die genoemd wordt in het niet-aan- valsverdrag, voordat het pact is geratL ficeerd, onder voorwaarde, dat deze com" missie geen andere territoriale vraag stukken te behandelen krijgt dan de verdeeling van de eilanden in de Mokong, langs het traject, waar de rivier de grens vormt tusschen Thailand en Indo-China. Voorts heeft de Fransche regeering be sloten, de gebiedseischen van Thailand, welke betrekking hebben op omvangrijke gebieden aan den rechteroever van de Mokong, van de hand te wijzen. De Italiaansche luchtmacht geeft thans weer blijken van activiteit. Langs het geheele front van de kust van het Oos telijk bekken van de Middellandsche Zee tot diep in de woestijn langs de linie, waar de Italiaansche strijdkrachten te gen de Engelschen optreden, die in Egypte positie gekozen hebben, zijn de Italiaansche vliegers met voortdurende bomaanvallen bezig alle Britsche centra van verzet in dit gebied te vernielen. Na den opmarsch der Italiaansche troepen naar Sidi el Barrani had de vij and zijn steunpunten verloren en deze meer dan honderd km. van de oude Li- bysch-EgyptiSche grens steeds meer oostwaarts moeten verplaatsen. In een der laatste nachten hebben de Italiaan sche vliegtuigen Moaten Bagush aange vallen en belangrijke militaire doelen alsmede een troepenkamp van den vij and bij een spoorlijn tusschen Mersa Matroe en Alexandrië met bommen be stookt. Nu bij ons 'k woon in de kuststreek Men om tien uur thuis moet zijn, Was dat feit al gauw een reden Vóór "'t vernuftig mèhschenbrein Om te zorgen, dat 't pandoertje 't Welk ontijdig moest gestaakt, Tóch, en zonder overtreding, Voortaan weer kon afgemaakt! En we hebben dit gevonden: Tien uur binnen zijnnou, klaar! Dan maar éérder op visite, Duswe eten bij elkaar! En zoo kom je tegen zessen Bij je vrienden op de thee, En je neemt, als goede gasten, Vleesch- en dnd're bonnen mee! En je leert elkander kennen In de huiselijkste sfeer, Die van stamppot-met-andijvie, Kool en spruitjes en zoo meer. En 't is grappig maar w'ontdekken Niéuwe kanten aan elkaar, (En zeer zeker niet de slechtste) Hoe stoof jij je groente gaar? Kook je ook met weinig water? Dat bespaart je even wat! Nou begrijp ik 't: dddrom heb ik Altijd zooveel gas gehad! En je pannen óp elkander, Dat is ook nog niet zoo dom Heb je suiker? gunst, ik snap niet; Waarom ik er dan niet kom? Zeg, heb jij dat stuk gelezen: „Hoe ik vitaminen win?" 'k Schil m'n aardappelen nóóit meer. Daar zit juist het voedsel in! En we kijken hier elkander Zoo de (kook) kunst af een feit, En de eene leert de ander: Zuinigheid, in oorlogstijd! (Nadruk verboden). G. B. Jr. FEUILLETON. 23) (Nadruk verboden) „Ik verheug mij zeer, u bij ons te zullen zien. Wij hebben elkaar vroeger wel eens nu en dan ontmoet, maar nu ben ik ge trouwd en kan u in mijn huis ontvangen, 't Is zalig, getrouwd te zijn. Volg spoedig mijn boorbeeld". „Een aandoenlijke vent!" dacht Gun- ter, en ook hij wenschte dat Dellfort nooit uit zijn geluksdroom ontwaken zou. Jürgen nam zijn vrouw mee, hoewel zij veel liever bij Gunter gebleven zou zijn. Maar zij wilde tevens de gelegenheid aangrijpen om Gunter in Jürgens oogen geheel onschadelijk te maken, opdat hij er niets in zou vinden, als zij nu meer werk van Gunter ging maken. „Hoe vind je mijnheer Heinersdorf, Jürgen?" vroeg zij, zich tegen den arm van haar man aandrukkend. „Heel aardig, Lydia, ik houd hem voor een flinke vent. Hij zou veel beter bij je hebben gepast dan ik, geloof ik". „Maar Jürgen, je weet toch, dat ik zoogenaamde knappe mannen niet kan uitstaan!" „O neen, schat je, een mooie man is hij niet, daarvoor heeft hij een veel te ka rakteristieken kop. Maar ik kan er slechts blij om zijn, dat je hem ook zoo vindt. Er is wel een tijd geweest, dat ik vrees de dat hij je zou wegkapen; hij was zoo veel in je nabijheid. Nu was. voor Lydia het oogenblik aan gebroken om haar man den blinddoek voor te binden. „Maar Jürgen, het was hem alleen te doen om Lena. Ik zal het je in 't diep ste geheim vertellen: er is tusschen hem en Lena iets gaande. Maar zij kunnen het nog niet eens worden, Lena is zoo zwaartillend, weet je. En ik heb mij voor genomen hen een handje te helpen. Ik moet op diplomatische wijze eenige pres sie op Heinersdorf uitoefenen. Als je mij dus met hem bezig ziet, kom ons dan niet storen". Hij keek haar verrukt aan. „Je bent toch een verstandig wijfje, behalve mooi en betooverend. En ik gun Lena dien prachtjongen. Maar ik vind haar niet zwaartillend, alleen zoo'n beet je terughoudend en bescheiden. Ik mag haar graag". „Jürgen, wou je mij jaloersch maken! plaagde zij. Hij drukte haar arm tegen zich aan. „Ach, mijn lief vrouwtje, wie kan het in mijn hart tegen jou opnemen? Zelfs Lena niet". „Kom, kom maar zij komt toch ze ker direct na mij?" „Ik houd reeds daarom van haar, om dat zij je zuster is. Zij is een bovenste beste, dat staat vast, maar in de scha duw van mijn vrouwtje kan zij natuur lijk niet staan". „Wees dan maar blij, Jürgen, anders zou ik je oogen hebben uitgekrabd. Gun ter Heinersdorf gun ik haar wel, maar mijn Jürgen niet". „Lieveling, als wij nu alleen waren, zou ik je dooddrukken van gelukzaligheid!" „Dan ben ik erg blij, dat wij niet al leen zijn, woesteling. Zou jij je wijfje wil len dooddrukken?" „Zoo'n klein beetje maar, liefste. Heb je gemerkt, dat alle mannen hun oogen weer naar je uitkijken? Dat maakt mij zoo trotsch. „Kijk maar", denk ik dan, „zij is toch alleen maar van mij; jelui hebben geen schijntje kans". Lydia liet zich kalm en onverstoorbaar door haar man aanbidden, het kwam uit stekend in haar kraam te pas. Zij kon niet genoeg bewierookt worden. Zij was nu zeer over zichzelve tevreden; zij had zich tegenover Jürgen gedekt, als deze haar zoo druk met Gunter bezig zag. Dat deze zoo terughoudend jegens haar was, vuurde haar nog meer aan. Zij moest en zou hem weer voor zich winnen, en haar ijdelheid wilde haar niet doen gé- looven, dat zij daarin niet slagen kon. Zij kende immers de mannen, zij waren nog veel ij deler dan vrouwen, en hun mannentrots moest steeds gestreeld wor den En als zij aan dien avond dacht, waarop hij haar met zijn gloeiende kus sen overdekt had Lydia speelde met deze gedachten; zij speelde met alles, wat het leven bracht. Als zij met Gunter getrouwd was, dacht zij zou ook hij haar gauw verveeld heb ben. Maar als haar minnaar was het iets anders En terwijl dit alles haar door het hoofd speelde, liep zij aan den arm van Jürgen tusschen de andere gasten door en amu seerde zich met alle mannen het hoofd op hol te brengen, om daarna de oogen te zoeken van Gunter. Deze stond op dat oogenblik met Lena in een zijkamer. „Nu moet je je een weinig aan mij wijden, Lena, ik ben «toch ook je gast. Blijf wat bij mij, er is hier niemand". Zij keek hem een weinig onzeker aan. „Je weet, dat ik niets liever doe dan dat Gunter". „Ja, dat weet ik, en het maakt mij zoo gelukkig". Hij kuste haar hand, en zou graag haar lippen gekust hebben. Hij zei het haar, en zij week terug. „Er zou iemand kunnen komen, Gun- ter" „Dan zouden wij onze verloving publiek maken Zouden wij dat toch maar niet doen, Lena? Je kunt 't best met mij wa gen, want Lydia heeft mij het vuur na aan de schenen gelegd en zich onbe schaamd aan mij opgedrongen. Maar ge loof mij, er sluimert geen vonkje voor haar meer onder de asch. Zal ik dadelijk met je vader spreken?" „Neen, Gunter, vanavond niet, je weet nooit waartoe Lydia in staat is. Ik wil haar eerst voorbereiden, en jij moet tijd hebben om met je gevoelens voor haar in 't reine te komen." Hij zuchtte diep en keek haar smee- kend aan. „Liefste Lena, ik ben daaromtrent vol komen zeker van mezelven. Ik heb alleen jou lief, je zuster is mij tot een last. Zij heeft het nu zoo weten aan te leggen, dat ik voor Woensdag een invitatie bij haar aan huis aangenomen heb". En hij vertelde haar, hoe Lydia dat aangelegd had. Zij luisterde en keek hem daarbij vol liefde aan. Toen hij had uitgesproken, reikte zij hem de hand met een onbeschrijflijk lief gebaar. „O, Gunter, als alles goed gaat, wat zullen wij dan later gelukkig met elkan der kunnen zijn!" „Ik met jou, Lena! Je straalt reeds nu als een bruid". „Maar Lydia is duizendmaal mooier dan ik". „Dwaze Lena als je eens wist, hoe veel mooier je bent, in al je reinheid en ongekunsteldheid. Maar kom. laten wij ons weer bij de anderen voegen ik kan het haast niet uithouden, je zoo kalm voor mij te zien staan". Zij keerden naar het gezelschap terug. Lydia zag hen aankomen en haar oogen flikkerden. Zij bemerkte, dat Lena den strijd met haar had aangebonden maar zij was overtuigd, dat zij alleen de zegepraal zou behalen. VIII. Lena had beloofd, Donderdag weer in de fabriek te komen, Gunter wilde haar stoffen voor het dames-ameublement voorleggen. Zij mocht uitkiezen wat haar het best beviel. Zij had hem verzocht er mee te wachten en toen had hij haar verwijtend aangekeken. En daarna had zij toegegeven. Toen Gunter haar bij haar aankomst tegemoet liep, zei hij bijna overmoedig: „Vandaag ga ik mijn kaartje afgeven bij de Dellforts. je moet de conventie in acht nemen Maar een visite maak ik niet". „Vind je dat te gevaarlijk?" vroeg zij. Hij lachte. „Wees onbezorgd, al lokte vrouw Venus zelve mij in haar grot, dan nog zou zij geen gevaar voor mij opleveren.* Maar kom, laat ons nu de stoffen gaan bekij ken. Ik ben benieuwd of je je keuze zult laten vallen op die, welke ik het mooist vind". Hij bracht haar naar zijn kantoor, waar op een tafel verscheidene stoffen uitgespreid lagen. Lena ging zitten, be keek het eene patroon na het andere en zij vond ze alle mooi, tot haar oog viel op een prachtig brokaat van koningsblauw met goud. „Dat is magnifiek." riep zij. Hij knikte haar stralend toe. „Nietwaar, dit vind jij ook het mooist?" Zij keek hem een weinig aarzelend aaA. „Maar het zal zeker wel heel duur zijn?" „Voor jou kan niets te duur zijn, Lena. Ik heb lang gezocht, voor ik het voor jou geschikte vond. Maar nu ben ik tevreden. Denk je deze stof voor de leunstoelen. Jij zult je lieve kopje er tegen laten rus ten en er in zitten als een koningin". Zij ondersteunde haar hoofd met haar gevouwen handen. „Het lijkt alles als een sprookje, Gun ter". „Maar een sprookje, dat werkelijkheid zal worden. Dat boudoir geef ik je als huwelijksgeschenk, en het moet alle lief de uitdrukken, die ik voor je voel". Zij zuchtte licht. „Dat wordt een duur cadeau, Gunter het bezwaart mij, dat ik je zoo op kosten jaag". Hij trok haar lachend tot zich en keek haar overmoedig aan. „Hoeveel kost de wereld? Als ik die aan de voeten van mijn liefste leggen kon, zou ik het doen. Maar nu weg met Je be zorgdheden om mij. Mijn lieve deelge- noote, hiermee zeg ik je het aan mij ge leende kapitaal op, het zal je nog voor de bruiloft terugbetaald worden". (Wordt vervolgd).

Kranten- en periodiekenviewer van het Historisch Archief Midden-Groningen


Nieuws- en Advertentieblad, Sappemeer nl | 1940 | | pagina 1